+ Plus

Interview Jean-Michel Bayle

Grijze tinten prikken door de haren van Jean-Michel Bayle. De lange manen die aan het eind van de jaren tachtig onder zijn helm uit krulden, zijn allang verdwenen. Onveranderd is zijn hardnekkige neiging tot nagelbijten en gebleven is ook dat aura van onoverwinnelijkheid rondom misschien wel de meest allround motorsporter die de wereld ooit zag. “Motocross was iets natuurlijks voor me. Om op niveau te kunnen wegracen moest ik veel meer doen.”

Statistieken vertellen altijd een incompleet verhaal. Jean-Michel Bayle won geen tien wereldtitels en zegevierde niet in honderd Grands Prix. Toch mag Bayle zonder reserve worden beschouwd als een van de beste crossers ooit. En dat terwijl hij eigenlijk andere ambities had. De kleine Jean-Michel wilde wegrace-coureur worden, maar tot het moment dat hij reglementair ook oud genoeg was om op een racer te stappen, ging hij crossen. En bleek een natuurtalent, gedreven door ambitie en de wil om grenzen te verleggen en met één doel vanaf het moment dat hij voor het eerst op een crosser stapte: wereldkampioen worden. In 1988 kaapte hij net voor Dave Strijbos de 125 cc-wereldtitel weg en een jaar later onttroonde hij als nieuweling kwartliterwereldkampioen John van den Berk. “Mijn zelfvertrouwen was gigantisch en ik wist dat ik alles in me had om dat eerste jaar ook de 250 cc-wereldtitel te veroveren”, vertelt Bayle in vlot Engels met een flinke Franse tongval over zijn eerste en enige Grand Prix-seizoen in de 250 cc-klasse. De dan 20-jarige Bayle legt zichzelf een zware druk op, want in 1990 wil hij naar Amerika. “Mijn contract voor Amerika lag al klaar. Maar dan moest ik nog wel even wereldkampioen worden! Dat was de deal met Roger De Coster. Dat hielp me heel erg om gefocust voor die titel te gaan.”
Zijn beslissing om niet voor de hoofdprijs in de 500 cc-klasse te gaan, maar om zijn sportieve pad naar de Verenigde Staten te verleggen, neemt hij al als hij in 1984 als ventje van 15 de eerste Supercross in het Parijse Bercy bezoekt. “Mijn helden waren destijds Eric Geboers en Georges Jobé. En die werden daar vernederd door Amerikanen als David Bailey en Ricky Johnson. Toen veranderde er iets in mijn hoofd. Ik wist toen ‘oké, ik wil GP’s rijden en wereldkampioen worden, maar dat is niet genoeg’. Ik wilde ook winnen in Bercy (Bayle werd King of Bercy in 1990 en 1991, FW) en dan moest ik naar Amerika om met de besten daar te rijden. Toen ik Honda kon laten zien dat ik wereldtitels kon pakken, was het mijn doel om zo snel mogelijk overzee te gaan.”
Hij neemt contact op met crosslegende Roger De Coster, op dat moment mede beleidsbepalend bij Honda America. De Coster herkent de ‘drive’ van het Franse natuurtalent en is bereid zich in te zetten voor Bayle. “Het was ook een grote uitdaging, want ik was de eerste wereldkampioen cross die naar Amerika wilde komen.” In het voorseizoen van 1989 meldt Bayle zich al in de Amerikaanse competitie, nog voordat het Grand Prix-seizoen begint. Het welkom van de overzeese elite is allerminst hartelijk, herinnert hij zich lachend. “Oh… Dat was heel slecht. Amerikanen kunnen niet omgaan met buitenstaanders. Ik realiseerde me al heel snel dat ik alleen op mijn kleine crew en op mezelf moest vertrouwen. Moeilijk, maar het was de enige manier. Ik ben ook iemand die graag dingen zelf en alleen doet. Ik was ook niet op zoek naar vriendschappen. Amerikanen zijn oppervlakkig en ik had genoeg aan mijn eigen kleine clubje mensen om me heen.”

