+ Plus

Interview Eric Willemse

Eric Willemse slaat zichzelf op de borst. “Hier gaat het om”, roept hij bijna triomfantelijk, de ogen glinsterend. Willemse bedoelt zijn shirt. Het groen, rood, wit en groen van de Italiaanse vlag. “De Tricolore.” Het hart van Eric Willemse klopt op zijn Italiaans. Zelden in volledige rust, met graagte bereid om een klopje extra te doen. “In Italië snappen ze het.” Eric Willemse geeft Italiaanse les. Eric Willemse heeft weinig nodig om zich in een vurige monoloog te storten. Zeg Moto Guzzi. Of Parilla. Of begin over de Motogiro d’Italia, de fameuze vijfdaagse rally door Toscane en Umbrië waar het niet uitsluitend gaat om 1500 kilometer het gas tegen de stuit te houden, maar ook om regelmatigheid en behendigheid. Willemse won in 2010 de Motogiro zijn klasse op zijn Moto Guzzi Lodola 175, als eerste buitenlander sinds 1914. Of zeg gewoon Italië. Het is nog net niet zo dat Willemse staand het Italiaanse volkslied aanheft, maar de gloedvolle lofzang die volgt, kent geen enkele valse noot en de brede glimlach en de fonkelde ogen geven blijk van zijn liefde voor het land, de mensen en de motoren. “Ik heb Italiaanse les genomen zodat ik gewoon kan communiceren. Dan ben je ook deel van de groep”, zegt hij. “Hier in Nederland wil ik bij het verkeerslicht vooraan staan en krijg je steeds meer gezeik”, probeert hij uit te leggen. “”In Italië kijkt niemand vreemd als je over het streepje staat of als je vast gaat op het moment dat het licht nog rood is, maar er toch niemand aankomt. In Italië rotzooit iedereen maar aan.” Willemse houdt van ‘maar wat aan rotzooien’ – maar dan wel met het oog van de perfectionist. Dat zit wel een beetje in de familie. Zijn broer Gerard en zwager Jan Honnee waren technisch uiterst begaafde sprinters en zelf was Eric jarenlang een zeer gerespecteerd coureur in de Battle of the Twins op zijn Swallower Guzzi, een oogstrelende machine met als meest in het oog springende kenmerken kettingaandrijving en een zelf ontworpen voorvork. Ja, leuk was dat, dat harde rijden. Die knie over het asfalt laten schrapen. Met succes ook nog, want ooit was hij Neerlands beste tweeklepper BotT-coureur. Maar Willemse is veranderd. En toch ook weer niet zo heel veel. Want gebleven is die niet te stillen honger naar een uitdaging waarbij de grenzen van de techniek en het denkvermogen van het menselijk brein worden opgerekt. Snelheid is nog steeds belangrijk, maar het gaat niet langer om ‘zoveel mogelijk pk’s pakken’, zoals hij zegt. Het huis van Willemse en zijn vrouw Desiree reflecteert hoe hij in het leven staat. Terwijl in de keuken een kip in een tuigje hangt om zijn kreupele pootje te ontlasten – ‘daar zorgt mijn vrouw voor; zij vangt gedumpte kippen op’ – staan in de kamer voornamelijk oude, degelijke meubelen. “Ik houd van oude dingen. Oud is echt”, vindt Willemse. “Oude motoren zijn ook echt.” Wat er mooi is aan zijn Lodola? Hij haalt zijn schouders op. “Wat is mooi? Ik weet het niet, zeg jij het maar.” Willemse komt echter zelf met het antwoord. “Eigenlijk alleen dat het een Guzzi is, ontworpen door Carlo Guzzi. Het sterke punt van die Lodola bijvoorbeeld, is het rijwielgedeelte. Dat is zó stabiel. Maar die technische oplossingen die ze hebben gevonden…. Zó mooi”, zegt hij met een