Nieuws

Reizen Meuse, Frankrijk

De Meuse is veel meer dan de Eerste Wereldoorlog, net als Verdun kent de streek van de Maas een rijke geschiedenis, zeker toen de Franse en Spaanse renaissance hoogtij vierde in bepaalde kleine steden. Wil je weten wat Michelangelo, Florence en het Huis van Oranje verbinden aan dit Franse departement? Rij dan mee…

Lang hoef je niet in het zadel te zitten om verwonderd te raken over het moois dat Frankrijk te bieden heeft. Denk je het land van de croissant (van oorsprong notabene een Oostenrijkse specialiteit) een beetje te kennen, blijkt het toch nog verborgen plekjes te herbergen die het motorhart weten te st(r)elen. Eén zo’n plek is het onontdekte en miskende cuestalandschap van het Maas-departement.
Het uitzicht hier wordt overigens niet enkel bepaald door de bekende rivier, waarvan de Franse bovenloop allesbehalve majestueus is. Een serie asymmetrische heuvels markeren er de horizon, steil aflopend aan de ene kant en zachtjes glooiend aan de andere. Cuesta’s met langgerekte heuvelruggen vind je ook in het uiterste zuiden van België.

In tegenstelling tot het harde en ruwe leisteenkarakter van de naburige Ardennen, zorgt de typische kalkzandsteen van de Gaume voor een warm decor van uitnodigende dorpjes in een open heuvelland. In een zonovergoten Torgny, met z’n goudgele gevels en roodbruine dakpannen, steken we de Franse grens over en voelen ons meteen de koning te rijk in het lege landschap. Om de een of andere reden zoeken we die leegte altijd op. Weg is dan de drukte van de dag, terwijl de vrijheid van het motorrijden zich juist aandient. Met een stevige rit van Torgny naar Revigny-sur-Ornain, waar we een charmante chambre d’hôtes hebben geboekt, krijgen we meteen al enkele uren speelplezier over prachtige Franse wegen in de schoot geworpen!

Kleine D-wegen verbinden al even kleine dorpen, waar verroeste wijzers van de kerkklok de tijd tot een halt hebben geroepen. Het verleden is hier nooit ver weg, wanneer je je ogen ervoor opent. Getuige onder meer de zwaar versterkte citadel van Montmédy, hoog op haar heuvel liggend. Hier maakte een 19-jarige Lodewijk XIV zich met Franse overmacht meester van het Spaanse garnizoen, waarna hij zijn vestingbouwer Vauban opdracht gaf om het bolwerk verder te versterken in zijn strijd tegen de Spaanse Habsburgers.

Datzelfde Montmédy werd 134 jaar later de laatste strohalm van Lodewijk XVI, die er koningsgezinde troepen hoopte te vinden op zijn nachtelijke vlucht voor de Franse Revolutie. Jammer genoeg wordt de koning in zijn koets herkend en in Varennes-en-Argonne gearresteerd. Hiermee is het lot van Louis definitief bezegeld, wat hem en zijn vrouw letterlijk de kop kostte. Beiden hadden de ernst van de zaak duidelijk onderschat, zeker Marie-Antoinette van wie het verhaal gaat dat ze riep dat het hongerige volk dan maar croissants moest eten als er geen brood meer was. Nepnieuws of niet, de spilzieke koningin was niet geliefd bij het Franse volk.

Dit is overigens niet het enige stukje geschiedenis wat hier in de regio werd geschreven. Net als de rest van de Argonne lag Varennes in de vuurlinie van de Grote Oorlog. Gelukkig werd dit compleet verwoeste dorp wel heropgebouwd, wat met een tiental andere ‘gesneuvelde’ dorpen in de wijde omgeving van Verdun niet meer zou gebeuren.
Hoezeer ook moeder natuur de littekens van de oorlog tracht te verbergen, toch lijkt het hier op veel plaatsen alsof men de gruwel van 1916 nooit te boven is gekomen. Als de Duitsers met de Slag om Verdun ten doel hadden om de Franse bevolking uit te dunnen, dan zijn ze daar met terugwerkende kracht in geslaagd. De Meuse telt nog geen 200.000 inwoners en behoort hiermee tot de top tien van dunst bevolkte departementen in Frankrijk. Een cijfer dat ook nog eens een neerwaartse trend vertoont en de leegte van de streek ook op papier duidelijk weergeeft!

De dikke Beemer ruikt ook de volgende dag zijn kans en boxert er bevrijd op los. De ene departementsweg na het andere krult zich door een patchwork van groen en geel. Landerijen en dorpen spelen haasje over in een rustig rivierlandschap. De Saulx en haar zijriviertje Ornain ontwateren zachtjes kabbelend het plateau van de Barrois. Een taak die ze al eeuwenlang uitvoeren.
De Barrois, zeg maar de streek rond Bar-le-Duc, oogt heel wat vriendelijker dan de bosrijke Argonne in het noordwesten van het departement. Niks leuker dan te rijden in een zonovergoten landschap dat je met nagenoeg niemand hoeft te delen. Complete stilte ook wanneer we de motor parkeren voor de ingang van de abdij van de Drie Fonteinen. Die moet je niet verwarren met het gelijknamige cisterciënzercomplex in Rome, die werd gebouwd op de plek waar de apostel Paulus werd onthoofd. Het is daarentegen wel een prachtig complex. Dat laatste geldt overigens ook voor het prachtige plaatsje Lisle-en-Rigault, dat we vanaf een oude stenen brug bewonderen.

