+ Plus

Anglofiel-kwartet

Samen hebben ze zo’n 200 jaar aan motorervaring; vier vrienden die elkaar al bijna 50 jaar kennen. Vier mannen die gezamenlijk duizenden kilometers Europees asfalt gezien hebben, en die nog steeds wekelijks samenkomen vanwege één gedeelde passie: sleutelen aan Engelse motoren. MotoPlus ging bij de heren op bezoek.

De geschiedenis van Bert Westerbeek, Gerard Mensink en de broers Dick en Hans Esselink gaat ver terug. Tijdens hun tienerjaren in de jaren ’60 leren ze elkaar kennen in de omgeving van het Overijsselse Zwolle. De eerste schreden op het sleutelpad worden gezet met het stevig opvoeren van Kreidlers en Zündapps. Het bereiken van het achttiende jaar was voor Bert, Dick en Hans dan ook het startsein voor het echte motoravontuur. En dat begon al bij de rijlessen, zo weet Dick zich nog goed te herinneren. “De lesmotor, een Jawa, dat was me toch een oud ding! Die was zo krom, als je ‘m op de middenbok zette, donderde die nog om!” De instructeur zat in die tijd nog achterop en kon door een extra rem- en koppelingshendel ingrijpen. Bert daarover: “Tijdens een van mijn motorlessen moest ik over een weggetje dat ik al heel vaak met de brommer had gehad. Ik kende dat stuk asfalt als mijn broekzak, dus ik reed vrij sportief, zullen we maar zeggen. Maar toen ik na een kruispunt weer met vol gas wilde optrekken, reageerde het gashendel vreemd genoeg helemaal niet meer.” De instructeur bleek het koppelingshendel te hebben ingetrokken en viel uit tegen de jonge coureur: “Ie ben hier niet op de Tie-Tie baan!”
Over waarom ze ooit hebben gekozen voor de Engelse motoren hoeven de heren niet lang na te denken. “Ze hadden gewoon een bepaalde aantrekkingskracht. Het is zulke mooie techniek”, legt Hans uit. Dick vult aan: “In die tijd kwamen ook de Japanse motoren in opmars. De eerste superbikes, zoals de Honda 750 en de Kawasaki 900, vonden we ook wel mooi, maar ze misten gewoon de uitstraling en het karakter dat die Engelse motoren hadden. Zo’n ding dat stampt, en dat doet. Dat leeft tenminste! Daarom zijn indertijd zowel Bert als ik, de eerste twee van ons vieren die een motor kochten, gevallen voor een Bonneville.”

