+ Plus

Interview NSU-zelfbouwer Peter van Andel

Het was de tijd, legt Peter van Andel uit. Die tijd waarin techneuten zelf sleutelden. En zelfs eigen motoren bouwden. Goedkoper, en bovendien mooi om te doen. Peter van Andel is zo’n techneut. Hij bouwde twee eigen motoren, één met een Renault-blok en de tweede met een stoer NSU 1200-blok. Hij veroverde er zelfs de titel Koning Zelfbouw mee in 1977. Daarna werd het stil. Totdat zoon Huib de Renault uit de kelder takelde. De koffie wordt geschonken, de thee staat ook klaar. Op de tafel liggen plakboeken naast een schoteltje met koekjes. De Jack Russell staat voor de tuindeur. Een beetje pesterig. Aan de andere kant van het glas staat namelijk de kat van de familie te verkleumen. Peter van Andel kijkt eens op uit zijn stoel en grinnikt wat. Ze kunnen verder goed met elkaar, de hond en de kat, verzekert hij. Een beetje eigenwijs zijn ze wel, weet hij ook. Misschien dat Van Andel zich wel kan vereenzelvigen met die karaktereigenschap. “Ik ben ook nooit lid van een club geweest. Dat hoefde niet van mij. Ik ben liever eigen baas, geen gedoe. Ik laat me niet graag opjagen.” Hij groeide op in de tijd dat Britse motoren de wegen bevolkten, hij zag zijn vader “meestal Engels” rijden. “Uit pure armoei”, zegt de nu 59-jarige Van Andel. Die “armoei” maakte hij zelf niet meer mee, wel de tijd dat een motorrijder zelf sleutelde. “Daar ben ik groot in geworden”, zegt hij. Peter van Andel vertelt zijn bijzondere verhalen alsof hij net een ketting heeft gespannen een kapot knipperlicht van een nieuw lampje heeft voorzien. Hij heeft echter twee motoren gebouwd, toch geen alledaagse bezigheid. Van Andel doet het af met regelmatig schouderophalen. “Het is ook al lang geleden.”Als NS-werknemer had hij de luxe dat hij gratis met de trein kon reizen, maar Van Andels liefde voor techniek had hem in de greep. Hij reed “Engels”, net als zijn vader, maar besloot om zelf zijn eigen motor te bouwen. “Ja, eh, om zuinig te doen. Er was geen geld en ik kon een half gaar Renault-blok krijgen met een BSA 33-frame uit 1956 er bij. ‘Voor wie er wat mee wilde’. Een NSU-blok was natuurlijk veel mooier, maar die Dauphine was er. Het frame kreeg ik dus, toen kwam de voorvork en het voorwiel en het achterwiel. Het was gewoon kijken wat er kwam. Ik ben vrijgezel geweest tot m’n 31e. Later kon ik een andere motor wel betalen, maar ik gunde het een motorzaak gewoon niet.” Hoe lang hij heeft gesleuteld aan zijn Renault weet Van Andel niet meer. Wel herinnert hij zich hoe het werkregime er uit ongeveer uitzag. Het ging lang zo dat ik thuis kwam van m’n werk, ging eten en dan het schuurtje in dook. Tegen half elf kwam ik er dan weer uit. Later kwam m’n vrouw me er wel eens uithalen.” Het 845 cc-Renault Dauphine-viercilinder blok was al een jaar of tien oud toen Van Andel het rond 1971 in handen kreeg. “Hij had al een ton gelopen, of zo. In wezen heb ik er maar weinig aan gesleuteld en het blok was eigenlijk ook standaard. Alleen een ander koppie d’r op. Eén keer heb ik het ding een schop gegeven, toen hij bij een vriend van me in de schuur stond. Hij liep toen alleen maar meer stationair. Maar ik heb er véél mee gereden. Op vakantie naar Denemarken, Duitsland en Zwitserland. Met een eigengemaakte aanhanger. De bedoeling was dat er een zijspan aan zou komen voor de kinderen, maar dat is er