+ Plus

Offroad Alpentour

De vergezichten, de kleuren, de stilte daarboven. Je raakt het gewoon niet kwijt, de gedachte om van elke meter hoogteverschil tussen de Matterhorn en de la Bonette te willen genieten. We geven ons er maar gewoon aan over.Tussen de kanonnen en de kapel is het beste plekje. Daar raakt de regen je nauwelijks terwijl het uitzicht er niet minder om is. Hoewel, momenteel is er niets te zien, op het skioord Breuil-Cervinias na. En dat is niet bepaald een architectonisch kunstwerk. We hebben een noodstop gemaakt om te schuilen voor een zomerse onweersbui en staan aan de zuidkant van de Matterhorn, precies bij het monument voor lokale WO II slachtoffers. We kijken onze kaarten en aantekeningen nog maar eens na, het moet hier toch ergens in de buurt zijn. Met ‘het’ bedoel ik de ‘Exponierte Berghütte am Matterhorn, Rifugio Duca degli Abruzzi. Dat was de mooiste naam die we tijdens het plannen van deze uitbundige trip over de hoogst haalbare Alpenpassen tegenkwamen. Tussen de Őtztaler Gletscherstrasse (2803m) en de la Bonette (2802m) dook plotseling deze berghut op. Onze fantasie sloeg op hol: een toevluchtsoord (Rifugio) helemaal boven op de berg. Op 2802 meter boven NAP en met een naam uit een sprookjesboek. Die moeten we zien. Ter plekke blijkt de situatie wat moeilijker dan we in het Őtztal of op de Route des Grandes Alpes konden vermoeden. ‘Bereikbaar over een zeven kilometer lange, particuliere gravelweg’ meldde de reisgids nog, zover waren we al. Maar waar vinden we die weg? De hevigheid van het onweer neemt af. In slow motion schuift ook de wolkenbank verder en geeft een paar momenten zicht op de gletsjer. Daar! Daarboven hangt het pad tegen de bergwand aan, slingert in de nauwste bochten tegen de flank omhoog. Smal, steil, onverbiddelijk. We starten terwijl de laatste regendruppels vallen. Al na een paar meter gaat het over grove steenslag en losse stukken rots. De bochten zijn zo scherp en niet veel groter dan echte haarspelden. ‘Stijgingspercentages tot 20% en de beklimming is erg inspannend’, de gids heeft geen woord gelogen. Een heftige windstoot jaagt de laatste wolken van de Horn, het rotsmassief stijgt dreigend boven ons uit. Wow, we zitten er veel dichter op dan dat we dachten. Kippenvel en ontdekkingsreizigergevoel. Nog een haarspeld tot de laatste helling en daar is hij: Duca degli Abruzzi! De droom versplintert onder onze ogen. Er was ooit een politicus die zei: “Mensen die zich voorstellingen maken, die moeten naar een dokter”. Onze droom schuilhut blijkt een gewone, grauw stenen klont met de uitstraling van een Oost-Groninger bushalte. Hij is nog dicht ook. Na drie, vier seconden ontnuchtering zorgt het fantastische landschap er toch weer voor dat we gaan glimlachen. Achter de hut sprankelt een felgroen gletschermeer. In de diepe, verre stilte sluimeren er nog sneeuwresten. En net als op de Poolzee drijven er brokken ijs in het meer. Daarachter, van horizon tot horizon, de dikke jongens van vierduizend plus meter, de hoofdrug van het Alpenmassief. We staan in het hart van het hoogste. En dat is een universum op zichzelf.Alleen jammer dat de weg hier ophoudt. Alleen in trekkers outfit met flinke wandelschoenen kom je hier verder. Een laatste blik voor het wegrijden en dan nog een laatste blik in de spiegels. Het blijft hier wel oppassen. Volledig geconcentreerd maken we de afdaling foutloos. Al snel lijken de beelden die we net boven zagen surrealistische herinneringen. Dan komen we weer op asfalt, er komt weer begroeiing, het wordt weer lekker warm. Na een glijvlucht van 2200 meter en een temperatuurverschil van 20 graden is het weer ‘back to life!’