+ Plus

Interview Hans Spaan en Bo Bendsneyder

Dertig jaar geleden won Hans Spaan de TT van Assen in de 125cc-klasse. Bo Bendsneyder won de TT bij de Red Bull MotoGP Rookies in 2014 en 2015. Dit jaar winnen in de Moto2-klasse vindt de coureur van NTS RW Racing GP ‘niet reëel’. Spaan, Bendsneyders crew chief bij het enige Nederlandse Grand Prix-team, denkt daar anders over.

De TT van Assen
Hans Spaan: “Mijn TT-overwinning was misschien niet mijn mooiste of beste zege, maar wel de belangrijkste. Op het moment zelf sta je daar niet zo bij stil, maar achteraf wel. En het wordt steeds belangrijker, omdat het steeds langer geleden is. Dat ik in 1984 tweede werd en in in 1986 derde, dat weet niemand meer, maar over die overwinning in 1989 wordt nog steeds gepraat. Elk jaar weer. Het is ook heel bijzonder, omdat je maar één keer per jaar de kans krijgt om je thuiswedstrijd te winnen. In die jaren reden er veel Nederlanders in de GP’s; er was er altijd wel eentje die kans maakte, maar er zijn er meer bij wie het niet is gelukt dan wel, terwijl ze toch echt wel winnaars waren. Juist daar winnen is moeilijker dan op een ander circuit. Omdat Bo de enige Nederlander in de GP’s is op dit moment, is de druk op hem nog veel groter. Het is nogal een verschil of je met twintig Italianen in Italië rijdt, of als enige Nederlander in de TT.”
Bo Bendsneyder: “De TT is altijd speciaal en wat mij betreft een hoogtepunt in het seizoen. Vanaf Qatar werk ik daar naartoe. Ik zie er niet tegenop, integendeel zelfs. Op de een of andere manier kan ik daar altijd iets extra’s brengen. Michael van der Mark heeft dat ook. Vooral in het laatste stuk zijn Nederlanders er altijd snel: het stukje van De Bult tot aan de Geert Timmer. Echt een geweldig stuk circuit is dat, ook al omdat je, als je Ramshoek uit komt, bijna recht op het publiek af rijdt. Heel spectaculair. Afhankelijk van je positie zit je dan met kippenvel op de motor. Toen ik in de Rookies reed, had ik nog wel voordeel, omdat ik toen veel in Assen reed, maar dat voordeel heb je in de GP’s niet meer. Mijn voorbereiding op de TT is niet veel anders dan voor andere wedstrijden.”

Succes
Bendsneyder: “Mijn zege in Assen in het eerste jaar van de Rookies was de mooiste, omdat het mijn eerste overwinning op WK-niveau was. Dat soort momenten neem je de rest van je carrière mee, denk ik. Nu de TT winnen is, denk ik, niet realistisch. Top 10 is een realistischer doel. Dat zou al heel mooi zijn. Je moet in deze sport en op dit niveau realistisch kúnnen zijn, omdat je altijd te maken hebt met verwachtingen, zowel van anderen als van jezelf. Na mijn twee podiumplaatsen in mijn eerste jaar Moto3 zat iedereen te wachten op de eerste overwinning, maar dat was in het tweede jaar niet realistisch. KTM had teveel veranderd aan de motoren, ik was langer en zwaarder geworden en doordat ik licht moest blijven, had ik te weinig kracht. Ik wist zelf wat er speelde, en wist dat winnen niet realistisch was, maar de buitenwereld vindt dat moeilijk te begrijpen. Ik kon daar wel mee omgaan. Voordat ik in het CEV Moto3 ging rijden, had ik altijd alles gewonnen, maar daar kwam ik terecht in een klasse met oudere en meer ervaren jongens. Daar reed ik ook niet voorin. Dat kwam hard aan, maar zo leer je wel om je lat bij te stellen. Als je niet realistisch kunt zijn, niet kunt incasseren en je verwachtingen niet kunt aanpassen, kan dat je carrière breken.”
Spaan: “Het racen is niet veranderd: je moet nog net zo hard gas geven en net zo hard remmen. Ik denk wel dat het nu eerlijker is geworden, dat er meer gelijke kansen zijn om te winnen, omdat iedereen in principe hetzelfde materiaal heeft. Het zijn allemaal dezelfde blokken, de machines zijn allemaal even snel. Aan de andere kant: daardoor zijn de verschillen ook veel kleiner geworden, waardoor het weer moeilijker is. Twintig man binnen een seconde is niet ongewoon. In mijn tijd was het zo dat het materiaal nog echt de doorslag kon geven: of je op fabrieksmateriaal reed of niet. Nu zijn het in de Moto2 en Moto3 eigenlijk allemaal privéteams. Maar vooraan meedoen of winnen, dat is nog best een verschil. Winnen is nooit gemakkelijk.”