brede bewonderende lach. “Je moet echt goed kijken voor je het fietsje uit elkaar trekt, maar een wieltje heb je er bijvoorbeeld binnen twee tellen uit.” Soms gaat het wat ver met die technische vondsten. “Je wisselt sneller een blok dan een cilinderkop. Zó complex. Nou, doe dan maar een blok, zeg ik dan maar. Maar hij is zó betrouwbaar. Olie bijvullen is alles wat je moet doen. Hij heeft een soort haat-liefde-verhouding met Moto Guzzi, laat Willemse blijken. “Als je ziet wat er in het museum staat en waar ze ons nu mee de weg op sturen, zouden ze zich toch moeten schamen voor de dingen waar ze ons nu mee de weg op sturen? Zó zonde… Ze hebben daar zulke mooie dingen verzonnen.” De reactie die hij kreeg vanuit Mandello del Lario na zijn opzienbarende overwinning in de Motogiro van 2010 was tekenend, vindt Willemse. “Ik had een briefje gestuurd en ik kreeg inderdaad antwoord: ‘gefeliciteerd en veel succes verder’.” Willemse lacht wrang. “Dat was vroeger nooit gebeurd.” Al sinds zijn jeugd is Willemse gefascineerd door Italiaanse motoren. “Elk dorp had vroeger wel een merk. Ik kom nog steeds merken tegen die ik niet ken.” Hoewel een Honda CB360 zijn eerste motor is, weet hij al als zestienjarige wat hij later wil rijden als in Amersfoort een V7 Sport hem aan de grond nagelt: een Moto Guzzi. Toch komt er eerst een Yamaha TX750 voordat hij zich een Moto Guzzi le Mans aanschaft. Het moet in die tijd vooral hard gaan, en zeker ook als hij later met de experimentele zelfontwikkelde Swallower het circuit op gaat. Met oude Guzzi’s heeft Willemse dan nog niets. “Tot ik zag dat ze ook van die kleintjes hadden. Toen moést ik een Lodola 175 hebben. En dan begint het gerotzooi…” Op een beurs in Italië stuitte Willemse op een Lodola uit 1957. “Twee maanden ouder dan ik ben en gekocht van de eerste eigenaar. Zelfs het garantiebewijs zat er nog bij. Het originele kenteken niet meer. Als ik dat nog had gehad, zou hij volgens een keurmeester 5000 euro meer waard zijn geweest. Toen moest ik lachen: ik kocht deze voor 750 euro! Tot acht jaar geleden had hij 60.000 gelopen; ik heb er zelf nu al meer dan 26.000 mee gereden.” Een toonbeeld van Italiaanse gratie lijkt de Lodola zo op het eerst gezicht echter niet, iets wat Willemse best wil beamen. “Op alle officiële papieren stond destijds 2 pk. Vanwege de verzekering. Hoewel ze 9 pk hebben. In een 235 cc-uitvoering werd het ding vroeger voor het woon-werkverkeer gemaakt. Maar Italianen vinden het een duf ding. En dat ik dan die Motogiro win op zo’n 175!” Om het fietsje rollend te houden, was het raadzaam om een voorraadje reserve-onderdelen te hebben, besefte Willemse. Op Marktplaats kocht hij een tweede Lodola – ‘dat was zo’n gaaf ding’- uitsluitend voor de onderdelen. “Je moét wielen hebben, want de velgen scheuren. Die hebben in plaats van 36 maar 32 spaken. Alleen maar voor de gewichtsbesparing. Via Ebay kwam ik op een paar Italiaanse wielen. Maar die man wilde ze niet naar Nederland sturen. ‘Stuur ze dan maar naar het hotel waar ik zit tijdens de Motogiro’, zei ik toen. Twee weken later kom ik daar, staat die doos keurig klaar bij de receptie.” Willemse leest in 2002 over de Motogiro en besluit meteen mee te doen op een Guzzi Le Mans. “Als enige Nederlander en ik werd gelijk tweede.” Nog