Interview Marc Marquez
Viervoudig MotoGP-wereldkampioen Marc Marquez rolt zijn Honda CRF450R uit een busje op een crosscircuit in Noord-Spanje. Hij staat klaar om te gaan motocrossen. Een van de bekendste motorcoureurs ter wereld heeft een werkelijk tjokvolle agenda vol verplichte nummertjes, maar gaat in zijn spaarzame vrije tijd heel graag een middagje rijden op de crossbaan.
Een onderonsje met Marc Marquez in of rond een MotoGP? Vergeet het maar! De agenda van de goedlachse MotoGP-coureur is tijdens raceweekenden helemaal vol gestouwd met promopraatjes, meet-and-greets en andere afspraken. En daarnaast moet hij natuurlijk ook nog races winnen. Maar als het gaat over motocross, maakt hij toch tijd vrij in zijn drukke agenda. Dan is zijn interesse gewekt en wordt zijn toch al kenmerkende glimlach nóg een stukje breder.
We treffen hem bij het Rufea MX-circuit iets boven Barcelona. Zijn anonieme bus is niet bestickerd, maar van binnen wel keurig ingericht. Ook privé is de familie Marquez blijkbaar heel georganiseerd en er straalt veel liefde voor de sport van uit. Het circuit is vlak en goed onderhouden en heeft direct aanpalend een goed verlichte dirttrack-oval. Het is ook de plaats waar de jonge Marc Marquez opgroeide, veel fantasie heb je dus niet nodig om zijn passie voor het terreinrijden te begrijpen.
Marquez’ gedrevenheid, of het nu op zijn Honda RC123V MotoGP-racer of op een crossmotor is, kent geen grenzen. Hem wordt vaak verweten altijd de grens op te zoeken, zelfs wanneer daar voor de neutrale buitenstaander gevoelsmatig helemaal geen reden toe is. Voor onze fotosessie bijvoorbeeld, hebben we een mooie, gelijkmatige kombocht uitgekozen. Marquez komt echter met een dermate hoog enthousiasme op de camera afgevlogen, dat hij bijna ten val komt. Hij is wel opvallend snel, responsief en heeft een houding die – nou ja – anders oogt dan die van de overige rijders. Niet verwonderlijk natuurlijk, gezien zijn achtergrond.
Tijdens een van de pauzes, die unaniem beginnen met het begroeten van verschillende clubleden die even komen buurten, duiken we de keet in voor een interview. Brandende houtblokken knetteren op de achtergrond en zorgen voor wat warmte op deze frisse voorjaarsdag, terwijl Marquez zich met opvallende gretigheid op het onderwerp motocross stort. Alsof hij aan z’n eerste interview van het jaar begint en niet zijn driehonderdste…
Wat zijn je eerste herinneringen aan het motocrossen?
“Nou, ik ben opgegroeid, en woon nog altijd, in de perfecte regio voor deze sport. Ik woon dicht bij Bellpuig (waar van 2000 t/m 2007 de Spaanse Grand Prix werd verreden, red.) en naast deze baan in Rufea zijn hier nog veel andere trainingscircuits in de regio. In de winter kan het hier ook slecht weer zijn, met veel mist en dan is het perfect om op de crossbaan je conditie en skills bij te houden. Mijn ouders waren beide vrijwilligers bij Moto Club Segre, die wedstrijden in deze regio organiseerden. Al van heel jongs af aan was ik er dus bij betrokken. Ik weet nog dat ik ooit op mijn verlanglijstje voor kerst een ‘motor om mee te springen’ heb gevraagd. Eén van mijn allereerste echte herinneringen is toen ik in 2001 Stefan Everts en Mickael Pichon zag rijden op Bellpuig. Pichon reed toen met de nummer 2 Suzuki, weet ik nog. Soms onthoud je bepaalde rijders om bepaalde redenen, waarvan je eigenlijk niet kunt verklaren waarom precies. Dat heb ik met deze twee, ik weet het gewoon. Tot mijn achtste draaide het actieve rijden altijd alleen maar om motocross en als het aan mezelf had gelegen, was dat ook zo gebleven. Ik had talent, was al Catalaans kampioen en wilde verder in het Spaans kampioenschap. In die jaren mocht ik op een lokaal racecircuit ook een rondje op een wegracer rijden. Maar daar was ik helemaal niet zo enthousiast over. De motor was te groot, ik te klein. Alleen bleek ik ook daarvoor best talent te hebben, want blijkbaar reed ik direct snelle rondjes. Vrij snel daarna kreeg ik al een uitnodiging om voor een team te gaan rijden. Gratis! Het racen zou ons dus niets kosten! Dat gaf de doorslag…”
Het crossen begon dus feitelijk als familie-activiteit, zoals zo vaak het geval?