Dat doen we misschien net iets te lang, want hongerig en dorstig moeten we snel op zoek naar een tafel voor twee. Dat blijkt bijna zoeken naar een naald in een hooiberg, want veel horeca is er niet in de wijde omgeving. Dat zijn we in Noord-Frankrijk wel een beetje gewend inmiddels, maar vandaag moet de gifbeker klaarblijkelijk leeg. Hebben we eindelijk een zeldzaam restaurant gevonden, blijkt ‘ie gesloten. Voorgoed gesloten, zo vertelt een lokale inwoner die hijgend komt aangelopen. Ook het etablissement dat we op zijn aanraden aandoen, geeft een halfuur later niet thuis. Corona heeft diepe wonden geslagen in de micro-economie van het platteland, dat moge wel duidelijk zijn!

Googelen dan maar! En vervolgens een stevig stuk omrijden voor we in een hotel, ergens in de leegte van het land, wat kunnen eten. De plaatselijke politie is er blijkbaar vaste klant en de dame aan de receptie kakelt honderduit als ze ons ziet. Eindelijk klanten, hoor je haar denken. Zouden de toeristen dan eindelijk de weg naar het departement hebben gevonden? Nou, als ze dat al hebben, dan liggen ze waarschijnlijk allemaal op het strand van het Lac de Madine, het grootste meer van Lotharingen. Want zelfs in Bar-le-Duc, toch de hoofdstad van het departement, lijken we de enige toeristen en hebben we vrij spel in de beneden- en bovenstad. De prachtige late namiddagzon laat haar warmste kleuren over een stenen stoet van renaissancegevels vallen. Dat er nog zoveel oude herenhuizen zo goed bewaard zijn, mag een wonder heten als je weet dat de bommen hier als regendruppels neervielen in één van de bloedigste veldslagen ooit. Het stadje lag echter net achter de frontlinie en fungeerde als bevoorradingsstation voor de hel van Verdun.

Bar-le-Duc is letterlijk een ‘haut lieu’ van Franse geschiedenis en cultuur. De hoofdstad van het vroegere hertogdom Bar ligt inderdaad op een hoogte, zoals zijn naam in het Keltisch aangeeft. Sommigen zien in de middeleeuwse versterking op de rots een barrière ter verdediging van de streek. De twee barbeelvissen in het stadswapen vertellen dan weer een ander verhaal over hoe het stadje aan zijn naam is gekomen. Geloof het of niet, er zwemt nog altijd barbeel in de Ornain beneden!

De oude hertogstad beleefde zijn gouden tijd in de 16e eeuw, toen het hertogdom Bar werd verenigd met dat van Lotharingen. Er volgde een tijd van ongekende voorspoed en welvaart, iets dat je op een wandeling naar boven nog altijd ziet. Rijkelijk etaleert het historisch erfgoed zich in de vorm misschien wel één van de mooiste renaissancewijken van Frankrijk. Net als in Saint-Mihiel, een ander renaissance oord op een halfuurtje rijden, heeft de wereldberoemde beeldhouwer Ligier Richier er enkele van zijn grootste meesterwerken neergezet.

Koningsgezinde Nederlanders moeten absoluut de kapittelkerk van Saint-Étienne bezoeken. Zij maar ook de andere bezoekers staan er om te beginnen oog in oog met de vergankelijkheid van het leven, op schitterende wijze in beeld gebracht door het beeldhouwerk ‘le Squelette’ (het skelet red.) van Ligier Richier. Het beeld stelt het halfvergane lichaam van René van Chalon voor, de allereerste Nassau die zich Prins van Oranje mocht noemen. Het fundament kortom van het Huis van Oranje-Nassau. Van hem is trouwens ook de uitspraak ‘je maintiendrai’. Lang heeft hij er niet van kunnen genieten, want op 25-jarige leeftijd werd hij door een kanonskogel dodelijk verwond. Volgens de legende had hij opdracht gegeven om zijn lijk drie jaar na zijn dood weer op te graven en te vereeuwigen. Een macaber idee, dat door Richier in een beeld is omgezet!
Diep onder de indruk en met de laatste zonnestralen op het vege lijf rijden we het stadje uit. Dit keer duurt het gelukkig niet lang voor we een goed gevuld restaurant vinden. De drukte blijkt niet voor niets, de culinaire vaardigheden van de chef blijken extreem goed. Tevreden duiken we die avond het nest in!

Het landschap is ook de volgende dag van een eenvoudige schoonheid. We worden er spontaan vrolijk van, ook omdat de zon zich al vroeg laat zien van haar beste kant. Na de Argonne en de Barrois verkennen we vandaag de oostelijke kant van de rivier, een lichtglooiende vlakte die zich uitstrekt tussen twee cuestaheuvels. Die vlakte van Woëvre maakt samen met de hoger gelegen Côtes de Meuse deel uit van het Regionaal Natuurpark van Lotharingen, dat bekend staat om zijn gevarieerde natuur- en cultuurlandschappen.