. Terug op aarde kom je echter ook in de hectische verkeersdrukte van het Aostadal, sinds eeuwen de hoofdweg van de westelijke Alpen. De trechter waarin de Mont Blanc- en de St. Bernhardtunnel hun verkeer uitspugen en waar ook de grenspassen met Frankrijk en Italië op uitmonden. De snelweg, spoorbanen en rivier, ze zorgen voor een onrustige geluidsdeken. En boven alles uit ruik je de geur van hoog gecomprimeerd leven. Daarboven, hoog in de bergen rook het eigenlijk naar helemaal niets. Snel, ervandoor. Waarheen? Naar Courmayeur, ons volgende raakvlak met de Alpine hoogtepunten. Op de straten door de buitenwijken leren we de donkere kant van het Aostadal kennen. Roestende autowrakken, vervallen huizen en gebouwen, zo goed als verlaten bergdorpjes. Zichtbare armoede. We duiken de heksenketel aan de Dora Baltea in. La Saxe, onze de poort tot de Mont Blanc. Op onze kaart niet meer dan een wit lijntje loopt het uiterst smalle weggetje bijna op navelhoogte van de reus door het plaatjes mooie Val Veny. Met slechts 2.180 meters hoog als laagst geplaatste op ons Alpine-verlanglijstje, maar op de motor is er geen andere mogelijkheid om de witte reus zo na op zijn huid te komen. En de lokale gletsjer komt zo maar tot aan de rand van de weg. Na tien kilometer asfalt is het voorbij, de nabijgelegen de Rifugio Elisabetta kun je alleen met de fiets of lopend bereiken. Kleine teleurstelling, door een aardverschuiving is de doorgang over de Giro del Monte Bianco afgezet. Alhoewel aardverschuiving? De lokale autioriteiten laten zich wel erg snel uit het veld slaan, zelfs met een GoldWing plus aanhanger had je er nog over gekund. Niets aan de hand, we spugen wel even in de handen om de verloren tijd in te halen. Maar dan, wandelaars. De meest zure beschermers van de natuur en de nachtmerrie van elke offroadrijder. We stoppen en doen alsof we er niet zijn, kijken wat in de beek, turen in de verte. We horen ze aankomen. “Bon giorno!”, schreeuwt de eerste. We graven ons zowat in. “Come siete?” Het ondenkbare gebeurt, de club wandelaars blijkt een grote Italiaanse familie, die hier zelf eigenlijk ook liever per motor dan wandelend het gebied zou verkennen. Dat geeft moed voor het volgende stuk, dat goeie ouwe Zwitserland. Onverslaanbaar: de Grosse Sankt Bernard. Een wellustige 2469 meter hoog, 37 haarspeldbochten, 78 kilometer lang en een pas die de Romeinen al gebruikten. Helemaal boven staat er een gastenverblijf. Maar voor je daar bent moet je eerst beneden tol betalen bij een tunnel. Tunnel? Daarvoor staan de motoren niet op noppen. De westelijke Alpen steek je bovenlangs over, niet onderdoor. Op het hoogste punt tref je een van de laatste grensposten van het Alpenland aan. Al tijdens de afrit van de noordflank lokt de eerste verleiding. Op de helling aan de kant van het Lac de Toules lonkt een weg naar de top met een ‘Gipfelkreuz’. Gipfelkreuze hebben meestal een hoogte van twee tot vier meter en je vindt ze overwegend in de Oostelijke Alpen, maar ook in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. In de Italiaanse Alpen daarentegen siert meestal een Madonnabeeld de top.De plek blijkt nog eens bereikbaar ook. De locatie stond niet op ons ‘to do lijstje’, maar het is een welkome aanvulling. Bij de stuwwal begint het geklauter naar de bergweide en de weg die er doorheen loopt. “Ah, les moteurs”, roept een boer van het type dat zo in het streekmuseum had kunnen staan. Een pijp, ruw gelooide leren jas en een stel schoenen als watermeloenen. Hij opent het hek en nodigt ons zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken naar binnen. Nee hoor, daar is niets mis mee. We mogen gewoon binnendoor, zolang we de hekken achter ons maar weer netjes sluiten. En we kunnen kaas bij hem kopen. Terwijl we onze visie op de ambtelijke correctheid van Zwitsers herzien, gaan we verder met onze eigen kleine Hemelvaart. Het pad loopt dood bij een stal met de verplichte oude badkuip. We staan op tien passen van het topkruis en nog drie meter verder valt de rotswand loodrecht naar beneden het meer in de diepte in. Helemaal geruisloos en klein als mieren krioelt daar het grensverkeer. Tegenover ons fonkelt het machtige Massiv de Grand Combin. Dit zijn precies de uitzichten waarvoor wij de bergen zijn ingegaan. We gaan verder. Glijden parallel aan de St. Bernhard omlaag naar Val d’Entremont. Daar vinden we tussen oude houten Wallischer huizen en schuren in het veld een verbindingsweggetje in het Val de Bagne, dat door de skigebieden om Verbier loopt. En daar bevinden zich enkele belangrijke stops van onze trip. Er komt evenwel wat tussen, een handbeschilderd bordje met de tekst ‘Cabane Brunet ouvert’ om precies te zijn. Wat het ook is, het is in ieder geval open. Verbier kan nog wel even wachten, overwint de nieuwsgierigheid het. Wij pakken gewoon het leven zoals het voor onze voorwielen komt. En het komt goed. We zweven gewichtsloos over het aangeduide pad. Door dennenbossen en weilanden terwijl ravenzwarte koeien met op kerkklokken lijkende bellen om de nek ons nadenkend nakijken. Zonder dat we veel lijken te klimmen gaat de weg over in fijn, prima berijdbaar gravel. Dan zien we achter een heuvel opeens weer de toppen van de vierduizenders opduiken. Ze lichten zwak schemerend op in de bewolkte avondlucht. Uit de schoorsteen van de cabane komt rook. Voor de deur ligt veel haardhout en er staat een Gas Gas trialmachine tegen de muur. Er zijn stapelbedden en er is spaghetti. Hier blijven we dus. ‘Tout est silence’ staat er bij het topkruis achter de hut. En inderdaad, de stilte is bijna tastbaar.Als ontbijt hebben we roggebrood, bosbessenjam een flinke homp kaas en twee helblauwe opklaringen aan de hemel. Naast ons bromt de ijskast en in de keuken brengt de radio Franse chansons ten gehore. De waardin brengt ons het weerbericht van 05.14 uur en dat ziet er niet slecht uit. We vragen haar naar de verkeersregels hier in dit gebied. Ze geeft lachend antwoord: ”Wie hier rijdt en zich netjes gedraagt, mag doen wat hij wil. Maakt niet of je met een motor, auto of vrachtwagen onderweg is. Alleen de wandelpaden zijn verboden.”Dus gaan we verder het skigebied in. Les Ruinettes, Crois de Couer en het Lac de Cleuson. Zo halverwege berghoogte genieten we van het mooiste uitzicht en tuffen we door tot onder de Mont Gelé. Daar is het moois er wel af. Kale hoogvlaktes en door winterweer en wind geteisterde weides en bossen. Rupsvoertuigen rollen dreunend over modderpistes tussen de skilift masten. De lager gelegen dorpen lijken verlaten. Voor schoonheid is meer nodig dan hoogte alleen. In Hérémence, het enig overgebleven authentieke dorpje in de regio, houden we krijgsraad. We schrappen de skigebieden en centraal Zwitserland komt later wel. We keren terug het Aostadal in om de Franse Alpen weer tegemoet te treden. Als startbaan die kant op kiezen we voor de verborgen Colle de San Carlo. Die slingert zich met waanzinnige haarspelden door de achterdeur naar de kleine St. Bernhard met zijn 2188 meter. De Mont Belvedère ligt er met zijn 2641 meter als cadeautje pal naast. Maar nadat we ons zwetend door drie vlaktes vol oude sneeuw hebben geploegd, gooien we de