Zijn totaaloverwinning tijdens de eerste outdoor-wedstrijd van 1989 in Gainsville betekent niet alleen de Amerikaanse doorbraak, hij verdient ook het terechte respect. “In de Supercross had ik het erg moeilijk gehad met de agressieve manier van rijden. Dat ik na Gainsville leider in het Amerikaanse kampioenschap was, was heel belangrijk voor me. Ik had iedereen laten zien dat ik ook daar mee kon doen voor de titel en ik geloof ik dat ze dat toen ook beseften. American Honda geloofde ook in mij en ik kreeg een contract.”
Als hij dan in 1990 als tweevoudig wereldkampioen de definitieve overstap maakt naar de Amerikaanse circuits, is dat het begin van een onvergetelijk stuk geschiedschrijving. Na een jaartje wennen, verovert ‘JMB’ in 1991 de 250 Supercross-titel voordat hij in het outdoor-seizoen ook nog ‘National Champion’ wordt in de 250 én 500 cc-klasse. Nooit eerder presteerde een rijder dat. “Dat ik in Amerika kampioen werd, betekende voor mij meer dan mijn twee wereldtitels”, zegt Bayle dan ook. “Op dat moment was het niveau in Amerika echt hoger dan in Europa. Ik wist dat ik iets groots had gepresteerd, maar dat was dan ook mijn bedoeling!”
Na twee wereldtitels en vier Amerikaanse kampioenschappen heeft Bayle gedurende 1992 het gevoel dat hij alles bereikt heeft wat hij wilde bereiken – als crosser. Het asfalt roept nog steeds, de jeugddroom is niet vergeten. “Al toen ik een jaar of tien was, wilde ik gaan wegracen. Ik wilde 24 uurs-races rijden, dat was mijn doel.” Nadat hij als test circuitkilometers op een Honda CBR600, debuteert de 23-jarige Bayle in 1992 op een Rothmans-gesponsorde Honda 250 cc productieracer tijdens de Franse Grand Prix op Magny-Cours. Hij wordt op een rondje gezet door winnaar Loris Reggiani en finisht als een na laatste. “Maar alleen omdat een rijder voor me crashte”, grinnikt Bayle. Het ontluisterende debuut breekt hem niet, maar lijkt hem juist te motiveren. “Het was niet makkelijk”, kijkt Bayle terug op een drukke tijd. “In 1992 reed ik ook nog Supercross en de Nationals in Amerika. Mensen realiseren zich niet hoe bijzonder het was dat ik daarnaast nog mijn wegracedebuut maakte. Ik had eigenlijk niet veel tijd om me voor te bereiden maar ik wilde mensen laten zien dat ik dit wilde. Liever dan al het andere. Het was niet om te laten zien wat ik op dat moment kon. Dat was toen nog niet veel.”
Daags na zijn wegracedebuut krijgt hij twee belangrijke telefoontjes. De eerste die belt is drievoudig 500 cc-wereldkampioen Kenny Roberts die zijn eigen Grand Prix-team runt. “’Wil je nog steeds wegracer worden’, vroeg Kenny. ‘Natuurlijk’, antwoordde ik. ‘Want ik wil beter worden.’ ‘Dat was wat ik wilde horen’, zei hij. Teammanager Carlo Pernat van Aprilia belde me ook en hij stelde dezelfde vraag. Toen ik vertelde dat ik meer vastberaden was dan ooit, zei hij dat hij er aan ging werken om mij op een Aprilia 250 te krijgen. Als je alleen naar het resultaat van die dag in Magny-Cours kijkt, was het slecht. Maar als je ziet wat het daarna opleverde, was het heel positief.”