Karakter moesten de motoren dus hebben, en daaraan geen gebrek. Zo besloot Dick ooit de Triumph Bonneville, zijn allereerste motor, te verkopen aan een motorzaak in Hilversum. Dat ging niet zonder slag of stoot, drie keer pogingen kostte het, pas bij de derde kwam hij zonder pech aan op zijn bestemming.
Nadat het Dick zijn Bonneville had verkocht, besloot hij een Rickman-kit (zie kader) bij een dealer in Hilversum te kopen. “Ik had altijd problemen met die Bonneville, maar ik wilde toch wel graag Engels rijden. Zo’n Rickman leek me de perfecte combinatie: een Japans blok dat heel blijft, en een Engels frame dat goed stuurt. In 1975 heb ik de kit gekocht en die zomer heb ik samen met Hans, mijn broer, de motor in elkaar gezet. Die zomer zijn we met z’n drieën, Bert, Hans en ik, naar Saint-Tropez gereden.” Ter illustratie wordt het fotoalbum erbij gehaald. “Kijk, dit is mijn blauwe Norton 850 Commando in 1976, met de originele grote tank. Hans had precies dezelfde, met deze drie hebben we die zomer half Europa doorkruist.”
Toch hebben de heren niet altijd Engels gereden, Bert althans. In 2008 wint hij op de TT van Assen tot zijn stomme verbazing een Suzuki GSX-R1000 Limited Edition. Een serieus pk-pakhuis. “Met deze motor heb ik ooit 300 kilometer per uur op de teller gereden”, vertelt hij, “en dat meteen ook het moment dat ik me realiseerde: als ik dit ding hou, dan wordt dat mijn dood.” Hij zet de motor te koop en van het geld dat hij er aan overhoudt laat Bert zijn grijze Norton Commando MK3 uit 1976 helemaal onder handen nemen door Constant Trossèl van Holland Norton Works in Hillegom. Daar krijgt de klassieker onder meer een andere versnellingsbak, drijfstangen, carburateurs, kopsteun, zuigers, achterschokbrekers en RVS spaakwielen aangemeten. “Eigenlijk is alles behalve het blok, frame, spatbord en achterrem wel zo’n beetje aangepakt.”
Ook Hans heeft al heel wat aan zijn motor, een Norton Commando MK1 A uit 1974, veranderd. “Deze is helemaal uit elkaar geweest. Het frame heb ik laten vernikkelen, dat is normaal gesproken zwart bij dit model. Alles bij elkaar opgeteld heeft me dat toen 76 gulden gekost. Oh ja, en een boormachine, omdat ik het geld niet wilde uitgeven aan het stralen en ik het hele frame met een staalborstel kaal heb gemaakt. Maar uiteindelijk is wel een apart ding geworden.”
“Weet je wat het is, je hebt met dit soort motoren altijd aanspraak”, weet Dick uit eigen ervaring. “Zelf heb je misschien niet meer in de gaten hoe bijzonder ze zijn, maar wildvreemde mensen spreken je aan om een praatje te maken over de motor.”
“Ja, en soms zijn dat net de verkeerde mensen”, weet Bert inmiddels ook uit ervaring. “Ooit werd ik gestopt door politie voor een alcoholcontrole. Gedronken had ik niet, maar ik wist dat de uitlaat van mijn Norton veel te luid was. Al ver voordat ik moest stoppen ging de motor uit en liet ik de machine stil naar de controle uitrollen. Maar na de controle moest ‘ie natuurlijk wel weer aan. Ik zweette me kapot, nu was ik zeker aan de beurt. Na wat stotteren en stamelen kon ik niets meer bedenken om nog meer tijd te rekken. Om de vernedering nog wat groter te maken voegden twee collega-agenten zich erbij. Die sloegen dreigende taal uit: ‘Je mag pas weg als je dat ding gestart hebt’’. Ik liet de motor heel voorzichtig lopen, maar dat hadden de heren natuurlijk ook wel door: ‘Ja, geef maar eens goed gas met dat ding!’, klonk het. Ik moest dus wel, omdat ik wist dat ik er toch gloeiend bij was, gaf ik meteen maar een flinke ruk aan het gas. ‘Prachtig!’, riep een van de agenten: ‘Rij maar door!’ Ja, je vindt de liefhebbers op de vreemdste plekken!”, lacht Bert.

Het blok van de Rickman van Dick, een Honda CB750, was eigenlijk vanaf het begin niet echt in hele goede staat. Vermoedelijk was het toch een schadeblok, dat hij uit de VS had laten overkomen. “Ik heb er een jaar of tien op gereden, maar door mijn eigen bedrijf kwam ik er maar niet aan toe om het blok serieus aan te pakken. Vanaf 2003 had ik weer meer tijd en hebben we met z’n vieren het blok onderhanden genomen. Hij is helemaal uit elkaar gehaald, weer netjes opgebouwd en vervolgens opnieuw gespoten. Nu is ‘ie weer helemaal in orde.”
Met zijn achtergrond als dieselmonteur bij de NS heeft Gerard waarschijnlijk de meeste sleuteluren op zijn naam staan. Toch is hij de enige die het liever bij Japanse motoren houdt. En op een blauwe maandag heeft hij nog een Laverda 750SF gehad, geeft hij schoorvoetend toe: “Die heb ik helemaal opgeknapt, maar hij trilde zo hard dat ik, wanneer ik een verkeersbord tegenkwam, eerst de koppeling moest intrekken en het gas los laten, anders kon ik de tekst erop niet lezen. Nee, geef mij maar een Japanner. Ook beter voor mijn rug.” Na een middag mooie en ongetwijfeld deels sterke verhalen is het moeilijk te zeggen wie er meer karakter heeft: de prachtige motoren of hun eigenaren!

Lees meer over

Honda Kawasaki Suzuki Triumph

Gerelateerde artikelen

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

28 november, 2024

De Ninja SX houdt al jaren de vlag hoog in het sporttoersegment. Net als een klein Gallisch dorpje weert het zich ...
Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...