+ Plus

Motorverzamelaar Louwrens Wigchers

Vanaf zijn jeugd is Louwrens Wigchers (63) bij de motorsport betrokken. Hoe kan het ook anders als je vader in 1938 meerijd in de TT van Assen en je optrekt met Drikus Veer en Egbert Streuer. Zelf reed Wigchers het liefste offroad, als zijn transportbedrijf dat qua tijd toeliet. Nu er meer vrije tijd is, heeft hij zich op het verzamelen van motoren gestort. Het resultaat: een museum met inmiddels 650 brommers en motorfietsen! “Als ik iets doe, dan probeer ik het goed te doen. Dat straalt dit museum ook uit,” aldus Wigchers. “Een feest der herkenning,” zo noemt Louwrens Wigchers zijn verzameling klassieke brommers en motorfietsen in het ‘Motor & Brommermuseum Schoonoord’. En de verzameling van Louwrens mag met recht een verzameling heten: in twee hallen staan honderden brommers en motorfietsen in het gelid. Keurig gerangschikt per merk of per land met een informatielabel aan het stuur. Het accent ligt daarbij duidelijk ligt op de naoorlogse klassiekers, alhoewel er ook bijvoorbeeld een Batavus of een Scott racemotor uit 1936 zijn te bewonderen. “Maar de Bayliss Thomass racemotor van mijn vader heb ik nooit meer kunnen achterhalen,” aldus Wigchers. Wel staat er een JAP-motorblok waarmee zijn vader wedstrijden reed. “Dat is zelfs een speciaal raceblok, want het merk is er met schrijfletters opgezet.” Vader Jaap Wigchers reed er in 1938 de TT van Assen mee. Het was de wedstrijd waarin Drikus Veer uitviel. Het zou het begin zijn van een langdurige relatie tussen de families Veer en Wigchers. Met als gevolg dat Drikus Veer voor tien jaar terug zijn collectie helmen, bokalen en andere snuisterijen in een vitrinekast in het Schoonoordse museum achterliet. Een prominente plaats vlak bij de deur is ingeruimd voor drie Panther motorfietsen uit de vijftiger en zestiger jaren. Met de 250 cc reed Louwrens Wigchers zelf al toen hij twaalf jaar was en die staat nu gestald tussen een 350 cc en een 500 cc. Trouwens op elfjarige leeftijd maakte Wigchers de buurt al onveilig op een Berini ‘eitje’. “Die Berini kocht ik toen voor 75 gulden en ik verkocht hem later weer voor 175 gulden. Dat was voor die tijd een wereldwinst. Om honderd gulden te verdienen moest je anderhalve week werken!” De handelsgeest èn hart voor motoren en brommers, het zat er bij Louwrens Wigchers dus al vroeg in. “Toen ik veertien was, verkocht garage Braam in het naburige Odoorn een grote partij fietsen, brommers en motorfietsen, om ruimte te maken voor het NSU-autodealerschap. Mijn vader kocht die tweewielervoorraad in één keer op. We maakten toen steeds een brommer of een motorfiets helemaal klaar en verkochten die dan.” Tijd en middelen om iets te verzamelen ontbraken toen. Als er wat verdiend werd, werd dat geïnvesteerd in het transportbedrijf, dat is uitgegroeid tot een onderneming die nu ongeveer 100 vrachtwagens heeft. De opbouw van dat bedrijf slokte alle tijd en aandacht op. Louwrens werkte al op zijn zeventiende in het bedrijf en was vooral druk in de bietencampage: lange dagen op de laadschop in het veld: “Wij waren een van de eersten die bieten laadden met een laadschop. Zonder verwarming in de cabine ‘s morgens om vijf uur beginnen. En vrijdagavond en vrijdagnacht nog even doorgaan, tot aan de zaterdagavond. Moeder bracht een pannetje met warm eten langs en ik sliep tussen het laden van de vrachtwagens door met mijn hoofd op het stuur van de laadschop. Ik weet nog steeds hoe koud ik het toen heb gehad.” In die tijd was Wigchers vooral een liefhebber van de motorcross: “Ik crosste zelf op een DKW 175 cc van 1957. Best een bijzondere motor met een aparte swingarm. Alleen hoog in toeren wilde hij niet goed