+ Plus

Van Australië naar Nederland (1)

Na een jaar trekken door Australië heeft het reisvirus Chantal Simons helemaal te pakken. In plaats van het vliegtuig, besluit ze daarom de motor naar huis te pakken. Van het stof van de Australische woestijn door de moessons van Zuidoost-Azië en via de besneeuwde toppen van de Himalaya naar de van cultuur doordrongen steden van West-Europa. Veel gevarieerder wordt een reis niet!

Eigenlijk begint het hele avontuur in Perth, aan de zuidwest kust van Australië. Als vader-dochter-duo beginnen we op een XT250 en XT660 aan een ontdekkingsreis door dit enorme land, waarvan ik het laatste deel alleen zal doen. In het begin wisselen uitgestrekte stranden en imposante rotspartijen elkaar af, en een bezoekje aan Cape Legrand National Park blijkt een ware traktatie voor het oog. Het water heeft een haast onecht turquoise blauwe kleur en de stranden zijn hagelwit. De vele kangoeroes maken het stereotiepe plaatje compleet. Maar Australië heeft meer gezichten, na de prachtige stranden vervolgen we onze reis via de Nullarbor, een boomloze 1.675 kilometer lange streep asfalt, richting het oosten. Het uitzicht is beperkt zich overwegend tot een saaie leegte, met af en toe een aangereden kangoeroe. De prachtige zonsondergangen maken echter alles goed. Vanaf Melbourne reis ik verder in mijn eentje. Om de grote snelwegen en hordes toeristen aan de oostkust te vermijden, volg ik met de XT250 de kronkelweggetjes door de Great Dividing Range. Dit groen beboste gebergte strekt zich over bijna de gehele oostkust uit. Het is de perfecte omgeving voor motorrijders: weinig verkeer, prachtig asfalt en bocht na bocht na bocht. Kamperen is er meestal gratis op een van de vele speciaal daarvoor aangelegde parkeer-/kampeerplaatsen aan de rand van de rustige weggetjes. De mensen die ik tegenkom zijn voornamelijk grijsharige pensionada’s, die in hun camper of caravan het land rondreizen. Deze ‘grey nomads’ zou ik nog veel tegenkomen op mijn reis door Australië.
Het einde van mijn sabbatical komt al snel in zicht, alleen heeft het reisvirus mij zwaar in z’n greep. Geestelijk nog helemaal niet klaar om terug te keren naar ‘het gewone leven’ is de beslissing even makkelijk als uitdagend. Ik besluit op de motor terug te rijden naar Nederland. Ik ben op dat moment nog in Brisbane, aan de oostkust. De motor moet naar Azië worden verscheept vanuit Darwin, in het uiterste noorden van het land. Zelfs via de kortste weg minimaal 3.500 kilometer. Het eerste deel van mijn ‘thuisreis’ voert derhalve van het oosten naar het noorden van Australië. Kilometers die ik niet alleen hoef te maken trouwens. Een Nederlandse vriendin gaat me vergezellen, zij in een echte Australische 4×4, een Holden Jackeroo, ik op de motor. Let’s go!