handdoek in de ring. Eind juni is het nog lang geen zomer op de noordflanken. Onder de beschutting van de schaduw van het machtige beeld van de heilige Bernhard van Menthon gaan we met roodopgloeiende remschijven door een eindeloze verlatenheid omlaag naar Bourg-Saint Maurice. Een smalle asfaltweg, geen afscheiding, oppassen dus. Anders leer je het landschap van dichterbij kennen dan je lief is. Na het eindeloze gezwoeg op de Belvedère is het echte asfalt weer een zegen. Helemaal blij pakken we net voor het invallen van de duisternis nog de Col de l’Iseran, een echte Zee Alpen-klassieker. Landschappelijk gezien is het alsof je in de bioscoop zit. Maar voorlopig zitten we boven tussen de grijze rotsen en de fluitende hamsters. Meer is er niet. We zijn er alleen en trekken alles aan dat ons warm kan houden. Diep gebukt rijden we verder, terwijl de wind dwars door vizieropeningen van onze cross helmen binnenstroomt en onze gezichten bijt. We rijden door tot er bij Brinaçon in de Vallée de la Clarée een romantisch kampeerveldje opduikt waar we uitgeput kamp opzetten. Het maakt niet uit dat er blatende schapen en balkende ezels omheen lopen, we duiken de slaapzakken in en slapen 12 uur aan één stuk. De volgende dag kijken we nog eens goed op de kaarten. We zitten in het oog van de storm. Alle toppen waar het in de Westelijke Alpen om draait liggen binnen een straal van 50 kilometer om Briancon, op 1346 meter de hoogst gelegen stad in Europa. Veel van bezienswaardigheden hier zijn overblijfselen uit beide wereldoorlogen, uit de tijd dat Fransen en Italianen hier fel vochten. Tot in de uithoeken van de bergen werden er pistes aangelegd, tunnels gegraven en vestingen gemetseld. En al die oude legerwegen liggen als spaghetti op de bergkam die de grens tussen Italië en Frankrijk volgt. Sommige zijn goed te berijden, anderen zijn slecht onderhouden of – op straffe van vervolging – zelfs verboden. Zoals het op een sensationele 3136 meter liggende fort op de top van de Mont Chaberton. Legendarisch onder oudere jongeren. De berg met 70 haarspeldbochten en stijgingspercentages stijgingen tot 20 procent. De ultieme uitdaging voor offroadrijders die lachen om levensgevaar! De overheid heeft er helaas een eind aan gemaakt. De Chaberton is voorgoed gesloten, en eigenlijk kun je hem wel missen ook. Wie wil, komt ook zonder steenslag wel aan zijn trekken. De Galibier, Izoard, Granon, Cayolle en dell’Agnello zijn immers wel berijdbaar en minstens zo imposant. Ondanks het feit dat we al op de terugweg zijn is er nog één verplicht nummer. Via de route des Grandes Alpes dansen we zuidwaarts om dan gevoelsmatig weer urenlang te stijgen. Door een onafzienbare serie bochten en haarspelden. De schraalheid boven de boomgrens is overweldigender dan op andere plaatsen. We klimmen langzaam, maar continu. In het westen groeit er weer een zomerse donderbui. 2600 meter, 2700, 2750. Nu nog één helling en een stukje lopen. Dan hebben we een geweldig panorama rondom en lijken alle toppen tussen de Mont Blanc en de Middellandse Zee aan onze voeten te liggen. We staan 2862 meter boven zeeniveau, op de top van la Bonette. Bijna 60 meter onder ons ligt de hoogste Alpenpas. Wat nu? We zitten op 250 kilometer van de zee, terwijl eerste vette druppels vallen. We halen onze kaarten weer voor de dag, kijken wat we niet hebben gereden. De Grossglockner, de berg waar onze grootouders van droomden. Maar ook de Stilftser Joch, koning van de Alpen met 87 haarspeldbochten. Of de fraaier Sella, de mooiste ronde van de oostelijke Alpen. Misschien moeten we de boot naar Rijeka pakken om het rondje nog eens vanuit het oosten te rijden? Onze papieren waaien bijna weg. We zijn bergverslaafd. Eenmaal boven, dan ben je verloren.