“Ja, het was simpelweg een manier om het weekend samen door te brengen. Bovendien was het heel toegankelijk. Heel anders dan de wegrace bijvoorbeeld. Bij crossen kom je aan, laadt de motor uit, gooit er benzine in, controleert de ketting en het filter en weg ben je. Wanneer je valt, vervang je indien nodig een hendeltje en hup, daar ga je weer. Wegracen is technisch volledig anders. Daar komt veel meer bij kijken, denk aan verschillende ECU-settings, veringinstellingen, banden, bandenspanning en noem maar op. Dat is niet te vergelijken!”
Waardoor pakte het crossen je zo?
“Door het springen! Wow! Ik weet nog mijn eerste keer op een 125. Die eerste sprong, die vergeet je nooit meer. En nog altijd hè! Onlangs was ik op Bellpuig, waar ik eigenlijk nooit meer rij, en pakte daar de grote tafel bij de tunnel in één keer. Alsof mijn maag in mijn keel kwam. Maar zo gaaf!”
Voel je zelfs met zes wegrace-wereldtitels nog altijd diezelfde sensatie op een crosscircuit?
“Ja, al ligt het wel enigszins aan het circuit. In de MotoGP heb ik trouwens hetzelfde hoor. Het einde van het rechte stuk van Mugello bijvoorbeeld: ieder jaar weer denk ik tijdens de eerste vijf rondjes ‘wow’. Met crossen heb ik dat gevoel altijd wanneer ik een nieuwe sprong doe. Wanneer ik alleen rijdt, dan voel ik me voor de echte grote jumps niet altijd even zeker, maar als zoals nu Josep Garcia (wereldkampioen Enduro2, red) erbij is, dan is het toch wat makkelijker om de snelheid vast te houden en de sprongen goed te maken om de juiste afstanden te overbruggen.”
En de ‘fear-factor’? Motocross is toch een hele andere tak van sport dan de wegrace, waarbij alles inmiddels als een soort tweede natuur voelt…
“Het vreemde van de cross is dat hoe harder je gaat, hoe minder de gaten en hobbels opvallen en hoe makkelijker het gaat. Het is alleen wel heel moeilijk om die grens te passeren. In de MotoGP weet ik precies waar de limiet ligt, terwijl ik tijdens het crossen altijd het idee heb dat het nog best sneller kan. Soms denk ik wel eens ‘nu ga ik serieus hard’, maar dan komt bijvoorbeeld een topper als Garcia langs en ‘bam’! Je wordt constant uitgedaagd om harder te pushen. Crossen is bovendien ook een heel fysieke aangelegenheid. Je moet echt een topconditie hebben, anders zullen je rondetijden nooit omlaag gaan, omdat je simpelweg eerder aan je limiet zit. Maar als het lekker loopt ervaar je een gevoel dat door geen enkele andere sport is te evenaren. Ook niet door dirttracken of door wegracen. Ieder rondje is anders en het kiezen van de lijnen helpt je leren improviseren. Wat dan ook bij de MotoGP weer van pas komt.”
Heb je dan ook meer plezier tijdens het crossen?
“De fun van het crossen zit ‘m onder meer in dat elk rondje anders is, want de baan veranderd continu. ’s Morgens kom je aan en duikt de baan op. Vervolgens pak je even pauze en gaat opnieuw rijden. Maar ondanks dat het hetzelfde circuit is, is de baan dan toch weer anders. Daarom is het zo leuk, het is altijd anders. Elke ronde is weer uitdagend!”
De wegrace is wat dat betreft dus meer routinewerk?
