+ Plus

Interview Robert van Pelt

Robert van Pelt maakt geen grapje, hij is bloedserieus. “Zo’n Dakar is natuurlijk helemaal niet leuk. Als je verkeerd rijdt of voorbij wordt gereden en niks lukt… Dan denk je ‘waar ben ik toch mee bezig’.” Het gevoel dat het leuk was, komt pas achteraf, zegt de 20-jarige Ridderkerker. Van Pelt verbaasde als winnaar van het kistklassement vriend, vijand en ook zichzelf. De rally kende wel een zenuwslopende slotetappe; een beetje zijn eigen schuld, geeft Van Pelt toe.

Wat kon er nou nog mis gaan? Met anderhalf uur voorsprong op zijn grootste concurrent Brett Cummings zat hij toch goed in het Kistklassmeent, voor de motorrijders die zonder enige assistentie de zwaarste rally ter wereld rijden. En zeggen dat er op zo’n laatste dag ‘nog van alles kan gebeuren’, hij vindt zo’n cliché. Maar veertig kilometer in de etappe gaat het mis. Als hij opschakelt, hoort hij alleen de motor klimmen in de toeren terwijl de snelheid langzaam minder wordt. De ketting breekt. De ketting die versleten was, maar nog wel een dagje mee zou moeten kunnen. Dat zeiden ook al die mensen die hij had gevraagd. En zelf is hij niet handig, dus waarom dan onnodig gaan sleutelen voor de laatste etappe? Licht in paniek rent hij een halve kilometer terug en vindt de ketting – en rent weer een halve kilometer naar de kettingloze Honda. Had hij nou maar zelf een reserveketting bij zich gestoken! Hij is kwaad, vloekt op zichzelf. En ook op al die lokale Chilenen die toestromen om de gestrande Dakar-deelnemer te helpen. Tussen die dertig, veertig man moet toch iemand te vinden zijn die handiger is dan hij? Want echt handig is hij zelf niet, dat weet hij verrekte goed. Best wel een nadeel in een klasse waarin je alles zelf moet doen… Hij graait in de zakken van zijn jas naar het goede gereedschap. Een vijl hebben ze nodig. Om de koppen van een kettingschakel af te vijlen. De minuten voelen als uren. Dan roept iemand dat hij weer verder kan: “You must go!” Als een slap touw slobbert de ketting over de tandwielen. Robert van Pelt heeft een uur stil gestaan. “You have to go very slow or it will happen again”, waarschuwt iemand nog. Gauw nog een slok van een fles die hem wordt aangereikt. “Good luck! You can do it!” Van Pelt laat zijn machine langzaam wegrollen onder een ovationeel applaus. Verdomme! Heeft hij niet te veel verloren? En blijft die ketting heel? Please, please, blijf zitten… De spanning neemt bezit van zijn tengere lijf. Heeft hij hier nu twee weken en dik 5.000 kilometer voor afgezien? Zich een half jaar voorbereid? Om krap 110 kilometer voor finishplaats Valparaiso alles verspelen? Het zál toch niet? Bij de controlepost van de special geeft hij zijn stempelkaart af. Dan wordt hij overmand door de emoties en komen de tranen. En een vloek.
Thuis in Ridderkerk kan Van Pelt er inmiddels om glimlachen. Ja, het was spannend, maar hij haalde het. Uiteindelijk was hij toch nog een kwartier voor Cummings. Maar de rust, volgens eigen zeggen toch zijn grootste kracht, had plaats gemaakt voor paniek. “Op dat moment word je helemaal gek. Dat stemmetje van ‘rustig blijven’ was weg. Je wilt zo snel mogelijk weg. Maar met heel veel geluk, kwam het goed. En plek 24 of plek 27 in het algemeen klassement, wat maakt het uit. Ik wilde dat kistklassement winnen, dat wilde ik afvinken. Cummings had ook niet willen winnen door mijn pech. Het was een enorme uitdaging, maar in de kistklasse is het gewoon niet gezellig. Dat is nu einde verhaal.”