Carlo Pernat regelt daadwerkelijk een Aprilia voor Bayle, die met Chesterfield-sponsoring en Didier de Radigues als teammanager, in 1993 het zand definitief verruilt voor het harde asfalt. Alles is anders, weet Bayle. “Het enige wat je kunt meenemen is de benadering van wedstrijden en je wil om beter te worden”, doceert hij. Hoewel hij vaak crasht, rijdt hij in een veld van concurrenten met veel meer ervaring toch vier keer in de punten, met een achtste plaats op Donington Park – nét voor onder meer Patrick van den Goorbergh, Eskil Suter en Wilco Zeelenberg – als visitekaartje voor de toekomst. Bayle overtuigt en verdient dankzij zijn doorzettingsvermogen én niet te ontkennen talent voor 1994 een plaats in Aprilia’s fabrieksteam naast Max Biaggi. “In de wegrace werd ik veel beter geaccepteerd dan toen ik van Europa naar Amerika ging als crosser. In de wegrace begrepen mensen mijn uitdaging beter en als ik het goed deed, vonden ze dat mooi.”
In zijn tweede volledige Grand Prix-seizoen verbaast hij menige scepticus met een achtste plaats in de eindstand. Het daaropvolgende jaar scoort hij zelfs een pole-position, maar omdat hij in slechts vijf van de dertien races finisht, sluit hij het jaar teleurstellend af als vijftiende.
Dan meldt zich Kenny Roberts weer bij Bayle. Hij biedt de Fransman voor 1996 een plek in zijn Marlboro/Yamaha Racing Team. Bayle wint advies in bij wereldkampioen Mick Doohan. “Mick was de eerste die me opzocht in mijn pitbox en hielp toen ik in de 250 begon. ‘Wat jij doet is fantastisch’, zei hij. ‘Als ik je kan helpen, kom je maar naar me toe’. Ik heb hem vaak om adviezen gevraagd. Toen ik de kans kreeg om in de 500 te rijden, heb ik hem ook gevraagd wat hij er van vond. Hij waarschuwde dat een 500 toch heel wat anders is dan een 250.”
Maar Bayle wil het aanbod van Kenny Roberts, de man die in hem gelooft, niet naast zich neerleggen. Bij zijn tiende 500 cc-Grand Prix staat de rookie sensationeel op pole in Brno. Bayle lacht. “Mick kwam naar me toe en zei ‘gefeliciteerd, maar nu is het afgelopen met vragen stellen’. Dat vond ik erg mooi. Hij erkende dat ik iets goeds had gedaan. Mick was de beste die ik ooit zelf op de motor heb meegemaakt.”
In zijn eerste 500 cc-seizoen wordt de ooit weg gehoonde oud-crosser negende in het wereldkampioenschap, met een vierde plaats in Imola achter drie Honda’s, als beste resultaat. Als Roberts voor 1997 zijn eigen Modenas KR3-project opzet, vindt hij in Bayle een loyale medestander. Het wordt een seizoen gemarkeerd door tegenslagen en Bayle verhuist voor één seizoen naar het Yamaha-team van Wayne Rainey. Door blessures is hij het grootste deel van het jaar niet in staat om te rijden. Als hij terug is, pakt hij de pole in Imola en de vijfde plaats in de race is zijn beste finish, wéér achter alleen maar Honda-coureurs. In 1999 rijdt Bayle weer in dienst van Roberts op de niet competitieve Modenas KR3. Zware valpartijen met hoofdletsel tijdens de wintertesten drukken een zware stempel op Bayles frustrerende seizoen. Aan de eigenzinnige teambaas Roberts heeft de Fransman echter vooral goede herinneringen. “Ik had eens ergens een slechte race gereden. Zesde of zevende was ik geworden en ik voelde me ellendig. Kenny kwam bij me zitten en vroeg wat er was. Ik baalde enorm van mezelf, omdat ik de goede trainingstijden niet om kon zetten in een raceresultaat. Hij zei ‘kalm aan. Veel mensen racen hun hele leven om wereldkampioen cross te worden. Of Amerikaans kampioen. Of om in de Grand Prix-wegrace terecht te komen. Jij hebt dat allemaal al bereikt. Dus doe eens rustig aan’. Ik had mezelf zo onder druk gezet, en om zoiets van King Kenny te horen, dat was een cadeautje voor me. In mijn gedrevenheid ging ik soms te ver. Kenny kon er niet tegen als een rijder niet bereid was om altijd alles te geven. Misschien was dit de eerste keer dat hij werkte met iemand die net zo gedreven was als hij. Hij moest me afremmen. Met Wayne was het deels ook zo. Het was moeilijk voor hem om rijders onder druk te zetten, want hij wilde na zijn eigen ongeluk (Rainey kwam na een crash in Misano in 1993 in een rolstoel terecht, FW) niet dat anderen iets overkwam. Hij leerde me dat ik het voor mezelf moest doen. Roger De Coster en Kenny hebben me gevormd als rijder, Wayne als mens, diep van binnen. Wayne had zoveel bereikt en toen kreeg hij dat ongeluk. Dat veranderde hem als mens. Hij werd wereldkampioen en vroeg zich af wat hij toen moest doen. Ik herken dat gevoel heel erg uit mijn eigen carrière. Daarom heb ik mezelf steeds nieuwe doelen gesteld. Van de 125 naar de 250, van Europa naar Amerika, van de cross naar de wegrace. Ik vind het belangrijk om steeds open te staan voor nieuwe dingen, hongerig te blijven. Degene die dat het beste kan, is voor mij Valentino Rossi. Voor mij is hij een held. Het is ongelooflijk dat hij nog in staat is om zijn twintigste seizoen te benaderen alsof het zijn eerste is. Ik heb veel respect voor zijn overwinningen, maar nog meer voor die instelling. In twintig seizoenen heeft hij vier races gemist na zijn beenbreuk in Mugello. Dat is voor mij de grootste sportprestatie ooit.”