Wanneer we de stad verlaten worden de wegen langzaam leger, smaller en slechter, totdat uiteindelijk verharde wegen verleden tijd zijn. Al snel zit alles vol met het rode stof wat zo karakteristiek is voor de Australische Outback. De dorpjes en daarmee de benzinestations liggen hier meer dan 300 kilometer uit elkaar. De tien liter grote tank van de XT250 heeft af en toe daarom wat hulp nodig van de jerrycan. De gravel- en zandwegen variëren van gladde uitgeharde klei tot een soort van reïncarnatie van de kleuterschool zandbak. Maar dan veel, veel groter! Omdat het doorgaande wegen zijn van oost naar west, worden ze desondanks snelwegen genoemd. Wij nemen de Plenty en de Donohue Highway, in totaal goed voor ruim duizend kilometer aan onverhard tot aan Alice Springs, het midden van Australië.
Op een ochtend zit een kangoeroe in het veld een stukje van de weg. Het silhouet van het dier steekt prachtig af tegen de horizon. Ik staar naar dit karakteristieke plaatje en realiseer me hoe ongelooflijk mooi dit vrijwel lege landschap is. De gedachten zijn totaal niet waar ze moeten zijn. Ik ben veel te laat met remmen voor een bocht met bergen los gravel, die de motor genadeloos op zijn kant gooien. Met een gangetje van zo’n 50 km/uur glij ik door het opspattende grind. Een meter of twintig verder kom ik tot stilstand. Tot mijn verbazing mankeer ik vrijwel niets. De zijtas en het rek hebben de grootste klap opgevangen, terwijl de zachte ondergrond er verder voor zorgt dat zowel ik als motor er met wat schaafwonden en blauwe plekken af kom. Bij nader inzien was de motor ook te zwaar beladen, met teveel gewicht ver achterop de machine. Hulde aan de 4×4, die een deel van de bagage nu meenemt!
Na Alice Springs volgen we de Great Central Road richting Perth. Deze brengt ons prachtige kampeerplekjes in de droge wildernis, adembenemende zonsondergangen en nog meer rood stof. Het contrast met Nederland is zo groot. De ruimte, de leegte, iedere dag komen we maximaal tien auto’s tegen, en misschien vier mensen bij een tankstation. Onderweg zien we opvallend veel autowrakken, een stuk of honderd op de vijfduizend kilometer lange reis. Dit gebied is zo dunbevolkt, als een auto crasht dan wordt deze vaak gewoon achtergelaten. Het kost simpelweg te veel om het daar weg te halen en dan te laten repareren.
Vanuit Perth volgen we de westkust richting Darwin. Prachtige stranden en ruige natuur in de nationale parken wisselen elkaar frequent af. Het mooiste deel blijkt de Gibb River Road. Een 660 kilometer lange gravelweg met kleine zijweggetjes naar watervallen, grotten en prachtige uitzichtpunten over het landschap. Het absolute hoogtepunt is het oversteken van de honderd meter brede Pentecost rivier. Het waterpeil in de rivier is afhankelijk van de getijden en de oversteek bezaaid met grote keien, die je onder het troebele water niet kunt zien. Bovenal echter, er zitten krokodillen in! Na vier uur wachten op laagtij is het moment van de waarheid daar. Met trillende handen en een hartslag van 180 verdwijnt het grootste deel van het voorwiel onder de waterlijn. De keien duwen het stuur alle kanten op. Het water is zo diep dat mijn voeten bijna van de voetsteunen worden geduwd. De motor heeft hoor- en voelbaar moeite zich door de weerstand van het water te ploeteren. Met mijn blik strak op de oever gericht haal ik uiteindelijk de overkant. Zelden zo opgelucht geweest om het rode gravel weer onder de wielen te horen knisperen.

