+ Plus

Reizen Vercors

Het komt allemaal door Schengen! We zitten tegenwoordig immers in Europa! De grijsaard ontbloot grijnzend twee rijen bruingerookte tanden en geeft zo’n klap op de tafel dat de kopjes dansen. “zelfs in dit kleine hoekje van Zwitserland horen we er bij”. We zitten onder de druipende platanen in St. Ursanne een regenbui uit te zitten. De weersgoden zijn ons helaas minder goed gezind tijdens deze vroege voorjaarstrip door de Jura, de Vercors en het westelijke deel van de Alpen.Terwijl wij door onze kaarten bladeren worden er vanuit de bar ‘Cigogne’ drie koppen koffie gebracht. We zien dat er ongeveer een miljoen mogelijkheden zijn om de Jura door te komen, maar het meest voor de hand liggend is om ruwweg de dalen en de rivieren te volgen, terwijl we een schietgebedje doen om verschoond te blijven van de hardnekkige regenbuien.Als het stopt met regenen stappen we op en duiken we in een groene waterval waar de D437C zich over heuvelige bergweides en bijna echte regenwouden heen slingert. Slingerende klim op ranken, dik bemoste bomen, fel oplichtende kalkrotsen en beken en rivieren in alle soorten en maten. Als westelijke voorpost van de Alpen biedt de Jura het hele jaar een optimale regengarantie: het is immers de eerste blokkade waar de over de Atlantische oceaan aankomende regenwolken op stuk lopen. Voorzichtig rolt de Honda over het glibberige, vochtige asfalt, dat bovendien niet helemaal vrij is van split en steenslag. Het vraagt erom dat er kalmpjes gas gegeven heel subtiel geremd wordt.Als de motor zwijgt dan hoor je het gezang van ontelbare vogelstemmen en het gegorgel en gespetter van bronnen, beekjes, stroomversnellingen en watervalletjes. Aan de rivier de Doubs verzamelen zich de eerste vissers al. Ze hebben een clubhuis in La Motte, waarin ze de foto’s van hun vangsten achter glas aan de muur hebben. Er zitten zelfs achtponders bij.Na een roestige, omhoog geklapte slagboom rijden we opeens weer in Frankrijk. Daar lijkt alles direct meer verwaarloosd en minder opgeruimd. De rijstijl van de schaarse verkeersdeelnemers is er duidelijk dapperder. Keer op keer raken we de ruime slingers van de Doubs en zijn zusterrivier, de Dessoubre. Het ene moment breed en glashelder met fel oplichtende rivierkiezelstenen onder oude, stenen boogbruggen. De andere keer temperamentvol schuimend door nauwe kloven of langs diepgroene poelen. De rivieren zijn typerend voor de Jura.In St. Hypolyte treffen we de eerste signalen van de Franse beschaving. Onder markiezen schuilende terrassen, met stoelen voor de deur. Binnen staan zoemende espressomachines en mannen met glazen Pastis in de hand. Aan andere gevels hangen ‘Journaux, Tabac en Nice Martin’ borden. We zien de onoverkomelijke PMU (Pari Mutuel Urbain, de plaats waar op de paardenkoersen en voetbalwedstrijden en degelijke gewed kan worden) met zijn eeuwig mompelende TV tegen de muur. De ankerplaats voor elke lokale sportliefhebber. De huizen zijn hier hoog en grijs, met flesgroene, vaalblauwe of verregend bruine luiken voor de ramen. Dit is Frankrijk zoals het bedoeld is en beter als het domweg afblazen van de A36 Mulhouse-Belford-Besançon…Achter Morteau pakt de Doubs nog een keer in volle pracht uit. Hij worstelt zich er door een diep uitgesleten, licht gekleurde rotsbedding. Het weggetje er naast ligt gezellig tegen de rivier aangekropen. Aan de andere kant van de machtige stadstoren van Pontarlier zigzaggen we door de hooggelegen dalen ten noorden van Mouthe. We wagen ons op steeds kleinere, zelfs op de kaart nauwelijks meer zichtbare weggetjes. Daarna laten we ons verdwalen tussen oude boerderijen, blaffende erfhonden en verbaasde koeienkuddes totdat we ergens op een verwilderd bospad terechtkomen. Landschappelijk is dat een topper, maar duidelijk minder geschikt voor onze dikke CB1300. Moeizaam manoeuvrerend brengen we de 258 kilo wegende mastodont weer terug naar beter begaanbare wegen en gaan ontnuchterd op zoek naar herkenbare straten en plaatsen.Gelukkig komen we via de D69 weer in de beschaafde wereld waar plaatsnaamborden ons verder helpen. Er wordt gas gegeven om de verloren tijd in te halen. Via Morez gaat de rit met grote stappen naar St. Claude. De D69 slingert zich adembenemend mooi