Vijf Grands Prix rijdt Bayle in 1999, vier keer komt hij niet aan de finish. Een schouderblessure in
in Barcelona betekent het einde van zijn seizoen – en, hoewel hij een paar jaar later nog twee races op een 500 cc-Red Bull/Yamaha rijdt, in feite ook van zijn Grand Prix-carrière. Maar in 2002 doet Jean-Michel Bayle toch weer van zich spreken als Suzuki-coureur: in het kampioenschap waarin hij als kleine jongen wilde excelleren, in de race die hij als tiener wilde winnen. Als hij tien jaar na dat bijna vernederende Grand Prix-debuut op Magny-Cours met Sébastien Gimbert en Nicolas Dussauge als winnaars van de 24 Uren van Le Mans wordt gehuldigd, heeft Bayle zijn jeugddroom gerealiseerd. “Het was een lange weg en nooit eenvoudig. Het was ‘up and down’, maar ik heb een paar poles gescoord en een aantal goede resultaten behaald”, maakt hij de balans op. “Ik heb voor fabrieksteams gereden in de 250 en in de 500 cc. Reden genoeg voor mij om trots en blij te zijn. Maar mijn belangrijkste doel was om endurance-races te rijden. Toen ik in Le Mans won, kon ik het hoogste doel van mijn lijstje doorstrepen. Dat was wat ik al vanaf mijn tiende had willen doen, hè. En 22 jaar later lukte het me. Tussendoor was er veel gebeurd en het grappige is…. De 24 Uurs-races waren onderdeel van een wereldkampioenschap, maar het niveau was niet al te hoog. En om mijn doel te bereiken, heb ik die hele omweg gemaakt door kampioenschappen waar de competitie veel zwaarder was. Ik heb GP’s, wereldtitels en AMA-kampioenschappen gewonnen, maar dat was niet mijn grootste doel. Mijn grootste doel was een race winnen die eigenlijk op een lager niveau stond…”
Bayle vertelt met een glimlach. “Ik ben trotser op wat ik heb bereikt in de wegracerij dan alles in de cross”, zegt Bayle, die sinds dit jaar als Honda’s Sporting Manager in de cross-Grands Prix werkt. “Motocross was iets natuurlijks voor me. Ik hoefde niet altijd maximaal te rijden om te winnen. Om op niveau te kunnen wegracen heb ik veel meer moeten doen. Ik begon relatief laat en ik moest me blijven pushen om beter te worden. Ondanks alle crashes. Weet je, in je leven kom je mensen tegen van wie je kunt leren. Ik heb het geluk gehad dat ik met Roger De Coster en Kenny Roberts en Wayne Rainey heb kunnen werken. Goede en menselijke mensen. Niet makkelijk, maar eerlijk en doelgericht. Alles wat ik geleerd heb, heb ik aan mannen als Roger, Kenny en Wayne te danken.”

Lees meer over

Honda Suzuki Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda CBR600RR

Eerste Test Honda CBR600RR

11 april, 2024

Ooit was supersport een gouden klasse, waarin de Japanse fabrikanten vele duizenden units verkochten, maar rond ...
Eerste Test Honda e-Clutch

Eerste Test Honda e-Clutch

11 april, 2024

Een oplossing voor een niet bestaand probleem? Dat sluimerde onderweg naar de presentatie van de nieuwe Honda ...
Eerste Test Honda Fireblade

Eerste Test Honda Fireblade

28 maart, 2024

Eind jaren 90 omvatte de elektronica op superbikes zoals de Fireblade amper meer dan een paar sensoren en kabeltjes ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-