nooit van gekomen. Ik ben met die aanhanger er achter ook in de sneeuw en de vrieskou naar het Elefanten Treffen in Duitsland geweest. Die aanhanger was wel een beetje groot uitgevallen, toch. Er waren wel mensen die wat raar opkeken, dat zoiets mocht in Nederland. Tegenwoordig valt het niet meer op als je met zo’n ding rijdt, maar toen waren er toch wel meer mensen die experimenteerden.” Of hij trots was? Van Andel haalt nonchalant zijn schouders op. “Ach, trots…. Ik stond eens een keer ergens in Luxemburg en toen kwamen er mensen bij de motor staan. ‘Goh, ze hebben hier ook Renault-motoren’, zei d’r eentje. Dat vond ik dan wel leuk. Maar trots…. Het was gewoon een motorfiets. Bijzonder en apart, dat wel.” Het BSA-frame stond stevig sturen toe, zo hoorde Van Andel van een vriend. “Hard door een bocht gaan heeft volgens mij niks te maken met de motor. Het ligt aan de man die er op zit. Ik vond vroeger zelf nooit zo dat ik hard stuurde, maar een vriend riep eens een keer ‘doe ‘ns kalm aan met die kar achter je kont’.” Wat de Renault/BSA woog, weet Van Andel niet. “Geen idee. Maar ik deed alles met ijzer. Hij was niet licht. Hoe hard ie liep? Zo’n 130, geloof ik.” Zoon Huib weet wel beter. “Nee, hij wil wel 160 lopen, hoor.” Huib kan het weten. Hij takelde de bijna vergeten maar niet verloren Renault uit de kelder van de garage, toen zijn ouders op vakantie waren. Hij wijst naar de wat schimmige Ducati Indiana in de hoek. “Die was ik wel zat.” Vanaf 1977 heeft de motor zo’n dertig jaar stil gestaan. “Jaren heb ik gedacht ‘ik laat ‘m staan en maak ‘m wel weer een keer aan het lopen’”, vertelt vader Peter. “Maar ik weet niet of dat ooit was gebeurd als Huib het niet had gedaan.” De lange winterslaap van de Renault had een reden. Van Andel had namelijk een nieuw project afgerond, waarbij hij een viercilinder NSU 1200TT-blok in een Norton Commando-frame hing. De NSU en de Renault staan nu gebroederlijk naast elkaar in de garage, nog geflankeerd door een Honda-brommertje en die Ducati Indiana. Aan de muur laat een authentieke Loesje-poster voor de zekerheid nog even weten dat “liefde en de laatste trein” niet samen gaan. Opgepikt tijdens een klus, ergens langs het spoor, verduidelijkt Van Andel. Vandaar. Hij bekijkt zijn twee motoren nog eens. Twee naked bikes uit de wereld volgens Peter van Andel. De Renault heeft een eigenwijze kont en slechts een snelheidsmeter tussen twee smalle clipons geklemd. Twee uitlaten prikken op “scrambler”-achtige hoogte halverwege de schokdempers naar boven. “Zelf gemaakt”, zegt Van Andel. Door het uitlaatsysteem moesten ook de originele carburateurs plaatsmaken voor Amals die wel passend te maken op het spruitstuk. De swingarm oogt angstaanjagend iel. De felrode kleur geeft de Renault toch een stoere look. De NSU is dat van zichzelf al. De machine met een prachtige nostalgische sportbuddy oogt ondanks het forse blok opvallend slank en sportief. De uitlaatdempers komen uit “de vervangingsmarkt”, zegt Van Andel, de bochten komen van een Kawasaki en heeft hij aangepast. Voor het blok, boven de cilinderkop, brengen twee verstralers desgewenst licht in de duisternis. Net als de Renault heeft de NSU laag geplaatste clipons. “De zaak een beetje opleuken vond ik wel mooi. Eerst maakte ik zelf een setje clipons, omdat andere gewoon te duur waren. Nu zit er een stel Tomaselli’s