Vorig jaar debuteerde Van Pelt zeer verdienstelijk in de Dakar met een 47e plaats. Eens maar nooit weer, zei hij destijds. Toen de inschrijving voor de 2014 Dakar opende, stond Van Pelts naam echter zo ongeveer bovenaan. “Ik was er vorig jaar helemaal klaar mee. Na de rally veeg je dan die nare momenten van de harde schijf en dan blijven de mooie herinneringen over.” Bovendien had hij nog een rekening te vereffenen met de organiserende ASO die hem de winst in het kistklassement ontnam, omdat Van Pelt zich had laten helpen door vader Rob, zelf een ervaren Dakar-veteraan. Die hulp was tegen de regels en revanche was een sterke drijfveer. Het slopende gebrek aan slaap, rijden in de buurt van mannen om wie hij op de crossbaan misschien wel drie rondjes kon rijden; hij was het al weer vergeten. En die 47e plaats, nee, echt tevreden was hij daar ook niet mee.
Van Pelt zegt vooral op zijn ogenschijnlijk aangeboren kalmte en rust te vertrouwen, zijn zelfkennis is echter misschien wel een van zijn grootste kwaliteiten. “Ik ben eigenlijk een hele slechte crosser, omdat ik geen risico’s durf te nemen in een wedstrijd”, legt hij uit. “Ik ben ooit een paar keer hard gevallen en daarna was ik er klaar mee. Te rustig voor de cross, maar daardoor juist wel heel geschikt voor de rally.” Maar, zegt hij zelf, hij rijdt wel makkelijk. Zoals in de duinen, bijvoorbeeld. “Ik vond het ook mooi om daar Hans Vogels voorbij te rijden. Dat zou me in een enduro nooit lukken. Hans is zo’n jongen tegen wie ik heel erg op kijk. Maar het geeft ook meteen aan dat rally, cross en enduro drie totaal verschillende dingen zijn.”
Het rallywereldje ligt hem. “Hoe rijk of hoe goed je ook bent, je staat daar allemaal onder dezelfde douche en je moet allemaal over diezelfde route. Met de cross zie je jongens voor de start met een petje en een koptelefoon op staan… Dat moet je zelf weten, maar het teamgevoel van de Dakar mis ik daar.”
Als voorbereiding op de Dakar reed Van Pelt de Serres Rally in Griekenland en de Oilybia Rally in Marokko. “Maar de Dakar simuleren, kan gewoon niet. De Dakar is met niets te vergelijken.” Ook in Nederland maakte Van Pelt meer kilometers dan een jaar eerder. “Veel samen gereden met Frans Verhoeven. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd. Die man blijft een soort held van me. Hij is een ‘magician’ op de motor, echt ongelooflijk.” Ook gedurende de rally nam Van Pelt adviezen van ervaren mannen als Verhoeven en Henk Knuiman ter harte. “’s Ochtends prenten ze je in ‘blijf rustig, hou je koppie er bij’. Vooral op dagen dat je denkt van ‘ik heb er zin in en ga alles op alles zetten om naar voren te komen’, is dat juist belangrijk. Ook wat het eten betreft: die gasten proppen zich ’s morgens helemaal vol en ik kon dat niet. Maar ik heb me er toe gedwongen en je merkt het supergoed tijdens zo’n dag.”
De fysieke preparatie pakte Van Pelt nu ook grondiger aan dan voor 2013. “Heel mijn leven heb ik al een ijzertekort. IJzer vervoert als het ware je zuurstof en dat heb je op hoogte juist heel erg nodig. Twee, drie maanden voor de start ben ik al begonnen met het slikken van pillen en die opbouw hielp goed. De eerste ‘hill-climb’ wisten we al dat het een hele zware dag zou worden. Ik kwam er vrij goed door heen. Ik denk dat mijn crossmentaliteit, het blijven bijten, daar ook heeft geholpen.”
Zijn achilleshiel is zijn technische vaardigheid, beaamt Van Pelt. “Ik weet precies hoe het blok in elkaar zit, maar ik weet ook dat ik niet handig ben. Om dat te compenseren, moet ik dus vooral niet crashen. Bij de keuring had mijn Honda elektronicaproblemen, maar als ik die in de rally had gehad, dan had ik echt een groot probleem gehad. Ik had nog nooit een stroomdraadje gelegd in mijn leven… Echte panne zou ik niet kunnen oplossen. In de duinen heb ik ‘m ook bewust een paar keer uitgezet om te voorkomen dat ie te warm zou worden. In Iquique (dag 9, red.) tikte m’n blok en dat kon ik ook niet zelf oplossen. Het was een klep die niet goed functioneerde. Als iemand me toen geholpen had, was ik uit het kistklassement genomen. Ik heb ‘m niet vervangen en er op gegokt dat ik altijd nog naar het bivak zou kunnen worden gesleept. Toen heb ik ook besloten om niet meer harder te rijden dan 120, terwijl hij de 150 haalt. En hij heeft het uitgehouden.”
Van Pelt schat tijdens de wedstrijd ’tussen de 85 en 90 procent’ van zijn kunnen te hebben gereden. “Je probeert gewoon elke dag zo goed mogelijk te rijden.” Juist in de kistklasse moet je zuinig zijn op je machine, maar vooral ook op de tijd die je hebt. Goed omgaan met de beperkte tijd die je hebt – omdat je alles zelf moet doen – is een voorwaarde voor het welslagen van de éénmans-expeditie. “Je kruipt later in je tent en je staat vroeger op dan jongens in de andere klassen. Eén nacht heb ik maar twee uurtjes geslapen. Maar omdat je zo moe bent, slaap je wel meteen en ook echt goed. Ik ging vaak als eerste m’n tentje in en dan zag ik anderen nog kloten. Het geeft ook veel kracht en zelfvertrouwen als je ziet dat andere jongens nog bezig zijn. Veel jongens zijn inefficiënt met hun tijd en lopen veel te kletsen. Ik niet. Ik deel mijn tijd goed in. Met mijn roadbook ben ik ongeveer drie kwartier bezig. Sommigen maken daar een hele kleurplaat van; Knuiman is er misschien wel drie uur mee bezig. Daar heb ik de tijd niet voor. Ja, ik ben er ook te ongeduldig voor, dat klopt. Maar ik ben er ook van overtuigd dat het goed is zoals ik het nu doe.”
Wat dat betreft spraken de resultaten niet in het nadeel van Van Pelt. Met een fenomenale zevende plaats in de vijfde etappe tekende hij bovendien voor de beste Nederlandse motorprestatie in de rally. “Die dag was gewoon 300 kilometer als het zand van Lommel. Rijden in de duinen, dat is het mooiste wat er is. Dat ligt mij. En kalm blijven op de momenten dat je het warm krijgt. Die zevende plaats had niets met geluk te maken. Ik had gewoon goed genavigeerd. Ik had mijn eigen sporen gekozen en niemand achterna gereden. Die verleiding weerstaan, dat is enorm moeilijk. Je denkt dat de top 5 het wel goed doet, maar je ziet dat ze op ene gegeven moment de andere kant op gaan. Dat doen ze toch ook niet voor niks? Maar ik hield mijn eigen spoor en dat bleek gewoon goed! Ik kwam voor Henk Knuiman binnen en als je die voor kunt blijven op het gebied van slimheid, dan is dat enorme extra kick!”
Nadat de karavaan na de rustdag uit Bolivia vertrok, had Van Pelt al het vertrouwen dat hij het kistklassement naar zijn hand kon zetten. “Ik zag op tegen de hoogte. Op dag 3 zaten we op 5.000 meter. Lichamelijk uitputtend. Als we Bolivia goed door zouden komen, had ik niet het gevoel dat het nog fout zou kunnen gaan, ook omdat er nog zoveel zand kwam. Dat kom ik wel door, dacht ik. In Iquique schrok ik natuurlijk wel toen het blok begon te tikken. Maar toen heb ik dus besloten om rustig naar de finish te tokkelen en vervolgens heb ik ook niks meer mee gemaakt. Behalve die laatste dag dan…”