Australië heb ik inmiddels achter me gelaten. Na ruim een maand van mijn XT250 gescheiden te zijn geweest, komt de verlossende email: ‘Je motor is aangekomen in Oost-Timor.’ Wat volgt is de eerste van velen dagen, verspreid over een jaar, gevuld met stempels halen, papieren invullen en gebarentaal. De douanier zwaait zijn hand net zo lang heen en weer in de buurt van de zijkoffer totdat ik begrijp dat deze opgemaakt moet worden. Vervolgens prikt hij met z’n vinger wat in de slaapzak en dat blijkt de hele inspectie. Niet lang daarna sta ik met een gevoelsmatig volledig overbeladen 250cc-tje in volle motoruitrusting en druipend van het zweet klaar voor het restant naar huis.
Oost-Timor is het jongste land van Azië. Deze eilandstaat werd in 2002 na veel geweld en onrust onafhankelijk en je merkt dat de bevolking er alles aan wil doen om hun land op te bouwen. Toch is het toerisme er minimaal, waarschijnlijk dankzij de dure Amerikaanse dollar, de officiële munteenheid van het land. Aan de natuur of de gastvrijheid kan het in ieder geval niet liggen. Het land heeft prachtige kustwegen met de mooiste uitzichten over de diepblauwe zee. Verder prachtige bergen in het binnenland, terwijl je met lokale vissersbootjes naar de omliggende eilanden met witte stranden en goed bewaarde snorkelplekjes kunt. Paradijselijk gewoon. De wegen daarentegen zijn een heel ander verhaal. De meeste zijn vervallen, met kuilen en gaten groot genoeg om het voorwiel van de motor in kwijt te raken. Ook de levende obstakels vormen een uitdaging; honden, kippen, varkens, geiten en soms zelfs waterbuffels, alles steekt vrolijk over zonder te kijken. Op een namiddag, vlak voor zonsondergang, heb ik de gang er goed. Voor het donker wil ik bij mijn onderkomen voor de nacht zijn. De weg is goed, de snelheidsmeter bivakkeert rond de tachtig. Net voor een klein heuveltje in de weg moet ik vol in de ankers, omdat een kip op haar dooie gemakje de weg oversteekt. Vloekend op het beest hou ik de motor maar net op de wielen. Een meter of tien verder ben ik het beest echter eindeloos dankbaar. Het asfalt is grotendeels verdwenen en ik kijk in een gapend gat, groot genoeg om motor en rijder op te slokken. Kippie, bedankt!
Vanuit Oost-Timor steek ik de grens over naar West-Timor, dat deel uit maakt van Indonesië. Vervolgens is het vrij makkelijk om met de lokale ferry’s van eiland naar eiland te hoppen, wat een beleving is op zich. Op de eerste van deze roestige schepen krijg ik zelfs spontane persoonlijke bewaking van de Indonesische marechaussee. Diep in de avond, middenop zee, verzamelt iedereen zich voor de TV. De MotoGP, krakend maar live, wordt uitgezonden. Iedereen juicht en schreeuwt als Rossi iemand inhaalt. De populariteit van die man kent werkelijk waar geen grenzen!

Indonesië is prachtig, de wegen worden beter naarmate ik verder naar het westen rij en de natuur is domweg adembenemend. Maar dat betekent ook dat er steeds meer toeristen komen. Sommige toeristische plekken zijn echter zeker een bezoekje waard. Zoals de Bromo vulkaan. Je mag er zelfs met motor door de krater van een vulkaan rijden.
Vanuit Indonesië maak ik de oversteek naar Maleisië. Omgeven door palm plantages gaat het verder richting Thailand. De wegen langs de Thaise zuidkust en karakteristieke eilanden zijn mooi, maar mijn maximale quotum wat betreft toeristen die met ontbloot bovenlichaam op een scooter de wegen onveilig maken, is snel bereikt. Met een omweg via Cambodja, om een visum voor India op de halen, kom ik aan bij het in Noord-Thailand gelegen Buriram, waar toevallig net het WK Superbike plaatsvindt. Bij toeval kom ik een groep Australische ex-coureurs tegen, die nog wel een extra pass hebben. En zo loop je dan ineens met open mond door de pitstraat en sta je niet veel later gezellig te kletsen met de teammanager van het Ten Kate Racing Team. De volgende dag mag ik op uitnodiging van hem een kijkje in de pitbox nemen. Een bijzondere dag, Michael van der Mark en Nicky Hayden zetten zelfs hun handtekening op de koplamp cover van mijn motor. Ook mag ik op een van de racers zitten! Een droom die werkelijkheid wordt.