op. Het moest een beetje sportief zijn en die lijn vind ik ook mooi”, legt Van Andel uit. In tegenstelling tot de sobere uitrusting van de Renault valt het extravagante instrumentarium van de NSU nadrukkelijk op met twee grote en twee kleine tellers en twee fors uitgevallen controlelampen. “Je moet wat, hè”, zegt hij, weer wat schouderophalend. “Zo links en rechts zitten er wel wat uren in.” De kleur, van roze naar lichtpaars neigend, schreeuwt om uitleg. “Ik heb destijds zo maar een kleur laten mengen. Ja, hij moet nodig een keer in de lak”, ziet ook Van Andel. De Duitse NSU-krachtbron had hem altijd gefascineerd, vertelt hij. “In de sprint reden ze er ook mee. Hadden ze twee van die blokken achter elkaar geplaatst. Leuk, apart spul. Daar kon je ook zien hoe ze dat oplosten. Die techniek vond ik prachtig! Ik wilde zelf ook een mooiere motor maken. Zo’n NSU-blok ziet er ook fatsoenlijk uit. Veel mooier dan die Dauphine. Ik heb toen veel gesleuteld op de sloop. Daar was het allemaal te vinden. Volgens mij ben ik in 1973, 1974 begonnen en in 1977 was hij klaar.”Het resultaat mocht er zijn, merkte Van Andel op de Rai dat jaar, want de bouwer werd gekozen tot Koning Zelfbouw. Van Andel spendeerde talloze uren en avonden in zijn schuur om het project te voltooien. “Een voorbeeld had ik niet. Ik wilde gewoon zo’n NSU-blok hebben. Dat kostte me geen hout, maar het frame kwam op zo’n 1200 gulden. Dat frame moest ik wel aanpassen om het blok er in te krijgen. De buizen aan de voorkant heb ik verzaagd om ruimte te krijgen voor de uitlaatbochten. Bij dat frame kwam ook nog een bak van een Norton, net als de wielen en een voorvork. Toen ik later wat meer geld ter beschikking had, wilde ik dat ook besteden. Ik kocht een Laverda-achterwiel, dat was veel mooier en de trommel remde ook veel beter. Ik kocht ook een Laverda-voorvork, daar was ik heel wijs mee. Dat was een hele luxe aankoop voor mij, die kostte me 750 gulden. Schijfremmen vind ik vreselijk, maar ze remmen als de kolere. Ik wilde gewoon trommels en die zaten dan ook in een wiel van een Yamaha-racer dat ik kon kopen voor 250 gulden. Het is eigenlijk niks, zo’n Japans iets, maar ja…”De imposante monumentale Münch Mammut werd ook aangedreven door een NSU-blok. Toch was de excentrieke creatie van Friedel Münch geen inspiratiebron voor Van Andel. “Die vond ik ook niet echt mooi. Een kennis van mij had wel een Münch, een ding met bijna 100 pk. Mijn blok had ongeveer 64 pk. Ik heb toen wel alle gegevens overgenomen van die kennis, maar afgezien van een speciale TTS-nokkenas die ik bij Pon op de kop tikte, is het blok standaard gebleven. Die nokkenas zorgde er eigenlijk alleen maar voor dat hij meer ging verbruiken. Ik had misschien wat meer moeten experimenteren. Die pk’s moésten er in zitten.” Oorspronkelijk had de NSU Solex-carburateurs, Van Andel verving ze door 40 mm-Webers – zonder dat dat veel verschil maakte. “Iemand had me al eens aangeraden om er een paar goeie carburateurs op te zetten. Ik dacht ‘och, waarom eigenlijk’. Maar ze hadden de naam, hè: ‘het wonder van Weber’.” Aan de Webers zijn glimmende kelken bevestigd. “Zelf gemaakt, uit massief aluminium.”Opvallend is ook de zijkant van de NSU met, wat Van Andel “een doorkijkkast” noemt. “Sommigen vinden het vreselijk. Maar nu kan ik tenminste zien wat er gebeurt. Twee keer is me de ketting