Ondanks de zinderende ontknoping van zijn klassement, bleef de ontlading uit bij Van Pelt, juist vanwege dat bizarre slot. “Ik dacht ‘ik hoor nu blij te zijn’, maar ik was nog steeds zo ontzettend boos op mezelf. Ik kon niet helemaal uit m’n dak gaan. Maar als je bij het podium aan komt, is alles weer helemaal normaal. Dan is het over. Je komt aan en denkt ‘dit was het’. Dit was waar ik me een half jaar op heb voorbereid. En ik heb het nog goed gedaan ook. Boven verwachting eigenlijk. En dan komt er toch weer een glimlach op je gezicht. Meteen denk je dan aan volgend jaar en over hoeveel progressie er nog in zou kunnen zitten. Top 20, top 25 misschien? Als de rally dit jaar niet zo zwaar was geweest, had ik niet in die top 30 gestaan. Ik hoop dat ie volgend jaar weer zo zwaar is en dan hoop ik in de top 20 te zitten. Dan moet ik nog leren op de stenen en ik moet explosiever worden en jagen op seconden. Dat moet met ervaring komen. Nu rijd ik ‘m uit, maar extreme uitslagen zullen er op deze manier nooit in zitten, die zevende plek uitgezonderd. Meestal moet je jonge jongens juist temmen, bij mij is het andersom. Ik denk juist dat het een enorm voordeel is om van laag naar hoog te werken.”
De frêle Van Pelt ontbeert het aura van een alom aanwezige winnaar, maar hij is het wel. Op zijn twintigste reed hij al twee Dakars uit, een feit dat veel respect verdient. Zijn overwinning in het kistklassement lijkt een voorbode voor een fraaie carrière als rallyrijder. Op de vraag of hij een goede zou kunnen worden, komt het antwoord snel. “Waarom niet? In de Dakar draait het vooral om ervaring. Coma en Despres gaan nog elk jaar harder rijden. Ik hoop binnen vijf jaar een keer bij de eerste vijftien te eindigen en dan kijken we wel verder. Bij een fabrieksteam? Ik denk dat dat nog te vroeg is. Binnen twee à drie jaar probeer ik de focus te zetten op resultaat, in plaats van alleen maar uitrijden.”
Toen Robert woensdag na de Dakar-finish terug was in Nederland, en Noppennieuws hem belde, meldde hij dat hij donderdag en vrijdag niet kon, omdat hij weer naar school moest… Hij heeft nog zo’n anderhalf jaar nodig om zijn studie bedrijfskunde af te ronden. En dan? Een heel seizoen lang rally’s rijden? “Ja, dat zou geweldig zijn als het budget dat toelaat. Maar werken kan ik m’n hele leven nog!”

Lees meer over

Honda

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...
Eerste test: Honda NT1100

Eerste test: Honda NT1100

28 november, 2024

NT is een acroniem voor New Tourer en drie jaar geleden werd de Honda NT1100 gelanceerd om het gapende gat in ...