Via het groene bergachtige noorden van Thailand gaat de reis verder naar Myanmar. Hier mag je alleen reizen in een groep. Dus met een zeskoppig Nederlands-Duits gezelschap doorkruisen we in kolonne het met boeddhistische tempels bezaaide land. Overal rennen de kinderen naar de straat bij het horen van de motoren en steken hun hand uit voor een high five. Er wordt hier weinig Engels gesproken, de standaardreactie als mensen je niet begrijpen is een bemoedigende glimlach. Duurt dan ook niet lang of Myanmar wordt het ‘land of smiles’.
Het mooie van reizen met de motor is dat de landschappen, gebruiken, mensen en culturen heel langzaam veranderen. En dat je deel uitmaakt van je omgeving. Je zit niet in een afgesloten ruimte met airconditioning, maar staat direct in contact met alles om je heen. In India heeft dat zowel voor- als nadelen. De eerste avond nadat we de grens vanuit Myanmar zijn overgestoken, worden we overvallen door regen. Het is al donker als we door druk verkeer de eerste stad binnenrijden. Alle betaalbare hostels en hotels blijken volgeboekt. Er rest niets anders dan, al modder druipend op de witmarmeren vloer, twee kamers in het chicste hotel van de stad te boeken. Na te hebben afgedingd tot een betaalbare prijs uiteraard.
Ik kijk al lang uit naar India. Het land heeft een actieve motorcultuur en al maanden krijg ik via facebook uitnodigingen van lokale rijders. Met name van vrouwen die motorrijden, al zijn er dat niet heel veel. Eigenlijk is iedereen ontzettend enthousiast over het feit dat je als vrouw op de motor een dergelijke reis onderneemt. De gastvrijheid en gezamenlijke liefde voor de tweewieler is in ieder geval erg bijzonder. Ik ontmoet ook twee bijzondere vrouwen, die veel invloed op de positie van vrouwen in India hebben gehad. Sana Iqbal reisde solo op haar Royal Enfield door heel India om aandacht te vragen voor depressie en zelfmoord. En Sarah Kayshap is Indiaas eerste vrouwelijke rally raid coureur met aspiraties om de Dakar Rally te gaan rijden. Beide vormen een schril contrast met het algemene beeld dat er heerst met betrekking tot vrouwen in India.

Na een afwisselde reis door de bergen en bossen van Noordoost-India, de theeplantages van Darjeeling, het door aardbevingen geteisterde, maar prachtige Nepal, de diepgewortelde culturele gebruiken van de Indiase Ganges rivier en het levensgevaarlijke verkeer van Delhi, komt eindelijk het letterlijke en figuurlijke hoogtepunt van India in zicht: Leh Ladakh. Deze noordwestelijke regio is een waar pelgrimsoord onder Indiase motorrijders. Manali vormt de uitvalbasis voor de reis naar het noorden. Het onmiskenbare lage brup-brup-brup van de Royal Enfields vult er de straten en de sfeer is er kameraadschappelijk. De Manali-Leh highway voert in noordelijke richting, met uitdagende haarspeldbochten over bergen, stukken gravel en zand, kuilen en gaten. ’s Nachts kun je slapen bij een van de vele ‘glamping’ hutten of je zet gewoon je tentje ergens neer in het uitgestrekte niemandsland. De uitzichten zijn er adembenemend. Langs de met sneeuw bedekte bergtoppen en kristalheldere meren voel je je extreem nietig. Het gevoel van ruimte, leegte en alleen-op-de-wereld wordt slechts onderbroken door een eenzame nomadentent, waar ze thee en noodles verkopen. Dit deel van India grenst aan Tibet. Het Tibetaanse boeddhisme, met zijn prachtige kloosters en felgekleurde gebedsvlaggetjes, geeft de trip een extra ‘Zen and the art of Motorcycle maintenance’ gevoel.
Het letterlijke hoogtepunt is het bereiken van de hoogste weg ter wereld. De route naar dit punt blijkt een glibberige, hobbelige, met kuilen bezaaide gravelpiste. Een paar keer slaat mijn hart een slag over als het ravijn iets te dichtbij komt, omdat een zich stapvoets voortbewegende Royal Enfield opeens besluit uit te wijken terwijl ik net aan het inhalen ben. Eenmaal boven is dat al snel vergeten. Het uitzicht is adembenemend, al was het alleen al omdat je op 5.359 meter hoogte bent, met rondom zicht op de enorme met sneeuw bedekte bergen. Van de zonnige stranden van Perth naar het besneeuwde dak van de wereld. Veel groter kan het contrast haast niet!

De hier beschreven reis betreft de eerste van twee delen. Deel twee van Chantal Simons’ monsterreis van Australië naar Nederland vind je in MotoPlus 14/2019.

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...