kapot gegaan door trillingen. Nou, dat wil je niet meemaken, hoor. Dan staat het wiel toch even stil. De verdeler zat rechts, maar die zit nu aan de linker kant. Met een auto maakte dat niet uit, want daar heb je de ruimte. Het kettinkje en met tandwielen lopen door de olie en daar heb ik nu eigenlijk geen omkijken meer naar.”Eén keer voorzag Van Andel het blok van andere zuigers. “Sloopspul. Ik denk dat het ding ongeveer 70.000 kilometer heeft gelopen. Onze verste rit was naar Lyon, denk ik. Dat waren nog eens tijden…..” Ook Van Andels echtgenote stapte achter op de NSU. Van Andel herinnert zich de eerste rit nog. “Had ze van die hoge hakken aan. Toen ze afstapte, zaten er van die rubberstrepen van die hakken op de uitlaten! Dat was bijna het einde van onze relatie.” Die relatie kreeg later nog een gevoelige knauw toen een kapot make up-flesje schade aanrichtte aan Van Andels zelf gebouwde de aanhanger. “Alle lak eraf!”Zowel voor als achter staat de NSU op 110-brede banden. Voor is het echter een groot 19 inch-wiel, achter een 18 inch. Van Andel legt die keuze uit. “Ik had liever een 18 inch-voorwiel gehad, maar hier zat een band bij.” Achter had hij ooit een bredere band.. “Jaren heb ik het gevoel gehad dat de motor dweilde. Die band was te breed, te lomp. Nou stuurt ie weer als een mes. Tenminste, naar mijn maatstaven.”Dat de machine een heel eigen rijtechniek vergde als Van Andel zijn aanhangwagen er achter had gehangen, merkte hij ook snel. “Ja, die aanhanger was toch wat groot uitgevallen. Twee keer ben ik bijna met dat ding verongelukt! Hij was gewoon te breed. Als je de benen netjes langs de tank hield, voelde hij heel instabiel. Ging je met de benen wijd zitten, dan was er niks aan de hand.” En de snelheden? “Hij liep zo 160, 170. Als de carburateurs goed stonden, want daar liep ik altijd mee te knoeien. Nou ja, in de zin van: goed afstellen. Ach, met die snelheden van tegenwoordig stelt dat van toen niks voor.”Zoon Huib zorgde er voor dat zijn vader de bijna uit het oog verloren Renault ook weer in het hart sloot. De 25-jarige Huib praat geestdriftig over de Renault als “die van mij”. Peter vindt een lichte correctie op zijn plaats. “Nou, hij houdt ‘m aan de praat.” Het was een hele klus om de fluisterstille viercilinder weer aan de praat te krijgen. “Ik heb het hele blok uit elkaar gehaald en er zaten drie zuigers muurvast”, aldus Huib. “Vroeger kwam de motor in files nogal eens aan de kook”, herinnert Peter zich. “Huib heeft dat opgelost. Huib heeft de liefde voor techniek van zijn vader overgenomen, zo blijkt. “Ik heb hem niet gepusht, maar ik vind het leuk dat hij het doet. Hij is zelf gaan sleutelen en we hadden ook een lasapparaat. Sleutelen leer je door dingen zelf te doen. Maar het zat er eigenlijk altijd al in. Hij had ook een Kapteijn-blokje op een step. Dat was in de tijd dat ie nog wat van me aan nam.” “Je wordt wat eigenwijzer, hè”, onderschrijft Huib. Hij rijdt vanaf zijn 21e en knalde voor die tijd al met een Honda SS50-brommertje tijdens vakanties naar Normandië en Monaco. Overduidelijk heeft hij zich over de Renault ontfermd als een vervroegde erfenis. Als een echte zoon van zijn vader herinnert hij zich zijn eerste rit op de Renault als “leuk. Het was wel lachen, zo op de fiets van m’n vader. Mijn vrienden hebben ook allemaal niet het duurste spul, maar ze vonden ‘m ook toch wel apart, wel bijzonder. Hij stuurt en rijdt gewoon beter dan mijn Indiana. Maar ik ben ook geen modern spul gewend.” De NSU reed hij ook wel eens, zegt hij. “Dan merk je toch wel meteen dat ie veel meer vermogen heeft.”Dat niet iedereen de bijzondere creaties kan plaatsen, heeft ook Huib gemerkt. “We zijn een paar keer samen naar het Nationaal Veteranen Treffen geweest in Woerden. Ja, dan zit er een blauwe kentekenplaat op en mensen denken dan meteen dat het een oldtimer is. Maar wat voor één? Mensen kennen het vaak niet. Als ik sta te tanken, word ik negen van de tien keer gevraagd of het een Laverda is”, zegt hij. De NSU/Norton roept ook heel gemengde reacties op, weet vader Peter. “Van mooi tot ‘wat is dat nou voor ding’.” En wat hij nou zelf het mooiste van zijn unieke machine vindt? Van Andel denkt even na over de vraag en schudt dan zijn hoofd. “Het ding is niet mooi.” Zijn zoon beaamt het en komt met een toevoeging. “Hij is gewoon apart.”“Eigenlijk wil ik nog altijd een keer een tweecilinder NSU maken. Theoretisch kan dat; je hoeft alleen het blok door te zagen, want het zijn als het ware twee cilinderparen. Maar goed, dat wil ik al vijftien jaar… Ik rijd eigenlijk al te weinig met deze fiets”, zegt Van Andel. “Als ik Huib weg zie rijden met die Renault, denk ik ‘leuk’. Dat is het leukste: we kunnen nu samen weg. Ik wil ook wel weer wat meer samen op pad.” Hoewel je ook niet meteen moet overdrijven. “Huib had me vorig jaar bijna zo ver dat we samen naar het Elefanten Treffen zouden gaan. Hij op de Renault, ik op de NSU. Uiteindelijk bleek dat ik toch niet kon. En heel eerlijk gezegd… heel jammer vond ik dat nou ook weer niet.”StreamersVan Andel besloot om zelf zijn eigen motor te bouwen. “Ja, eh, om zuinig te doen. Er was geen geld en ik kon een half gaar Renault-blok krijgen.”“Afgezien van een speciale TTS-nokkenas is het NSU-blok standaard gebleven. Die nokkenas zorgde er eigenlijk alleen maar voor dat hij meer ging verbruiken.Huib praat geestdriftig over de Renault als “die van mij”. Peter vindt een lichte correctie op zijn plaats. “Nou, hij houdt ‘m aan de praat.”BijschriftenPeter en Huib van Andel met hun zeer speciale NSU en Renault. NSU_detail1Van Andel kan letterlijk in het het NSU-blok kijken. “Twee keer is me de ketting kapot gegaan door trillingen. Nou, dat wil je niet meemaken, hoor.”NSU_detail2De Laverda-voorvork is voor Van Andel een van de sterke kanten van zijn machine. Typisch tijdsbeeld: de verstralers. NSU_detail3Van de bovenzijde oogt de NSU in het Norton-frame toch slank. Het instrumentarium is uitbundig. NSU_detail4Ook de linkerzijde van het NSU-blok oogt imposant. Peter_NSUHij rijdt er te weinig mee, vindt ook Peter van Andel. Of hij dan trots is op zijn NSU? “Trots…. Hij is in ieder geval bijzonder.”Huib_RenaultZoon Huib haalde de Renault letterlijk uit de vergetelheid toen hij de machine uit de kelder van de garage takelde. Vader Peter was toen toevallig op vakantie. RenaultHet Renault Dauphine-blok bleek na wat passen en meten aardig in het BSA-frame te passen. De Renault is in ieder geval een opvallende verschijning.

Lees meer over

Ducati Honda Kawasaki Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

28 november, 2024

De Ninja SX houdt al jaren de vlag hoog in het sporttoersegment. Net als een klein Gallisch dorpje weert het zich ...