lopen, dat konden de contactpunten niet aan. We hebben daar toen enorm veel mee geklooid. Wat later hadden we ook een oude 500 cc Triumph zijklepper uit het leger. Die werd helemaal gestript en daarmee konden we in de 500 cc klasse van start. In die tijd kwam dat met de techniek nog niet zo nauw. Via de motorbond GNNB kwamen er motorcrossbanen in Siddeburen, in Scheemda en in Slochteren. Daar konden we ons uitleven. Maar het bleef behelpen. Ik had eigenlijk niet eens de goede banden voor die op de gladde klei. Dan was het een kwestie van gang houden.” In 1976 kwam er een snelle 360 cc KTM van een paar jaar oud. Dat was al een serieuze machine, maar de combinatie van drukte in het bedrijf en het crossen bleef lastig: “Ik reed alleen als er na het werk tijd over was. Het werk ging altijd voor. Soms beslisten we pas op de zaterdagavond laat als al het werk klaar was, dat de crossmotor voor zondag op de kar kon. Gevolg was wel dat het met conditie onvoldoende gesteld was. Je trainde gewoon vele te weinig om het ook in de wedstrijden goed vol te kunnen houden. Met die KTM kon ik best goed uit de voeten en ik was ook wel fanatiek. Bij de start ging het meestal wel goed, maar na een paar rondjes was het soms al op. Dat was nog tot daar aan toe, maar toen ik later dat jaar flink over de kop sloeg met de KTM, kwam ik met een geblesseerde knie in het ziekenhuis terecht. Dat was een probleem, want het transportbedrijf ging gewoon door. Dus was ik de volgende dag toch gewoon weer aan het werk. En ‘s avonds op de bank met de dikke knie uitrusten. Het leek me toen beter om met de crosswedstrijden te stoppen. Toen ben ik offroad en de zogenaamde ‘betrouwbaarheidsritten’ (wat nu enduro’s heten, red) gaan rijden met een Honda XL500. Die werd later vervangen door een XR500. Heerlijk op zondagochtend met een stel vrienden je hoofd lekker leegrijden. En in de middag met je zere lijf een heet bad in!” Later ontstond ook de liefde voor wegmotoren en maakte Wigchers ook lange toertochten en reizen, zoals zestien dagen met de motor door Amerika, inclusief Las Vegas, de Grand Canyon en dwars door Death Valley. “Toen ik de Harley afhaalde, zat daar een groot scherm op. Wat een onzin dacht ik nog, want het is toch lekker warm hier. Maar in Death Valley beschermd dat scherm je gewoon tegen de brandend hete rijwind. Anders verbrand je levendig. Voor we daar vertrokken, maakten we ons t-shirt en overhemd helemaal nat, om het lichaam af te koelen.” Via streekgenoot Egbert Streuer komt Wigchers in aanraking met de wegrace. Egbert reed altijd met de remolie van Castrol, hoewel hij door een ander oliemerk werd gesponsord. Castrol wilde hem dat nooit leveren, hij maakte immers reclame voor de concurrent. Uiteindelijk liep dat via ons transportbedrijf: wij kochten het en zo kon Egbert elke wedstrijd over voldoende goede remvloeistof van Castrol beschikken.” Later stelde Wigchers ook een truck ter beschikking om de race-oplegger te trekken en werd er met het transportbedrijf een VIP-box op het TT-circuit in Assen gehuurd. Ook kon de Suzuki Cup jarenlang rekenen op een eigen ingerichte racetrailer op de circuits, afkomstig van Wigchers. Toen het transportbedrijf de wind in de zeilen kreeg, begon het bij Louwrens steeds meer te knagen als hij als motorliefhebber interessante motoren moest inruilen of doorverkopen. Uiteindelijk won de motorliefde het van zijn handelsgeest. “Bijvoorbeeld bij een hele mooie Norton waar mijn pa mee aankwam. Norton was zijn favoriete merk. Dan is het toch zonde om zo’n ding weer door te verkopen. Zelf bewaarde ik sterke herinneringen aan een blauwe Zundapp brommer uit 1966. Dat was de brommer waarmee ik ooit naar een concert