door de Jura en duikelt daarna in een serie fantastische haarspeldbochten omlaag naar St. Claude. Helaas neemt de schoonheidsfactor per gedaalde meter af: St. Claude heeft namelijk gegokt op industrie, niet op toerisme. Het enige acceptabele hotel zit vol, dus ankeren we maar bij het tussen het station, een parkeerplaats en een Döner specialist geklemde hotel “La Poste”. Dat kost ons 55 euro, exclusief ontbijt, maar inclusief goedkoop linoleum, stofwolken bij elke stap en onduidelijke, maar lawaaiige buren. Maakt niet uit. We zijn doodmoe. De volgende ochtend maakt het ontbijt in het keldercafé onder de zaak bijna alles weer goed en de elkaar steeds sneller opvolgende haarspeldbochten van de D124 laten ons weer kamerbreed grijnzen. De omgeving wordt steeds bergachtiger, maar het weer blijft de onberekenbare factor. Boven de 1.000 meter prikken de boomtoppen in vette wolken. Maar we zeilen er onder door en het asfalt is nog droog. Droog, maar niet erg schoon en ongeschonden. Gelukkig draaft de Honda onverstoorbaar over het losse split, de modder van de tractorwielen, de koeienmest en de kuilen en gaten in het asfalt.Pas als we op de Col de Bérentin rijden, duiken we op 1.144 meter hoogte de wolken in. Heel voorzichtig koersen we van dennenboom naar dennenboom tot dat we eindelijk tijdens het afdalen van de zuidhelling weer in de zon komen. We zijn nu op de karig begroeide hoogvlakte van de Crêt du Nu. De weg wordt smaller en smaller, de hoogte aanduidingen indrukwekkender. Hier begint het departement Rhône-Alpes, de uitlopers er van liggen inmiddels achter ons.Een laatste ‘peukenpauze’ op een aardige kruising en dan is het nog maar dik vier kilometer naar ‘Le Colombier’. Geen flauw idee wat of wie dat is, maar het staat op de wegwijzer bij de picknickbank en de Michelinkaart laat ter plekke een dreigend roodwitte markering zien. Duidelijk dat het in elk geval om een serieuze zaak gaat. Het weggetje wordt nog wat smaller en slingert dan als spaghetti om uitspringende rotspunten. Het wordt zo ongeveer duidelijk wat die Colombier is: een ruim 1.500 meter hoge rotsbarrière die eenzaam tussen het Rhônedal en de uitlopers van de Jura ligt. In een serie loodrecht op elkaar gestapelde haarspeldbochten wordt de indrukwekkende sta-in-de-weg door de D120 bedwongen. Hemelzijdank ontmoeten we geen tegenliggers, want zelfs de perfect uitgebalanceerde Honda vraagt hier alle aandacht om zonder schade door dit haarspeldbochtenparadijs gestuurd te worden. Uitwijkmogelijkheden zijn er niet, en met de trouwe trots van een werkolifant gromt de CB zich een weg omhoog totdat het uitzicht zo verbijsterend is dat we wel moeten stoppen. Tot aan de zuidelijke horizon kijken we, schitterend in het tegenlicht, over het Rhône dal en het Lac du Bourget.Pas helemaal beneden, bij de Rhônebrug, komt het spektakel van de D120 aan zijn eind. We komen met brandende spieren en gloeiende koelribben aan op de oever van het Lac du Bourget en glijden heerlijk horizontaal naar Chambéry. En daar komen we in een omgekeerde wereld. Want waar we eerst op grote hoogtes reden, daar komen we na Chambéry in een diep doorkloofd gebied dat door loopt tot aan Grénoble. De kalksteen van de Jura maakt zich hier ook kenbaar en door de miljoenen jaren durende slijpende werking van het water zijn er diepe kloven uitgeslepen. Vanaf de bodem van die kloof zie je vaak nauwelijks nog een stukje blauwe lucht: verborgen in de diepte vechten de weg en de rivier hier zich een weg om rotspunten en rotsblokken. Tijd voor een moment pauze in de zon op de kleine Col de Porte, dan gaat de weg omlaag en duikt hij de drukke Alpenmetropool Grenoble in. Langs de weg staan steeds meer smalle, hoge huizen en het wordt drukker en lawaaiiger. We komen terecht in de drukte van het weekendverkeer en een groter verschil met de stilte die we net verlaten hebben is nauwelijks denkbaar. Voorlopig hebben we er geen idee van hoe we over de machtige Isère naar het oosten moeten komen zonder op de autosnelweg naar Lyon terecht te komen. En inderdaad: uren en veel gevloek later zitten we eindelijk op de weg naar Villar-de-Lans. Dat ligt in een hoekje in de buurt van Grenoble en in de schaduw van de Alpen in het oosten en de autosnelweg naar Lyon-Marseille