“Absoluut. Na een driedaagse MotoGP-test ben je de motor echt zat. Je doet het omdat de motor er beter en sneller van wordt, één clickje kan een wereld van verschil betekenen, maar constant datzelfde circuit en datzelfde rondje, dat gaat op den duur vermoeien. Vergeleken met racen wordt je van crossen fysiek sneller moe, maar mentaal niet door de variëteit op de baan. Dat maakt een wereld van verschil.”
Wat maakt de motocross dan zo leuk voor je?
“Vooral het feit dat je op de crossbaan meestal samen met anderen rijdt. Het sociale aspect zeg maar. Daarom heb ik José Luis Martinez (oud-Spaans MX2-kampioen, red.) ook gevraagd om met me te werken. Hij is mijn ‘ridercoach’ in de MotoGP, maar het is vooral dat ‘sparren’ tijdens de training waar ik veel waarde aan hecht. Ik ga eigenlijk nooit alleen crossen, er gaat eigenlijk altijd wel iemand anders mee. José, mijn broertje Alex (voormalig Moto3-wereldkampioen, red) of Josep zoals vandaag. Je krijgt dan ook altijd van die onderlinge wedstrijdjes op de baan en als je dan ’s avonds thuis bent, voel je allemaal van die kleine pijntjes. Dan weet je tenminste dat je gewerkt hebt! Crosstrainingen hebben vooral zin als je iemand voor je hebt rijden waar je je aan op kunt trekken. Heel soms, als hij niet kan, kom ik hier wel eens alleen. Dan merk ik direct dat ik twee seconden langzamer ben.”
Was er een duidelijk moment waarop je stopte met het crossen?
“Ja, dat was rond 2009. Ik kwam in de wegrace-GP’s terecht en als je daar vertelt dat je gek bent op motocross, dan roept iedereen meteen: ‘Nee, nee, nee, veel te riskant!’. Als onervaren rijder luister je daar naar, want inderdaad je kunt geblesseerd raken van het crossen. Maar als je zelf wat meer ervaring krijgt denk je ook: ‘maar het is wel een hele goede training’.
Zeker als je je hele leven al op een crossbaan rondrijdt en weet waar je mee bezig bent, dan hoeft de cross niet gevaarlijk te zijn. Bovendien zorg ik er wel voor dat ik altijd goed voorbereid ben. En ik rij ook alleen op circuits die goed geprepareerd zijn. Er zijn wel meer MotoGP-collega’s die het crossen leuk vinden. De een beheerst het kunstje beter dan de ander, maar hoe minder gevoel je er voor hebt, hoe groter het risico. Als het dan een keertje mis gaat (zoals onlangs nog met Moto2-rijder Remy Gardner, de teamgenoot van Bo Bendsneyder, die bij een crosstraining beide benen en een enkel brak red.) wordt er direct naar de cross gewezen, terwijl volgens mij de rijder nog altijd de beslissende factor is. Ik heb de laatste vijf jaar probleemloos gecrosst, maar er wordt over het algemeen alleen over mijn crosstrainingen geschreven als ik er eens een keertje een blessure bij heb opgelopen.”
Tijdens een MotoGP denken veel mensen vaak: Hoe doet die Marquez dat toch weer? Heb jij dat ook als je naar een MXGP kijkt?
“Nou en of! Iedere vrije zondag begin ik met kijken of er ergens een GP of grote cross is en waar ik die kan kijken. De techniek en motorbeheersing van die GP-rijders is echt ongelooflijk. Ik kan best een aardig stukje crossen, maar de echte techniek, zoals een juiste rijstijl of het effectief gebruiken van hobbels, dat beheers ik niet. Als ik dat zie, ben ik elke keer weer echt onder de indruk. Maar die toprijders hebben niet alleen veel talent, die maken ook enorm veel rij-uren. Dat is in de cross echt héél belangrijk. Wanneer je op het asfalt gevoel hebt voor het pakken van de juiste lijn en goed bent in jezelf positioneren, dan kun je vrij makkelijk snel zijn. In het terrein heb je echt tijd nodig om snelheid op te bouwen. In de MotoGP hebben we vanaf het vierde rondje de snelheid wel gevonden, maar in de cross zie je dat de rondetijden omlaag gaan gedurende de wedstrijd, zelfs als de baan dan zwaarder is geworden. Ik weet ook zeker dat hun rondetijden aan het eind van het seizoen op dezelfde baan seconden sneller is dan aan het begin van het seizoen. Om goed te rijden in de cross moet je er ongelooflijk veel tijd in stoppen.”