van Cuby and the Blizzards reed en op de terugweg tegen de DKW van een vriend knalde. Dat zijn dingen die vergeet je je hele leven niet meer. En later moest en zou ik zo een brommer gewoon weer terug hebben, gewoon vanwege die sterke herinnering die je er aan hebt. Eerst vond ik er een uit 1967. Dat was hem net niet, maar iets later kon ik ook een 65’-er kopen en als ik daar dan de schermpjes van zou overzetten, had ik toch weer een heus ‘model 1966’. Dat was mijn eerste gedachte, maar toch liet ik die brommers uit 1965 en 1967 origineel en wachtte tot er een uit 1966 op mijn pad kwam. Eigenlijk is het museum dus zo begonnen, met de Zundapps. Want ook de andere modellen zijn zo mooi. Met als eindresultaat dat hier nu bijna alle modellen van deze Duitse brommers staan, inclusief de bekende waterkoelers. Alleen de zeldzame Supercombinette uit 1960 mis ik. Tja, maar zo begon het dus, want als je dan een hele serie Zundapps hebt, dan mogen een paar Kreidlers eigenlijk ook niet ontbreken. En zo ga je dan verder.” Dat is een understatement, want inmiddels staat er ook een enorme rij verschillende Kreidler-modellen, totaan de laatste aan toe. En volgden ook merken als Batavus, Jamathi en Eysink. Plus natuurlijk Italianen als Malagutti, Benelli, Garelli,Testi en Minarelli. En zo kwamen ook de Japanse merken in Schoonoord terecht, waarbij vooral het grote assortiment Honda’s opvalt. Van de bromfietsen ging Louwrens naadloos over in de motoren, zodat de collectie klassieke motorfietsen nu al even indrukwekkend is. Er staan nu meer dan vijftig merken, keurig per land gerangschikt en in rijen opgesteld, met vooral veel aandacht voor Duitse en Britse motorfietsen. “Maar wel vooral naoorlogse modellen, want met het hele oude spul heb ik niet zoveel. En het gaat me vooral om de herkenbaarheid van de motoren. Ik heb liever een groter aantal bekende motorfietsen, die je van vroeger kent of waarmee je zelf vroeger hebt gereden, dan enkele zeer exclusieve modellen die je verder weinig zeggen. Hier krijg je dus een goed beeld van de motorisering van Nederland.” Een uitzondering op die regel is de hele speciale Ducati 2000, ontworpen door Pierre Terblance en in het kader van de eeuwwisseling in 2000 in een gelimiteerde oplage van 2.000 exemplaren gebouwd. Het duurde precies een half uur voordat die 2.000 speciale Ducati’s destijds via internet waren verkocht en Wigchers’ museum heeft er twee: een opgebouwd model en eentje die nog precies zo in de kist zit zoals hij in 2000 werd uitgeleverd. Ze worden geflankeerd door een eencilinder uit 1973, een Pantah uit 1976 en een moderne 996SPS. Gezien de affiniteit van Louwrens Wigchers met de terrein-motorsport is het niet vreemd dat ook noppenmotoren een plekje in zijn museum hebben gekregen. Met uiteraard een rij Zundapp GS125’s uit 1972, 1973 en 1977. Op een tafel staat de terrein-Zundapp van Foppe de Boer uit Oudehorne; de Fries die in 1957 Nederlands kampioen werd. Opvallend is ook de door wijlen Jan de Groot (later een vermaard teammanager in de motorcross, die met Kawasaki vele wereldtitels veroverde) uit Havelte bij zijn werkgever Akkerman werden gebouwd: de AGS (Akkerman Groot Special) crosser, voorzien van een Zundapp 50 cc blok en natuurlijk ook de vermaarde Gebben-Kreidlers en Rond-Sachsen uit de beginjaren tachtig. Verder staan er crossmotoren van BSA, CZ, Suzuki en Benelli. Apart is ook een Rickman-Zundapp offroad, gerestaureerd door Jens Braam met een bijzondere kettingsmering door de achtervork. Maar ook de Dakar-motor van Pierre Karsmakers staat in het museum. De circa 650 motoren en brommers tellende collectie is tot stand gekomen via beurzen, advertenties, reizen en vooral