________________________________________INFOOm tussen de Matterhorn, Mont Blanc en la Bonette het maximale Alpengevoel te krijgen, heb je niet eens een offroad of allroad machine nodig. Ook op het asfalt kun je voor de top gaan. Bovendien zijn heel wat gravelpistes ook prima te doen met een reguliere wegmotor.REISDe hoge passen van de westelijke Alpen bereik je het snelst via het westen van Zwitserland. Vanuit Utrecht ben je na 920 saaie kilometers in Martigny, de aanloop naar de Grote St. Gotthard. De noordelijke en oostelijke route begint achter Milaan in het Aostadal. WANNEERDit extreem hoog gelegen passengebied is slechts een paar weken per jaar helemaal te berijden. De la Bonette bijvoorbeeld, de hoogste pas uit het verhaal, is doorgaans pas vanaf juli sneeuwvrij, waarna de eerste vlokken zich half september al weer aandienen. Verder naar het zuiden verloopt het tijdvenster vanaf juni tot oktober. Maar dan moet je wel rekening houden met erg onstabiel, koel weer. In juni kun je bijna dagelijks op onweer rekenen. Het is er dan wel veel rustiger dan in juli en augustus.OVERNACHTENWie optimaal van het berggevoel wil genieten vindt vooral in het Aostadal en de aanpalende dalen, onder meer in nationale park Gran Paradiso, fabelachtig mooie campings. Op 1800 meter hoogte is er bijvoorbeeld de camping aan het eind van de Val Savarenche. Stijlvolle kamers in oude Wallischer houten vakwerkhuizen vind je volop aan de Zwitserse kant van de Alpenrug. Met name de dalen van Val Aniviers en Val d’Herens bieden veel overnachtingsmogelijkheden. Ze liggen wat in de schaduw van de toeristische mega skigebieden van Zermatt en Verbier. Veel accommodaties zijn ook voor een weekend of een hele vakantie te huur. Wanneer luxe niet hoog op de lijst staat, is het overnachten in berghutten als de Cabane Brunet een optie. Je slaapt dan wel meestal op een zaal en in stapelbedden. De keuken serveert alleen een dagschotel, maar dichter bij het bergleven kun je niet komen. Reken inclusief avondeten en ontbijt op een kleine € 40,- per persoon. Houd er rekening mee dat trekkershutten in het seizoen veelal worden vrijgehouden voor de oorspronkelijke doelgroep.ORIËNTATIEGPS is fantastisch, maar de allerkleinste gravelwegen staan vaak niet in je Garmin of TomTom. In dat geval ben je dus op de ouderwetse kaart aangewezen. Wij kozen voor Michelin’s algemene kaart van Italië (nr. 735, € 7,95) en, eveneens uit de Michelin stal, de wegenkaart voor de Franse Alpen (nr. 523, € 8,50). Fraaie gravelwegen en andere kleine, lokale wegen vind je het best op wandelkaarten, die je ter plekke koopt.MOTOREen beetje afhankelijk van hoe extreem je gaat rijden, kun je met een reguliere allroad, liefst voorzien van grove profielbanden, hier prima uit de voeten. De meeste gravel- en zelfs zandwegen kom je daar wel mee door. Ga je evenwel voor het echte avontuur en duik je ook diep de binnenlanden in, dan doe je er verstandig aan met een handzame offroad of een ‘randoneemotor’ (trialmotor met gewone buddyseat) te gaan. REISDUUR: 6 DAGENGEREDEN AFSTAND: CIRCA 1000 KM (exclusief heen- en terugreis)________________________________________[[UNTERSCHRIFTE FOLGEN WENN DIE STRECKE AUFGEMACHT IST]]

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Indian Scout

Eerste Test Indian Scout

25 april, 2024

Met honderdduizend verkochte units sinds 2015, goed voor ruim veertig procent van de totale verkopen, kun je wel ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-