+ Plus

Rij-impressie Ohle V12

Dus Boss Hoss denkt met het lepelen van een V8 in een motorfietsframe wel zo’n beetje het summum op tweewielergebied in huis te hebben? Vergeet het maar, je hebt immers altijd baas boven baas, of baas boven Boss in dit geval. Want waarom settelen voor een Amerikaanse V8 wanneer ze aan de andere kant van de Noordzee een nog veel brutere V12 in de schappen hebben liggen. Misschien omdat overdaad schaadt?“Oh ja, aan het frame heb ik ook nog deze steunen gelast. Die laten een hellingshoek van dertig graden toe, mocht de Bok omkiepen, valt hij tenminste niet helemaal op z’n kant.” Of toch wel? Mooie woorden, maar toch ben ik wat sceptisch. Hoeveel geeft asfalt mee? En dan nog, de Bok, zoals zijn bouwer Frank Ohle hem noemt, weegt 700 kilo. Misschien zelfs wel 750, al maakt die vijftig kilo op zo’n overdonderend geheel natuurlijk niets meer uit. Dus nog één keer dan: als de Bok omvalt, in bochten, bij het opstappen of parkeren, dan blijft de hoop staal van 700 kilo dankzij een steuntje met het oppervlak van een luciferdoosje onder een hoek van 30 graden staan. Vervolgens hoef je ‘m alleen nog maar rechtop te tillen en weg te rijden. Zo simpel is het. Zo simpel inderdaad. Even een stukje terug in de tijd. Sinds een jaar is er op Youtube veel aandacht voor een video rond een zelfbouwmachine met een übervette Aston Martin V12 in het vooronder. Navraag leert dat de Duitse machinebankwerker Frank Ohle de drijvende kracht achter het project is. Hij heeft het chassis van een Boss Hoss aangepast om er vervolgens een machtige zes liter V12 van een Aston Martin DB7 in te proppen. En met een niet misselijke 435 pk onder zijn achterste toert hij daar tegenwoordig mee rond. Hoe dat voelt gaan we nu zelf aan den lijve ondervinden. De machine mag dan indrukwekkend zijn, de rijomstandigheden zijn dat allesbehalve. Of juist wel, ’t is maar hoe je het bekijkt. Dikke wolken verbergen het avondzonnetje, de regen kun je letterlijk ruiken. We staan bij het pand van Ohles werkgever in Wuppertal-Elberfeld en ondanks de dreiging van de regen ben ik opgelucht. Hoewel dit monster met een totale lengte van drie meter en een wielbasis van 2,33 meter het meest weldadige apparaat is dat ik ooit heb gezien, had ik me de bouwer toch heel anders voorgesteld. Bij een dergelijke machine verwacht je eigenlijk – toegegeven, dit is behoorlijk subjectief gekleurd – minimaal twee meter spieren en een bierbuik waar Jack Wouterse nog een puntje aan kan zuigen. Maar de 49-jarige Frank Ohle is met zijn 1 meter 76 nauwelijks een halve kop groter dan ik. Wat een geruststelling. Onder het motto ‘als hij het kan, kan ik het ook’ ga ik in de testrit met heel wat meer vertrouwen tegemoet. Ik merk nog op dat de voorband verkeerd om gemonteerd is, maar Ohle bagatelliseert dit meteen. “Op mijn laatste Harley zat hij er ook verkeerd om op. Heeft het 10.000 kilometer volgehouden, rolde en dwong water naar de buitenkant. Wat verlang je nog meer van een band?”Nah ja, niets. Frank zet een zwarte jethelm op z’n stoppelkapsel, zonnebril op en gooit zijn been over de brede V12. Losjes zet hij de machine loodrecht op de horizon, balanceert de boel en reikt met zijn linkerhand naar de contactsleutel ergens ter hoogte van zijn kuit, terwijl zijn rechterhand tegelijkertijd de voorrem in knijpt. Ooit erover nagedacht hoe het zou klinken wanneer je een Tyrannosaurus Rex zijn bordje eten afpakt? Zo dus! Wuppertal zet zich schrap. De zweefbaan schiet in de veilige modus, bomen verliezen hun bladeren, kippen leggen van schrik een ei. Of twee. Alleen de bouwer zelf blijft onberoerd. Geen grijns, geen angst. “We kunnen beter eerst even naar het tankstation rijden”, merkt hij droogjes op. Met een hendel aan de linkerkant zet hij zijn Bok in de eerste versnelling en rolt luid grollend richting uitrit. Bij het tankstation komen we elkaar pas weer tegen. Een niet misselijke 33 liter gaat er in de tank. “Is ook geen overbodige luxe”, bromt Frank, “minder dan 1 op 6,3 heb ik nog niet kunnen redden.” Terwijl de brandstof rustig in de reusachtige stalen tank stroomt, vertelt Frank over een van de vele constructieve hindernissen die hij tegenkwam. Toen hij tijdens zijn eerste testrit de 435 paarden “eens goed wilde voeren”, bleef zijn Bok doodleuk staan. Sindsdien