+ Plus

Met klassiekers naar Bonneville Speed Week

Hans Devos van HD-Classics uit het Belgische Baal bij Tremelo, trok dit jaar vol goede moed naar de zoutvlakte van Bonneville voor de Speed Week. Zijn doel: deelnemen met de oudste motor ooit. Dat plan viel letterlijk in het water.

Op zijn website klonk het allemaal heel optimistisch. Hans Devos (49), van beroep tuinarchitect met als ‘bijbaantje’ het kopen en verkopen van vooral vooroorlogse motorfietsen, liet daar weten van 9 tot 15 augustus dit jaar aanwezig te zijn bij de Bonneville Speed Week op de gelijknamige zoutvlakte. De verwachtingen waren groots: niet alleen zou Devos de eerste Belg ooit zijn, die daar ging racen, hij zou dat ook nog eens doen op de oudste motorfiets ooit in Bonneville! Een Peugeot model D racer uit 1904 om precies te zijn, met daarnaast ook nog een de oudste rijdende BMW fabrieksracer (1926), een FN 4 cilinder 1910 en een BMW R47 racer uit 1926 die ooit Paul Greifzu toebehoorde. De zaken zagen er meer dan zonnig uit, toch zou het heel anders lopen. Devos startte met restaureren en handel drijven toen hij veertien was. “Ik wilde op mijn achttiende een grote motor, maar had er het geld niet voor. Ik ben toen begonnen met het restaureren van oude fietsen. Ik kom uit Mechelen, een stad met veel studenten en die gooiden veel gestolen fietsen in de Dijle. Daar ging ik ze gewoon opvissen, tot de politie zei dat dat eigenlijk niet mocht. In 1980 ben ik met 50 cc brommers begonnen, Motobylettes van Motobécane. De eerste verkocht ik met dikke winst, 20 frank. En dan heb je de smaak te pakken. Motoren volgden, steeds zwaarder en steeds meer. Op de duur had ik er tien, vijftien staan. Iedere motorfiets vond ik leuk, maar die éne, nee, die zat er nooit tussen. Mijn hart lag namelijk bij een echte, grote oldtimer.” Devos ging zich steeds meer richten op motoren uit de jaren twintig en dertig. “Die zijn zó mooi, het draait bij mij ook echt om de optiek”, licht hij toe. Naoorlogs motoren werden hem ook te gemakkelijk. “Ik heb probleemloos jaren met een BMW R50 uit 1956 gereden en als er iets kapot was, kon je daarvoor probleemloos de onderdelen krijgen. Maar bijvoorbeeld ook een Harley-Davidson WLA uit de Tweede Wereldoorlog, daar zijn er destijds 90.000 van gemaakt. Als er al geen oude onderdelen meer voor zijn, dan kun je ze wel nieuw kopen.” De klassiekerliefhebber werkt niet alleen in eigen land, maar ook over de grenzen. Zo heeft hij heeft veel Duitse WOII-motoren naar de USA verscheept. “Die waren in Amerika heel erg in. En ook Harley’s WLA trouwens, die zijn na de oorlog allemaal in Europa gebleven. Er waren er hier méér van dan in thuisland Amerika.”