ook goede contacten. Kennissen die voor handel in het buitenland waren, namen regelmatig klassieke motorfietsen mee naar Nederland. Maar ook het echtpaar Wigchers trok er met de camper zelf op uit en hield de ogen onderweg goed open: “Zo reden we een keer door Denemarken en zag mijn vrouw Willy bij een Harley-dealer in Arhus langs de weg een mooie rode Triumph uit 1956 te koop staan. De camper gekeerd en met de eigenaar aan de praat. Bleek dat hij bij zijn huis nog twee klassiekers had staan. Ik kocht er twee, maar kon ze niet in de camper meenemen. Dus een paar weken later met een kameraad in de luxe auto met aanhanger weer naar Denemarken om de motorfietsen in Schoonoord te krijgen. We vertrokken op een vrijdagochtend om vijf uur en reden in een ruk naar het Deense adres. Onderweg alleen stoppen om te tanken en een broodje bij de pomp. De terugweg ging al net zo efficiënt, waardoor we om acht uur ‘s avonds weer thuis waren met de twee motoren en 1.500 km op de teller. Dat is ook het leuke van de hobby. Net als het zoeken naar informatie en de contacten die je als verzamelaar op doet. Je moet bij de koop steeds inschatten of iets de prijs waard is. Daar roep ik regelmatig de hulp van vrienden bij in, om even wat dingen te checken. En als het de documentatie betreft, neemt mijn vrouw Willy een groot deel voor haar rekening. Ze steekt minstens zoveel tijd in de hobby als ik. Laatst vond ze nota bene via-via nog het startbewijs van mijn vader terug!” De collectie is privé-bezit en het museum niet openbaar. Er zijn dus geen openingstijden voor publiek en als de deur open gaat, is er geen entreegeld. “Dat is een bewuste keuze. Als ik entree hef, dan moet ik in principe iedereen binnenlaten of al een heel goed excuus hebben om iemand de toegang te weigeren. Dan weet je niet wie je over de vloer krijgt. Een schoolklas kinderen met patathandjes, die alles onder smeren, daar zit ik helemaal niet op te wachten. Ook niet op diefstal van tankdoppen of andere vernielingen. Alleen op afspraak en onder begeleiding laat ik mensen binnen in mijn museum en ik doe daarbij ook geen verzoek om donaties. Of mensen iets terug willen doen, dan laat ik dat aan henzelf over. En dat gebeurt toch regelmatig. Dan komen ze terug met een leuk streekproducten, of iets waar ik in het museum belang bij heb,” aldus Wigchers. Via de site www.wigchers.nl/museum kunnen serieuze belangstellenden contact opnemen voor een bezoek. Zij zien dan een collectie die inmiddels ook al door coureurs als Wil Hartog, Aalt Toersen, Jan de Vries en Troy Corser is aanschouwd. De collectie telt ongeveer 650 motor- en bromfietsen, “maar de laatste jaren is er wel sprake van een ‘stagnerende groei’. Zo’n verzameling als ik nu heb, die krijg je tegenwoordig ook niet meer bij elkaar. Er is geen model dat ik beslist nog wil hebben. Brommers en motoren waar veel werk aan is, koop ik sinds enige tijd al niet meer. Daarvan heb ik er zelfs al weer wat verkocht, terwijl er ook een tijd is geweest dat ik absoluut niets verkocht. Ik koop nog wel als de prijs erg goed is en het mooi in de verzameling past. Mijn motto is nu: Kopen wat klaar is en eten wat gaar is!” [[streamers]] IK HEB LIEVER EEN GROTER AANTAL HERKENBARE MOTOREN, DAN ENKELE ZEER EXCLUSIEVE MODELLEN DIE JE VERDER WEINIG ZEGGEN. HIER KRIJG JE EEN GOED BEELD VAN DE MOTORISERING VAN NEDERLAND. MIJN MOTTO IS NU: KOPEN WAT KLAAR IS EN ETEN WAT GAAR IS!”

Gerelateerde artikelen

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

28 november, 2024

De Ninja SX houdt al jaren de vlag hoog in het sporttoersegment. Net als een klein Gallisch dorpje weert het zich ...
Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...