ligt de originele benzinekraan ergens in een kartonnen doosje stof te vangen. Een Ø 13 millimeter exemplaar uit de verwarmingsindustrie, die drie keer de hoeveelheid brandstof doorlaat, in combinatie met dikke hydraulische slangen zijn nu in staat de dorst van het beest te temperen. Fotograaf Gargolov en ik volgen Frank in de auto wanneer hij, niet bepaald via de makkelijkste route, zich een weg de stad uit baant. Via smalle weggetjes en kleine dorpjes gaan we richting het Bergische Land. Ramen worden gesloten, voetgangers zwaaien en honden verstarren wanneer Kohle langs dendert. Alle gezichten hebben één ding gemeen: de mond wagenwijd open. Door twee smalle pijpen klinkt een waar inferno aan geluid. Niet gek, want de volle zesliter levensvreugde zoeken zich via een twaalf-in-bijna-geen uitlaat een weg naar buiten. Frank rijdt losjes door de slingerende bochten, legt het beest zonder schroom op één oor. Is dus toch wel mogelijk. Vijftien minuten later. Motregen poetst het asfalt langzaam blinkend. Op een smal weggetje stopt Ohle, stapt af, klopt me op de schouder en fluistert: “Nu jij! Daarachter is een parkeerplaats waar je makkelijk kunt draaien.”Makkelijk draaien?!? Ik zou al blij zijn wanneer ik de zijstandaard probleemloos kon opklappen. De zit is laag, maar met 420 millimeter ook exceptioneel breed. De 700 kilo wil gebalanceerd worden, en wel met alleen de rechtervoet terwijl de linker probeert de jiffy een tik naar achteren te geven. Zweet, nu al. Zijstandaard opgeklapt, een greep naar de contactsleutel en beide voeten stevig op de grond. De automaat heeft drie versnellingen: de eerste is goed voor een gangetje tot circa 200 km/uur, dan nog een overdrive met een eindoverbrenging tot maximaal 300 km/uur en als laatste de achteruit om de Bok wat makkelijker terug in de schuur te kunnen rangeren. Gestart wordt er in de neutraal. Het beeft, twaalf zuigers flitsen op en neer door hun cilinders. Vijf liter versnellingsbakolie wervelt tussen de tandwielen, twaalf liter koelvloeistof stroomt door kanalen en slangen en tien liter motorolie smeert de lagers en koelt het blok. En dat blok is tachtig centimeter breed, een hele meter lang en weegt 300 kilo zonder aanbouwdelen. Een aggregaat bovendien dat mijn benen in een volledige spagaat dwingt. Ik voel me hulpeloos, volledig overgeleverd aan de grillen van de machine. Vervolgens reiken m’n handen naar de één meter brede giek, alias het stuur, dat via twee immense aluminium risers en een eindeloos lijkende voorvork ergens daar aan de voorzijde het voorwiel van stuurimpulsen voorziet. Een vreemd gevoel, ik heb niet het idee ooit met deze motor tot één geheel te smelten. Tenzij we samen in vlammen opgaan. Het voorwiel vertelt me niet waar hij heen rolt en het blok waarschijnlijk niet wanneer de volle 556 Newtonmeter de dikke 300 millimeter achterband teveel worden. Tenminste, dat denk je.Verrassend zacht en beheerst zet de kolos zich in beweging, we rollen. De parkeerplaats is in zicht. Geasfalteerd, licht aflopend, honderd meter lang en ongeveer twintig meter breed. Het keren wordt een ramp. Ik ben te voorzichtig, rij te langzaam en hang iets over. Grote fout. Boven verkrampen de handen aan het stuur, onder stappen de voeten als een ware beginneling mee en in het midden zijn 700 kilo in gevecht met de aantrekkingskracht van de aarde. Wat ook niet helpt is het feit dat de achterband gevoelsmatig nog in Wuppertal lijkt te bivakkeren, terwijl het rubber aan de voorzijde de eerstvolgende deelstaat verderop al aan het verkennen is. Gedraaid. Doordrenkt met angstzweet gaan het terug richting T-splitsing. Een linkerbocht wordt probleemloos genomen, maar er achter slenteren twee honden met hun baasje over de weg. Een claxon heb je in dit geval niet nodig, een draai aan het gashendel volstaat. De Bok heeft ook geen toerenteller, bij een gevoelsmatige duizend toeren grom de machine met 80 km/uur over een landweggetje. Voelt als een ritje op een kanonskogel. De machine zet het vermogen van de V12 heel soepel om in daden, de angst voor een ongecontroleerd doordraaiend achterwiel blijkt volledig ongegrond. Moed krijgt daardoor een oppeper, het respect wordt milder. Eens kijken wat ‘ie echt in huis heeft! Gas tegen de stuit, gevolgd door stuwkracht waar een F16 