Devos is een van de weinige klassiekerhandelaren die er een eigen handelsvoorraad op na houdt. “In consignatie doe ik niet. Ik koop de motoren zodat ik ermee kan doen wat ik wil, zonder daarvoor verantwoording te hoeven afleggen. Ik bepaal zelf wanneer en tegen welke prijs ik verkoop.” Volgens Devos is de markt de afgelopen decennia duidelijk veranderd. In de jaren ’80 en ’90 restaureerde iedereen oldtimers, tegenwoordig is het veel meer een zaak van repareren en conserveren. Devos: “Een motor met de originele eerste lak is je-van-het vandaag de dag. Begrijpelijk ook wel, een motorfiets is immers maar één keer origineel, ook al is hij stijf verroest. Het aanbod is echter schraal, hoeveel motoren uit de jaren ’10, ’20 en ’30 van de vorige eeuw zijn immers niet alleen compleet, maar ook nog nooit gerestaureerd?” Dat heeft invloed op de prijzen, die gaan omhoog. “Dat komt overigens ook door de vraag, die blijft hetzelfde, terwijl het aanbod natuurlijk steeds kleiner wordt. Een paar jaar geleden wilde iedereen een caféracer, die hebben ze nu en je merkt dat ze hun interesse nu verleggen naar machines uit de pioniersfase van de motor.” Door al zijn jaren ervaring heeft Devos inmiddels een uitgebreid, internationaal netwerk opgebouwd. “Wanneer je al zo lang bezig bent, hoef je niet veel meer te zoeken, je hebt de contacten en kent alle verzamelaars. Als je op het internet moet gaat zoeken, ben je al te laat. Dat is meer voor particulieren. Het merendeel van de motoren heeft ook nooit op internet gestaan, die zijn ‘vers’ voor de markt en komen van oud verzamelaars. De écht interessante stukken vind je bij verzamelaars van zeventig, tachtig zelfs negentig jaar oud, die komen niet naar beurzen en internet is helemaal uit den boze”, weet Devos. “Maar ze hebben wel veel staan en komen niet meer toe aan restaureren.”

Een liefhebber in hart en nieren, die eens een keer wat echt bijzonders met enkele van zijn motoren wilde ondernemen. En zo ontstond in 2012 het plan om naar Bonneville te gaan. Gewoon om er ooit eens gereden te hebben. “Je bereikt een leeftijd waarbij je beseft dat je niet het eeuwige leven hebt. En ik wil straks niet in het rusthuis zitten met een ‘bucket list’ van dingen die ik had willen doen. Met een vooroorlogse motor racen op Zolder of Francorchamps vond ik te makkelijk, ik wilde iets anders doen.” Daarbij wilde Devos ook een statement maken naar het wereldje van de klassieke racerij. Er rijdt daar naar zijn smaak teveel spul uit de jaren ‘60 en ‘70 rond en te weinig uit de decennia daarvoor. Bovendien hebben die machines tegenwoordig bijna het dubbele aantal pk’s dan toen ze uit de fabriek rolden. “Dan vraag ik me af hoe origineel die dingen zijn? Met een standaard motor kun je niet meer winnen. En begrijp me niet verkeerd, ik vind het fantastisch dat ze met moderne technieken zo snel gaan, maar hebben we het dan nog wel over klassiekers? Een vriend van me reed eens mee met een Excelsior Manxman uit 1936, een originele fabrieksracer en toch reed hij strak achteraan. Hij kon simpelweg niet volgen, maar kreeg wel felicitaties omdat hij met zo’n echte oude motor deelnam.” Zijn passie heeft Devos veel goede contacten in met name Amerika gebracht en tijdens ‘Pebblebeach’, een chique bijeenkomst van classic cars aan de Amerikaanse westkust, kwam het idee voor de Speed Week op de Bonneville Salt Flats. Devos: “Ik ben eerst informatie gaan inwinnen. Dat leek in eerste instantie vrij gemakkelijk. Volgens de organisatie was het simpelweg een kwestie van 10 dollar investeren in het officiële rulesbook, waarin alle specificaties stonden waaraan de auto’s en motoren moeten voldoen.” Dat klopte slechts ten dele, want voor de klassiekers waarmee Devos wilde deelnemen, bleek er weinig tot niets gespecificeerd. “Toen ontstond het idee om er in 2013 heen te gaan, om te kijken, maar vooral om allerlei zaken te regelen om in 2014 ook daadwerkelijk te kunnen deelnemen. Ik raakte in contact met technisch inspecteur Tom Evans en dat werd een grappig onderonsje. Toen ik hem vertelde dat ik met een heel raceteam wilde komen het volgende jaar, wees hij enkel naar de pits en zei: ‘Het staat hier vol met raceteams’. Dat bleek de verkeerde benadering, dus vertelde ik dat het oude motoren waren. Ook geen probleem, want er was een vintage klasse. Maar aan de klasse waar hij op doelde is weinig vintages meer aan. Het blok van zo’n motor heeft alleen het uiterlijk van een ‘oudje’, maar meer ook niet. Ik vat het begrip vintage toch heel anders op.” Toen Devos zijn plannen ontvouwde voor de Amerikaan en vertelde dat hij met een machine van voor 1910 wilde rijden, gingen ineens alle deuren open. De Belgische oldtimer-adept kreeg een uitnodiging voor 2014, hét jaar dat de Bonneville Speed Week zijn honderdste verjaardag vierde. En daar zouden die oude motoren helemaal tot hun recht komen. Maar hoe? De reglementen voorzagen immers niet in de motoren waarmee Devos aan de start wilde verschijnen. De banden hadden bijvoorbeeld geen DOT-indicatie (maximum snelheidsindicatie). Bovendien moest er een kettingkast op zitten, wat moeilijk werd op motoren met riemaandrijving, evenals een ‘kill-swtich’. Devos: “Dat was wel opvallend, op die klassiekers zit een bougiekabel en dat is het wel zo’n beetje wat betreft elektronica.”