in het westen. Zo’n plek waar bijna nooit iemand komt.Op de kaart staat dan een gemengde salade in wit, geel en groen. De Vercors! En waarom zouden we dan die kans niet meepikken? Pluk de dag, ook al omdat de weersverwachtingen voor het zuiden niet vele goeds beloven. En dreigen fikse regenbuien, dus kiezen we voor de voortzetting van de reis naar het oosten. Pal boven onze hoofden zit er, als het oog van de orkaan, nog een glashelder stuk blauwe lucht. De hoofdweg door Vercors is door een grondverschuiving bedolven. Via de onbeduidende D103 rijden we het gebied door de achterdeur in. Dat gaat ook niet vanzelf, want halverwege het dal is de weg, inclusief de vangrail, ook al door de bagger overspoeld. Het lukt om hoog tegen de hellingkant, over een glibberig mengsel van modder en dennennaalden aan de afzetting voorbij te komen. Daar na wordt de D103 weer een gewone weg en zijn we echt in de Vercors. Opeens zitten we midden tussen de lichtgekleurde rotspartijen. De weg plakt als een plankenpad aan het gladde gesteente, wringt zich door tunnels, langs rotspunten en onder overhangende rotspartijen langs de honderden meters hoge rotswanden. Het is adembenemend. Ver in de diepte raast de Bourne, de oorzaak van dit hele landschap. Die rivier heeft er miljoenen jaren de tijd voor genomen, maar heeft in de zachte kalksteen samen met de aftakkende Combe Laval een klovensysteem geërodeerd dat zich goed kan meten met zijn beroemde familieleden in de Verdon en Ardèche.Langs de kale rotswanden hangen de klimtouwen van de bergbeklimmers. Kauwen en haviken zeilen er voor langs. Het gebrom van de viercilinder mengt zich onbevangen met het geruis uit de diepte. Kort voor Pont-en-Royans gaat de bergweg over in een landingsbaan naar het kleine, levendige uitgaansplaatsje dat op ooghoogte van de daar breed aanschuimende Bourne ligt.In Royans is het gezellig druk, maar op weersgebied dreigt de zaak te ontsporen. Iedereen in elke kroeg of bar zit met zijn neus op de kwelbuis of met het oor bij de radio. Het onweersfront schijnt geen omweg te willen maken voor de Vercors. Dat begrijpen wij zelfs met onze beperkte kennis van het Frans, dus trekken we ons strategisch terug naar het noordoosten. Dat betekent dus een extra bezoek aan Grenoble om dan via de westelijke Alpen naar Italië te rijden en de terugweg over de snelweg en de Gotthardtunnel te pakken. Achtervolgd door het slechte weer en met zelfs kans op sneeuw lijkt dit voorjaarsritje van vijf dagen opeens alles anders dan een plezierritje te worden. Natuurlijk: we hebben altijd nog als alternatief om in de regen een saaie snelwegrit over de A36 naar Besançon te maken, om op die manier gewoon terug te gaan waar we vandaan kwamen? Maar no way, dat zou een te groot zwaktebod zijn en zo mag deze trip door de fraaie Europese natuur niet eindigen!Over een haardun, bijna verloren bergweggetje slingeren we door de nog net regenvrije Gorges du Narn het Insère-dal in richting Grenoble. Daarna is het een zaak van de kraag hoog dichtritsen en vlot verder draven. De Romanche is vol ongetemde golven en loopt maar een half metertje lager parallel aan de D1091 mee. Woest en donker door meegevoerde grond, rotsen en rolstenen. Op de beschuimde golftoppen springen en dansen stukken boom. Dat belooft niet veel goeds. Het begint er nog bij te regenen ook. We geven meer gas, we willen hier gewoon weg. De 2.058 meters van de Col du Lautaret is koud, nat en hoog in mei. Zelfs de daltemperatuur is maar een graad of vijf. De Alpe d’Huez en les Deux Alpes komen in zicht: vooraanstaande wintersportplaatsen en de eerste vierduizenders. Nog maar even en we zitten in Lautaret. Er komen sneeuwploegen van de Calbier af. Om ons heen zijn de berghellingen wit.We staan op het hoogtepunt van onze trip: Briançon ligt ver onder ons, in het dal. “We hoeven alleen nog maar over een paar weinig indrukwekkende bergruggen over en dan zitten we alweer in Italië.” Zo spreken we ons zelf moed in. We warmen nog een keer onze handen aan een kop koffie. Luisteren nog een keer naar de weerberichten. Er wordt sneeuw verwacht. Ons dappere kleine oog van de orkaan is dicht gegaan en ook in Italië wordt het weer beroerd. Niets kan ons nu mere helpen: we duiken met het gas er op