jaloers op zou zijn. Valt tegen, het achterwiel spint als een bezetene op ’t natte wegdek, de ruim zevenhonderd kilo komt nauwelijks van de plaats. Soepeltjes gas terugnemen, het achterwiel krijgt eindelijk grip en de boel schiet werkelijk vooruit. Onvoorstelbaar. Feedback van de voorvork? Nauwelijks. Remmen? Licht overbelast. Dit heeft niet echt met rijden te maken, meer met overleven. Ruime bochten zijn niet zozeer het probleem, het keren echter des te meer. V12, 700 kilo, wie bedenkt er zoiets krankzinnigs?Frank Ohle is dus zijn naam, een motorrijder in hart en nieren. Een liefhebber met momenteel acht machines in zijn bezit, waarvan er drie ook daadwerkelijk op kenteken staan. Een man ook die uitgekeken raakte op zijn Boss Hoss, werd wat saai. Om zijn leven wat meer kleur te geven bedacht hij het plan om een V12 in het frame van de Hoss te transplanteren. Het werd er eentje van Aston Martin, de twaalfcilinders van Audi, VW en BMW konden hem namelijk “optisch niet bekoren”. Een heidens karwei, waarbij met name het herprogrammeren van het motormanagement en het pas maken van de originele Boss Hoss versnellingsbak hem flink wat hoofdpijn heeft gekost. In vergelijking daarmee was het aanpassen van het frame kinderspel. Er moest plaats worden gemaakt voor het enorme aggregaat en bovendien kwamen er ook nog wat praktische problemen om de hoek kijken. De bovenste twee framebuizen zijn bijvoorbeeld vastgeschroefd, zodat ze voor het verwisselen van de bougies verwijderd kunnen worden. Helaas staat de Bok nog altijd niet op kenteken. Een CO²-keuringsrapport van Aston Martin is er weliswaar al, achilleshiel is echter nog het geluid. “Daar moet waarschijnlijk nog wel het een en ander aan worden gedaan.” Of hij dat zelf nog gaat doen is maar de vraag. Frank is een echte freak en ook van de V12 is de nieuwigheid alweer af. In z’n hoofd spookt een nieuw idee, nog wilder, nog gekker. Daarom staat de twaalfcilinder ook te koop: voor € 76.500,- ben je het mannetje. Terwijl het landschap voorbij vliegt, vraag ik me af wie er in godsnaam zo’n fiets koopt? “Hij rijdt niet alleen goed, maar zou het ook prima doen als blikvanger of uithangbord op beurzen en tentoonstellingen”, meent Frank. Helemaal mee eens, iets opvallenders dan dit vind je niet snel. Het wordt langzaam donker aan de horizon. Morgen zit ik weer gewoon op de redactie, maar ondertussen is mijn hele wereld veranderd. Nooit meer zal ik klagen over het taaie stuurgedrag van bijvoorbeeld een Harley-Davidson Forty-Eight. Alles is relatief weet ik nu als geen ander. Niet alleen angst!________________________________________ASTON MARTIN SPRINGFIELD V12MOTOR vloeistofgekoelde twaalfcilinder viertakt 60° V-motor, vier bovenliggende nokkenassen en vier kleppen per cilinder, kleppenbediening via rolslepers, wet-sump smering, BMW dynamo, automatische versnellingsbak (twee vooruit, één achteruit), tandriemaandrijving.Boring x slag 89,0 x 79,5 mmCilinderinhoud 5.935ccMax. vermogen 320 kW (435 pk) bij 5.950 tpmMax. koppel 556 Nm bij 5.000 tpmRIJWIELGEDEELTE met 330 mm verlengd wiegframe van Boss-Hoss, bouwjaar 1997, stalen swingarm met duo schokbrekers, dubbele schijfrem voor Ø 320 mm, schijfrem achter Ø 320mm. Banden 130/90R16; 300/35R18MATEN EN GEWICHTEN wielbasis 2.330 mm, veerweg v/a 80 mm / n.b., zithoogte 710 mm, rijklaar gewicht volgetankt circa 700 kg, tankinhoud 33 liter. Bouwtijd oktober 2008 t/m juni 2010________________________________________[UNTERSCHRIFTE][Seite 129]Ruim 700 kilo, 556 Newtonmeter koppel, 435 pk, 300 millimeter brede wals en regen: had ik opgelet op school, was ik hier nooit in verzeild geraakt.[Seite 130]Feedback van het voorwiel laat enigszins te wensen over. Of valt dit onder het kopje ‘totaal overbodige informatie’?Een staalmedusa van zes uitlaatbochten per kant, machtig gezicht. Omvallen kan de V12 niet dankzij gefreesde aluminium steunen aan weerskanten van de machine. Dat is de theorie althans.Altijd goed voor een verrassing, bouwer Frank Ohle (49) houdt niet van doorsnee.

Lees meer over

BMW Harley-Davidson

Gerelateerde artikelen

Eerste Test BMW R1300GS Adventure

Eerste Test BMW R1300GS Adventure

31 oktober, 2024

Afgelopen juli greep BMW haar eigen Motorrad Days in Garmisch Partenkirchen aan om de jongste Adventure-exponent ...