Terug in België start Hans Devos met het werk aan de motoren, én met het opzetten van het raceteam. De bedoeling is om met meerdere coureurs te rijden, allemaal uitgedost in kleren van aleer. Zo is er onder meer een eendelige race-overall gemaakt, volledig in vooroorlogse stijl, met een pofbroek. Het team werd tot Time Bandits gedoopt. Ter voorbereiding werden de motoren nog extra onder handen genomen. “Ik heb samen met een vriend de FN viercilinder en de Peugeot gerestaureerd, de BMW werden onder handen genomen door Mark Goes van SOS Motorparts. De BMW is aansluitend nog op verschillende evenementen geweest, wat er uiteindelijk voor zorgde dat de motoren niet meer per boot naar de VS konden, maar het vliegtuig noodzakelijk was. “En dat was heel wat duurder.” Ondanks de initiële uitgebreide plannen, vertrok Devos uiteindelijk als enige Belgische rijder naar Bonneville, waar hij samen met collega-racer en vriend Blue Nelson uit Los Angeles de eer van de echte klassieker zou verdedigen. Volgens contract zouden de motoren binnen vijf dagen aan de Amerikaanse westkust staan, maar dat werden er uiteindelijk veertien. De cargo maatschappij had steeds nieuwe uitvluchten. Eerst was er geen plaats in het vliegtuig, dan weer rook men een benzinelucht bij de motoren, of ze waren niet goed ingekrat. “Alles onzin”, aldus Devos, “want we hadden de zaken allemaal keurig op orde.” Eenmaal in de VS duurt het vervolgens ook wat langer dan verwacht voor de motoren door de douane worden vrijgegeven. Pas twee dagen voor de start kunnen Hans en Blue naar Bonneville. Volledig in stijl, op de aanhanger was slechts plaats voor drie motoren, ze hadden er vier. De Triumph van Blue Nelson, de FN en BMW op de aanhanger, de wonderschone Peugeot op het dak van de Mercedes stationcar. Eindelijk onderweg krijgt Hans Devos een SMS-je van het thuisfront met een mededeling die hem het hart doet overslaan: de Speed Week zou zijn afgelast wegens overstromingen. Volledig in een ontkenningsfase verkerend stopt Devos zijn GSM ver weg. Het komt allemaal wel goed, toch? Maar op weg richting de zoutvlakte ziet hij steeds meer vrachtwagens van teams terugkomen. Door overvloedige regenval staat de hele zoutvlakte onder water. Devos rijdt nog zover mogelijk door tot aan de rand van de in een meer veranderde zoutvlakte. Verder dan het schieten van wat foto’s en het maken van een paar honderd illegale asfaltmeters op de BMW racer, komt hij niet. “Zo had ik in ieder geval nog een klein beetje het Burt Monro-gevoel”, zucht Devos, “maar het echte jakkeren op de zoutvlakte, gaat nu in 2015 gebeuren. Uitstel is geen afstel!”

Lees meer over

BMW Harley-Davidson Triumph

Gerelateerde artikelen

Eerste Test BMW R1300GS Adventure

Eerste Test BMW R1300GS Adventure

31 oktober, 2024

Afgelopen juli greep BMW haar eigen Motorrad Days in Garmisch Partenkirchen aan om de jongste Adventure-exponent ...