Je hebt het veel over techniek, zie je zelf ook verschil in stijl tussen de rijders onderling?
“Absoluut, daar hoef je ook echt geen expert voor te zijn. In de AMA supercross zie je bijvoorbeeld dat Tomac duidelijk agressiever is en meer robuust in zijn rijden dan bijvoorbeeld een meer verfijnde Musquin. Maar ondanks die twee totaal verschillende stijlen zitten de rondetijden binnen een fractie van elkaar. Dat maakt het ook zo mooi om naar te kijken. Soms leek het ook of Dungey totaal niet aan het pushen was, maar was hij wel bloedsnel, terwijl je een andere rijder ziet pushen en beuken, zodat je denkt dat die veel sneller zal zijn, maar dat blijkt dan totaal niet het geval.”
In de MotoGP zit je vaak op ’t randje en gaat het soms maar nét goed. Heb je met crossen wel eens van die ‘narrow-escapes’ gehad?
“In de MotoGP ben sta ik er bekend om op de limiet te rijden. Dan voel ik elke beweging in de motor. Ik push natuurlijk niet elke ronde – je moet weten wanneer je je dat kunt doen – maar ik rij inderdaad op een relaxte manier op de grens. Op een crossmotor voel ik me een stuk minder relaxed. Dan beweegt de motor immers altijd en dan ben ik vaak bang om de grip van voor- en achterwiel te verliezen. Dan bouw je dus een reserve in. Maar die ervaring helpt me wel in de MotoGP, want dan raak ik niet zo snel in paniek als er eens veel beweging in de motor komt.”
Is het crossen op deze manier ook een vorm van totale vrijheid voor je? Er is immers geen druk, geen team, geen verplichtingen…
“Dat is het inderdaad, maar wel om andere redenen. De vrijheid zit ‘m hier enerzijds in het feit dat we slechts met een paar man zijn, en anderzijds in het rijden zelf. Als ik hier onderuit ga, weet ik dat ik de limiet heb gevonden, raap de motor op en ga verder. In de MotoGP is dat wel anders. Als ik daar crash, weet je dat je vervolgens meestal een uur in de pitbox zit.”
Het is natuurlijk niet mogelijk, maar zou je soms niet gewoon crosswedstrijden willen rijden?
“Jazeker! Als er hier in Rufea of in Bellpuig wedstrijden zijn zou ik daar graag bij willen zijn. De start van een wedstrijd is al geweldig, maar daarnaast kun je ook in manche meerdere wedstrijden rijden. Je vecht om een positie, raakt je ritme kwijt of crasht, en moet dan weer plaatsen goed zien te maken. En wanneer je het juiste ritme te pakken hebt, kan dat ook. Bij de MotoGP verloopt een race vaak wat meer volgens een geijkt kader. Je start, vind je ritme en kijkt naar je positie. Je kunt wel het gevecht aan gaan, maar onder normale omstandigheden maak je geen tien posities meer goed. Ergens rond de plaats waar je in de MotoGP in de derde ronde rijdt, finish je waarschijnlijk ook.”
Als laatste: hoe ver denk je dat je had kunnen komen als je niet was overgestapt naar de wegrace, maar was blijven crossen?
“Waarschijnlijk niet zo ver als nu in de wegrace. Voor Spaanse motocrossers is het ook wat lastiger dan voor wegrace-coureurs. Dat is in ons land gewoon veel populairder. Wegrace is alles in Spanje, en dat werkt overal in door. Met name in de teams en de sponsors. Toen ik crosste hadden we tweedehands motoren en geen hulp of sponsoren. Zelfs als je het heel goedkoop doet, kost een seizoen je dan toch zomaar 15.000 euro. En dat is nog altijd heel veel geld voor een gemiddelde familie. Ik heb geluk gehad. Ik werd ontdekt en kreeg al snel een contract om te racen. En weg was ik!”