steeds kan hij de verbazing en de trots maar met moeite verbergen. “En als je eenmaal in dat wereldje zit, man, dat is zó gaaf. Je komt in zulke mooie gebieden; die Italianen weten niet eens dat ze die hebben! En het gaat om het rijden. Ik rijd per jaar zo’n 13.000 kilometer en dat zijn heel intensieve kilometers. Je moet over alles nadenken op deze motoren. De snelheid er in houden, daar gaat het hier om. Alles moet je plannen, maar je kunt vaak niet zo hard de bocht door als je wilt. Maar dan kom je op dat goede weggetje en dan rij jij die dikke fietsen voorbij. Ik vind dit een stap vooruit.” Zijn overwinning tijdens de Motogiro in 2010, als de beste deelnemer in een klasse met zo’n tachtig concurrenten, was een hoogtepunt in zijn motorleven. De spannende ontknoping van het vijfdaagse evenement viel op de slotdag in start- en finishplaats Terni. De Italiaanse thuisrijder Marco Tomassini op zijn Gilera was Willemses grote concurrent. “Ik stond 0.08 achter en bij de finish stonden we met z’n allen om tafel. Toen draaide Marco zich om en zei ’tu as vinto, jij hebt gewonnen’. Ik won met 0,05 verschil! Dat tweeklepskampioenschap in de BotT was mooi, maar de Motogiro winnen kwam daar toch heel dicht bij in de buurt. Dat een buitenlander won, was precair, maar dat ik het won, daar had men vrede mee omdat ik al zo vaak had meegedaan. Vorig jaar werd ik zesde, maar ik kreeg nog een trofee van de provincie Umbrië voor mijn overwinning in 2010. Italianen kicken daar op, joh. Ik had al vier bekers: die van het dagklassement, voor de klasse tot 175 cc, voor de beste buitenlander en omdat ik totaalwinnaar was geworden.” Voor Willemse betekende winnen meer dan een genoegdoening. “Meneer Mignoni, de oude directeur van Ducati, zei eens tegen me, toen we samen in de lift stonden om naar de prijsuitreiking te gaan, dat je een Ducati moest rijden om de Motogiro te winnen. ‘Nou, dan win ik maar niet’, zei ik toen, ik meen dat ik toen vierde was geworden. Ik heb altijd gezegd dat ik met de Lodola zou blijven komen tot ik zou winnen.” Thuis had Willemse inmiddels al een veel exclusievere aanwinst staan. “Ik zag een keer een Parilla en ik wist meteen ‘ik wil een Parilla’. En als ik iets in m’n kop heb…. Ik wist dat de gebroeders Selling en ook Simon Schram er vroeger mee hadden gecrost. Ik zocht eigenlijk een 175 voor de Motogiro, maar ik kwam een 125 tegen bij Derk de Vos en die heb ik gekocht. Maar toen kwam ik in 2009 een 250 op het spoor, die kon ik echt niet laten staan. Voor Parilla’s zijn er eigenlijk maar twee adressen in de hele wereld, in Engeland en in Italië. Dan zoek je wereldwijd en je vindt de jouwe in Putten!” Willemse traceerde een uiterst zeldzame 25 pk sterke Grand Sport 250 uit 1962. “Ik had eigenlijk niet gepland om nog wat te kopen, maar zo’n vondst, zó mooi en zó bijzonder, doe je nooit meer”, is Willemse overtuigd. “Er zijn er maar drie bekend in Europa en ze werden eigenlijk gebouwd voor Amerika. Ik heb nu een productieracer met kenteken die op de fabriek omgebouwd is volgens de racespecificaties. Ik werd volledig gegrepen door de techniek. Dat blokje met die distributiedeksel aan de linkerkant: zó mooi. Net als die koelribben. Prachtig vind ik ‘m.” De Grand Sport zal niet snel zijn ‘wedstrijddebuut’ maken, zegt