omlaag. Het zijn de laatste loodjes. Vijf uur later staan weer alweer bij de ingang van de Gotthard-tunnel, waar we een hotel zoeken om morgen aan één streep huiswaarts te knallen…INFOVroeg in het voorjaar kan een trip door de Alpen een hindernisbaan zijn. Daarom is het belangrijk om goede voorbereidingen te treffen en goede wegenkaarten bij he te hebben, zodat de plannen bij een weeromslag snel aan te kunnen passen.DE HEENREISEenmaal over de grens is de rit saai, maar snel. Via de A3 en de A5 knal je zo in ene uurtje of vijf, zes Duitsland door, tot aan de laatste afslag in Duitsland, vlak voor de grens bij Bazel. Daarna ga je westelijk, Frankrijk in en over de D473 richting Delémont en Ferrette.DE REIS TER PLEKKE.In het noorden volgt de route grotendeels de stroom van de Doubs en de Frans-Zwitserse grens. Later volgt hij richting Chambéry, ongeveer evenwijdig met de noord-zuid lopende bergkammen en dalen van het Jura gebergte. In de hele Jura is het moeilijk keuzes te maken. De wegen lijken overal even mooi. Je kunt er wekenlang spelen op uitdagende wegen. Aan de andere kant van Chambéry gaat de rit via een uitgebreid stelsel van kloven naar Grenoble. Daarna komen de kloven in de Vercors als beloning. Een uitstapje over de belangrijkste bergrug van de westelijke Alpen is via de Col du Lautaret altijd in te passen. Maar als je over de 2.556 meter hoge Col du Galibier en verder op eventueel over de Col d’Iséran weer naar het noorden wilt, dan moet je zeker tot half juni wachten. Die Passen horen tot de hoogste in de Alpen en zijn dus lang afgesloten door de sneeuw.DE BESTE REISTIJDDe beste reistijd is moeilijk te bepalen. De Jura is van april tot oktober heerlijk groen. In de hoger gelegen gebieden en de Alpenuitlopers begint het seizoen in mei. In de Alpen zelf is dat pas in juni. Het probleem van de hele westelijke Alpenkant is dat de er voortdurend tegenaan lopende wolkenbanken er lek op slaan. Dat resulteert in vaak voorkomende, spontane regenbuien. Houd daarom de weerberichten in de gaten en neem geen risico’s met de keuze van je kleding. OVERNACHTENLangs de hele route vind je slaapplaatsen in alle soorten en maten. Onderdak op zijn middeleeuws vind je aan het begin van de route in St. Ursanne. Wat verder op, in het Franse ST. Hyppolyte is alles moderner. In de Vercors zijn overnachtingsmogelijkheden in het toeristische Villard-de-Lans of Pont-en-Royans. Langs de weg naar Col du Lautater liggen hotelletjes die aangesloten zijn bij de ‘Logis de France’ organisatie, die zijn goed en niet duur.ACTIVITEITENIn de Jura kun je overigens ook fantastische kanotochten maken. Het Zwitserse bedrijf Trango biedt verschillende tochten op de Doubs aan vanaf ongeveer 150 euro. www.trango.chKAARTENDe kaarten van dit gebied zijn ongunstig gesneden. Michelin levert hier de beste kaarten. Met de regiokaarten 523 en 520 in een schaal van 1:200.000. Voor lokaal gebruik zijn er de nummers 321, 328 en 333 in een schaal van 1: 150.000 tot 175.000 geschikt.Reisduur vijf dagen Gereden kilometers vanuit Nederland: ca. 2600 km[[STREAMERS]]DE WERELD IS HIER GROEN, MAAR OOK ERG NAT!VANAF 1.100 METER ZITTEN WE LETTERLIJK IN DE WOLKENDE VERCORS LAAT JE REGELMATIG DE KRACHT VAN HET WATER ZIENIN DE BUURT VAN DE COL DE GALIBIER KOMEN WE IN EEN WITTE WERELD TERECHT[[bu’S]]Sinds Zwitserland het Schengen verdrag heeft ondertekend, is er geen douane meer bij St. Ursanne. En op de Roche du Prêtre en het bergcircuit bij Ferrette kun je helemaal goed doorrijden.Tegen de Jura, het westelijke voorgebergte van de Alpen, lopen de wolken stuk. En aan de Crêt du Nu zitten we er midden in. Het voordeel is dat het er wemelt van de watervallen.Je moet wel durven om in mei al op pad te gaan in de Vercors. Kijk dan ook niet op voor wegversperringen en omleidingen!Het einde van de westelijke Alpen. De Col du Lautaret is open, maar vanaf de Galibier komen de sneeuwschuivers nog omlaag. Dan kan je als motorrijder alleen maar op betere tijden hopen…

Lees meer over

Honda

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...
Eerste test: Honda NT1100

Eerste test: Honda NT1100

28 november, 2024

NT is een acroniem voor New Tourer en drie jaar geleden werd de Honda NT1100 gelanceerd om het gapende gat in ...