Bendsneyder
Spaan: “Aanvankelijk was ik er een beetje huiverig voor om weer met een Nederlander te werken, maar ik ben blij met Bo. Hij heeft talent, hij is fanatiek, hij is gemotiveerd en dat geeft mij ook een boost. Natuurlijk botsen we soms, maar ik snap het ook als hij over de zeik is als iets niet goed is gegaan. Ik ben ook rijder geweest, ik ken die frustraties. Ik heb Bo hoog zitten. Hij kan rijden en hij kan winnen, ook in deze klasse. Hij weet waar hij aan moet werken en hij moet nog iets meer uitschieters hebben om structureel in de top mee te doen, maar dat kan zomaar gebeuren. Ook in de TT. Waarom niet? Ik heb wel al gekkere dingen meegemaakt. Het kwartje hoeft maar één keer te vallen.”
Bendsneyder: “Kwalificeren en starten zijn dingen waar ik aan moet werken, wil ik dichter bij de top komen. Starten vanaf de twintigste plaats is veel moeilijker dan vanaf de tiende plaats. Dat geeft veel meer druk en spanning. Als je dan ook de start nog eens verkloot, wordt het nóg moeilijker.
Het is niet voor het eerst dat ik moeite heb met de start. Had ik in het CEV ook. Het is geen kwestie van gebrek aan agressiviteit of van een trage reactie, maar van het moment van de koppeling loslaten. Ik ben daar flink op aan het trainen: bij een test in Aragon heb ik twintig rondjes lang elke keer de start geoefend. Het gevoel beter ontwikkelen, helpt zeker. Het is net als met trainen op penalty’s nemen: de druk en de spanning in de wedstrijd kun je niet nabootsen, maar je kunt je lichaam en je systeem wel laten wennen aan de handelingen, zodat het gemakkelijker wordt. ”

Spaan
Bendsneyder: “Toen ik voor het eerst serieus met NTS RW Racing GP aan tafel zat om te praten, heb ik meteen gevraagd om Hans. We hebben al jaren een goede klik en ik wilde heel graag met hem werken. Hij heeft zoveel ervaring. Hij weet hoe het spel gespeeld moet worden. Ik wist al dat hij niet de gemakkelijkste is: Hans is rechttoe-rechtaan en neemt geen blad voor de mond, maar dat doe ik ook niet. We hebben best al wat aanvaringen gehad, maar we kunnen en durven alles tegen elkaar te zeggen. Ik denk dat juist die discussies ons als team sterker hebben gemaakt, hechter. Ik zie bij hem ook wel verschil met vorige jaren: hij is veel meer gemotiveerd. Het is fijn om met een mix van nationaliteiten te werken – we hebben ook Spanjaarden en Italianen in het team – maar het is ook wel heel prettig om in het Nederlands te kunnen zeggen wat je exact voelt.”
Spaan: “Ik praat met Bo nauwelijks over mijn eigen racecarrière. Dan voel ik me zo’n ouwe lul. We praten wel veel: over hoe we het gaan aanpakken, wat ik denk dat anders of beter kan. Daarin is het een groot pluspunt dat ik zelf heb geracet en die ervaring heb. Dat is belangrijk, omdat er geen stekkertje op een coureur zit waarmee je de sensor kunt uitlezen. Het gevoel van een coureur is het belangrijkste wat er is, maar dat zie je niet terug op een computerscherm. Hij moet het dus vertellen en dan weet ik wat hij bedoelt. Op basis daarvan kun je bijvoorbeeld de zitpositie veranderen, het gewicht iets naar voren of naar achteren verplaatsen. Dat is zo’n beetje het enige nog wat je aan een motor kunt en mag doen. Ik sleutelde zelf, ook in een raceweekend. Ik had wel twee monteurs, maar dat waren vrienden van me, die al van het begin af aan meegingen. Daar had je een heel andere band mee.”

De motor
Bendsneyder: “De combinatie van het NTS-frame en het Triumph-blok bevalt me goed. Het voelt als een natuurlijke machine. Het is fijn werken met mensen die dezelfde ambities hebben: RW en NTS willen ook naar de top. Wat ook heel prettig is, is dat rijderscoach Alex de Angelis nauw betrokken is geweest bij de ontwikkeling van de machine. Hij weet hoe die aanvoelt en reageert in bepaalde omstandigheden. Daardoor kan hij het onderscheid maken tussen iets wat aan de rijder ligt – aan mij dus – of aan de afstelling of aan de machine. Met die kennis kan hij gerichte adviezen geven, ook in overleg met Hans. Ik heb daar heel veel aan.”
Spaan: “De machines waar ik op reed, waren lichte motoren met veel vermogen, waarmee je gigantisch de fout in kon gaan. Nu zijn het zwaardere motoren met minder vermogen en de Triumph-blokken die we nu hebben, zijn vergevingsgezind. Ze rijden nu drie wedstrijden met een blok, wat verzegeld is en waar we niets aan mogen veranderen. Dat was in mijn tijd ondenkbaar. Je moest na elke training en zeker elke avond sleutelen. Alles werd vernieuwd: de zuigers, de zuigerveren. Nu mag je alleen nog de koppeling veranderen. Verder is het alleen nog olie verversen, alles schoonmaken en weer in elkaar zetten. Dat is allemaal niet zo spannend. Daardoor maakt het voor mij niet zoveel uit of we met een Honda- of een Triumph-blok rijden. Op het frame heb ik tot op zekere hoogte invloed. De mensen bij NTS doen hun stinkende best om een goed frame te bouwen, maar Japanners slaan een bepaalde weg in en gaan op die weg heel lang door, maar als iets niet werkt, moet je iets anders proberen. Ze bewegen om eerder te veranderen, is soms lastig. Maar het is een mooie machine en ik ben ervan overtuigd dat Bo hier ver mee komt.”

Lees meer over

Honda Triumph

Gerelateerde artikelen

Overzicht redactiemotoren

Overzicht redactiemotoren

3 oktober, 2024

Motorrijden is emotie en in dat licht beschenen komt deze Sportster S goed beslagen ten ijs. Niet alleen omdat het ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-