Willemse, maar met de 125 kwam hij vorig jaar aan de start tijdens de zesdaagse rally Milano- Taranto. “Op de vijfde dag viel ik uit met zeven kapotte spaken in het wiel. Voor de Motogiro blijf ik de Lodola inzetten. Die is zo lekker handelbaar.” Om een rally met goed gevolg uit te kunnen rijden, is een grondige voorbereiding in de schuur achter het huis van belang, weet Willemse. “Het moét klaar zijn vóór het rijden anders maak je alleen maar meer kapot. Je wilt toch wel graag probleemloos rijden.” Zijn Motogiro-avonturen beleeft hij vaak met zijn gelijkgestemde vrienden Kees Hoofd en Hans Scholze. “Wij zijn autodidacten”, beschrijft Willemse het gezelschap. “We lezen en we luisteren. En opeens ga je dingen maken. Werkt het niet, dan doe je het weer overnieuw. Net zo lang tot het werkt. Waarom zou je niet eens andersom denken, vinden wij. Als iedereen zegt dat je rechtdoor moet, slaan wij linksaf. Gewoon proberen. Ergernissen? Je moet dat in de hele ontwikkeling zien. Vroeger waren we er alle avonden mee bezig. Dat we nog een relatie in stand hielden, was meer aan onze vrouwen te danken dan aan ons. Nu hebben we geleerd, nu hebben we de ervaring. Maar ik heb nooit het gevoel gehad ‘nu gooi ik het allemaal lekker in de hoek’. Nee! Als ik me ergens in vast bijt, geef ik niet op. Zo was het ook met de ketting voor de Swallower: we wísten dat het kon. Álles kan.” Net als overvallen worden door weerbarstige elektrische problemen tijdens een rally, ondervond Willemse. “Er gebeuren altijd dingen onderweg. Door die oude elektra liep zomaar de accu leeg. Tja…. Via een andere accu konden we hem weer een opdonder geven en hij liep weer. Kon ik toch mooi weer vijftig kilometer verder!” Bijschriften Opener Eric Willemse glimt. Net als zijn twee grote liefdes op wielen, de Moto Guzzi Lodola 175 uit 1957 en zijn Parilla Grand Sport 250 uit 1962. Vrienden Hans Scholze op zijn Motobi, Kees Hoofd met zijn Ducati en Eric Willemse met zijn Moto Guzzi: drie vrienden en hun trots. Lodola Met deze Moto Guzzi Lodola uit 1957 won Willemse in 2010 de Motogiro. “Italianen vinden ‘m duf. En dan win ik er mee!” Parilla Een lot uit de loterij, deze Parilla Grand Sport 250. De koop was niet de bedoeling, maar Willemse kon ‘m echt niet laten staan. Parilla reserve De ranke Parilla van boven. Een zeldzame racer voor de straat, goed voor zo’n 25 pk. Rijplaat Rijden met de drie ‘oudjes’ (de motoren dus) is een bijzondere ervaring, merkte de schrijver dezes. Opgewonden raken van het feit dat je 100 per uur rijdt… Portret Het werkpaard en het raspaard; beide zijn ze Willemse even lief.

Lees meer over

Ducati Honda Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda e-Clutch

Eerste Test Honda e-Clutch

11 april, 2024

Een oplossing voor een niet bestaand probleem? Dat sluimerde onderweg naar de presentatie van de nieuwe Honda ...
Eerste Test Honda CBR600RR

Eerste Test Honda CBR600RR

11 april, 2024

Ooit was supersport een gouden klasse, waarin de Japanse fabrikanten vele duizenden units verkochten, maar rond ...
Eerste Test Honda Fireblade

Eerste Test Honda Fireblade

28 maart, 2024

Eind jaren 90 omvatte de elektronica op superbikes zoals de Fireblade amper meer dan een paar sensoren en kabeltjes ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-