Zo vrij als een vogel vliegen we door een decor van glad gemaaide velden. Hier en daar is boer en tractor nog druk in de weer met het binnenhalen van de oogst, vóór ons kwispelt de weg van opperste blijdschap wanneer hij ons ziet. Heerlijk ontspannen gaat verder door een mix van akkers en weilanden. Hoog boven onze hoofden zweeft een grote vogel, die er het zijne van denkt. Minutenlang kunnen we onze gevederde gast in al zijn vleugelwijdte volgen in de zoeker van de camera. Aan zijn oranjerode lichaam, diepgevorkte staart en halfwitte kop te zien, is het een rode wauw die op zoek is naar een smakelijke ochtendsnack. Zonder het goed te beseffen, hebben we behoorlijk mazzel. Het dier blijkt namelijk een zeldzaamheid en laat zich niet of nauwelijks nog zien. Vroeger kon je deze aaseters veel in dorpen en steden vinden, nu zie je ze enkel nog op landbouwgrond of bij een open bos.

‘Rare’ vogels vinden we daarentegen in Lahaymeix, één van de zes plattelandsdorpen waar moderne kunstenaars hun ding doen in de openlucht. Tijdens een korte boswandeling laat deze opvallende buitenkunst zich uit eerste hand ervaren. Terug in het dorp stuiten we zowaar op wat stoelen en een tafeltje op de stoep. Daarvoor gaan we heel graag in de remmen!

Waar Bar-le-Duc wel eens de Schone Slaapster van het departement wordt genoemd, heeft men het bij Saint-Mihiel over het ‘kleine Florence van Lorraine’. Beide stadjes zijn niet veel groter dan een volwassen dorp en toch bezitten ze een keur aan prachtige bouwsels. In het geval van Saint-Mihiel waren het monniken die geld in het laatje brachten. Geld dat gemakkelijk rolde, wat je onder meer terugziet aan de grote herenhuizen in typisch Franse renaissance stijl, maar ook aan de 18e-eeuwse abdijbibliotheek vol eeuwenoude boeken en een ontroerende beeldengroep in de Saint-Étienne kerk, het laatste meesterwerk van Ligier Richier. Het spreekt voor zich dat de beroemdste inwoner van de stad zijn bronzen standbeeld verdient op het gelijknamige plein.

Cuesta’s zijn fantastische uitkijkpunten. Wanneer op de heuvelrand dan nog een middeleeuws kasteel staat, dan kan de dag niet meer stuk. Duizendmaal dank ook aan Belle Skinner, een rijke Amerikaanse filantroop, die na de Eerste Wereldoorlog de centen op tafel legde voor de totale wederopbouw van Hattonchâtel. Het dorp en kasteel zijn enorm geliefd onder toeristen en plaatselijke koppeltjes, die er van een panoramisch zicht genieten over de weidse vlakte beneden.

De vlakte van de Woëvre en de hellingen van de Côtes de Meuse zijn als de boomgaard van Lorraine. Al sinds de 15e eeuw worden hier kleine gouden pruimpjes geteeld, goed voor bijna driekwart van de wereldproductie. De mirabel wordt dan ook beschouwd als het goud van Lorraine.
Een bezoek aan Verdun mag uiteraard niet ontbreken wanneer je een bezoek aan de Meuse brengt. Geen stad die het zwaarder te verduren kreeg in de Eerste Wereldoorlog dan Verdun. Tien maanden lang werden er miljoenen granaten op afgevuurd, met honderdduizenden doden tot gevolg. In en rond de stad vind je dan ook een veelvoud aan gedenktekens aan de oorlogswaanzin die Europa de hel op aarde bracht.

Van een heel andere orde is het piepkleine Marville, op een steenworpafstand van de Belgische grens. Knikkebollend in de namiddagzon schrikt het halve dorp wakker wanneer we het marktpleintje oprijden. Een ijsje sust de ergste droogte in de keel, voordat we ons neerzetten op een terras. Ook dit dorpje in de Gaume maakte vroeger deel uit van de Spaanse Nederlanden. Mooie herenhuizen in Spaanse renaissance stijl vestigen de aandacht op zich. Heel lang blijven we er niet hangen, want er staat nog een laatste bezoekje op het dagprogramma. En wel aan het kleine kerkhof van Saint-Hilaire, dat het mooiste uitzicht biedt op Marville. Duizenden schedels liggen er netjes opgestapeld in het knekelhuis, zorgvuldig bewaard door een brave bewaker aan het einde van de 19e. Carpe diem als antwoord op de vergankelijkheid van het leven. En dat is precies wat we nu doen, de dag plukken. Want morgen wacht weer die negen tot vijf baan…

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Indian Scout

Eerste Test Indian Scout

25 april, 2024

Met honderdduizend verkochte units sinds 2015, goed voor ruim veertig procent van de totale verkopen, kun je wel ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-