+ Plus

Column Maarten Siffels MP 03-2008

Komende zomer gaat het richting Pyreneeën. Veel over gelezen de laatste tijd en het is weer eens iets anders dan de Alpen. Hoewel er in de Alpen nog voor zeker tien vakanties aan passen liggen die ik nog niet gereden heb. In de Alpenbijbel, a.k.a. de “Grosser Alpen Strassen Führer”, oftewel de Dikke Denzel, ontdek ik al bladerend de ene na de andere droompas. Tip voor diegenen die niet bang zijn in het donker: de Passo di San Boldo. Is maar 706 meter hoog en ligt iets ten noorden van Venetië. In 1917 is er tussen Italië en de Donaumonarchie (Sissi!) heftig gevochten om deze steile miniberg. Een weg naar boven was er niet. Dus toen Italiaanse troepen eenmaal de top veroverd hadden en er kanonnen naartoe wilden slepen, bleef er niets anders over dan een weg uithakken. Het resultaat is een serie ultrascherpe haarspeldbochten in onverlichte tunneltjes. Waarbij je steeds even het gevoel hebt een doodlopende mijngang in te rijden. Ga ik niet doen dit jaar, maar als je er komt, stuur me een kaartje of mail een foto. Helemaal Alpenvrij wordt de zomer natuurlijk niet. We zakken af door het oosten van Frankrijk, pakken nog een paar passen mee en steken dan over, richting zuidwesten. Het wordt mijn tweede echte bezoek aan de Pyreneeën. Ben er een paar jaar terug nog wel doorheen gereden, vooral om me te verbazen over Andorra. Een winkelstraat van tien kilometer, midden in de bergen! Slaat nergens op. Dat ik lang uit de Pyreneeën ben weg gebleven kan ook te maken hebben met vier Ieren. Mijn vriendin en ik kwamen ze ooit tegen in een gehucht, ergens midden in het gebergte, dicht bij zo’n stuwmeer waar je de kerktorens van verdronken dorpen nog door de waterspiegel heen ziet schemeren. We hadden goed geluncht. Zwaar geluncht ook, met koffie en een lokale schnaps na. Dus verder rijden was geen alternatief. Of hij ook kamers verhuurde, vroegen we de waard van het lokale restaurant. Deed hij niet. Maar er was wel een refuge, een soort jeugdherberg zonder toezicht. Daar konden we slapen. Er was niet veel volk, alleen vier Ieren, geologen die onderzoek deden. Van die types die voor dag en dauw de bergen in trokken, gewapend met hamertjes, op zoek naar fossielen uit het Kenozoïcum. Rustige mannen, zouden we geen last van hebben. We vonden de sleutel van de refuge aan de spijker naast de deur, zetten de RT (zo eentje in twee kleuren bruin) in het schuurtje, installeerden ons en deden een middagslaapje. We werden wakker van vier Ieren die bezig waren een wijnfles van om en nabij 25 liter naar binnen te slepen. De “Jar of Death” noemden ze het ding. Elke dag lieten ze deze fles bij de lokale wijnboer met de goedkoopste plonk vullen. Met de bedoeling dat hij in de loop van de avond leeg ging. We hebben dapper meegedaan. Gezellige jongens, die Ieren. Met, zeker toen, twee dominante gespreksonderwerpen. Natuurlijk voetbal, maar toen twee van de Ieren Noord-Ieren bleken te zijn, vooral ook religie. Alsof er een bom viel, zo stil werd het toen ik vertelde niet-gelovig te zijn. Daar hadden ze simpelweg geen voorstelling bij. Het werd opnieuw stil toen ik eigenwijs uitlegde dat het erg handig was om religie uit conflicten te halen. Dat het dan altijd weer ging om macht, geld of seks (in willekeurige volgorde…). Omdat we al ongeveer op tweederde van de wijnkruik zaten, leidde deze uitspraak bijna tot een handgemeen. Dat werd gesust en als vrienden dronken we verder. Mijn vriendin was allang afgehaakt en een van de Noord-Ieren was ook al richting slaapzak vertrokken. Hij was in Engelse dienst geweest, vertelden de anderen fluisterend, en dan slaap je slecht, de rest van je leven. Langzaam naderde de bodem van de “Jar of death”. Ik was dankbaar voor de stevige bodem die ik ‘s middags met de lunch gelegd had. Een van de stoere stenenhakkers verdween naar de keuken, hij had honger. De andere twee legden het hoofd op de armen en vielen aan tafel in slaap. Rond de stoel van een van hen werd het verdacht vochtig. Oeps, ongelukje. In de keuken trof ik de vierde geoloog aan. Hij stond te slapen boven een pan met kokende pasta, hoofd tegen de muur, lepel nog in de hand. Om omgelukken te voorkomen heb ik de pan geleegd en het gas uitgedaan. Ik wankelde naar boven. De volgende ochtend om 8 uur maakte mijn vriendin me wakker. Ik voelde me niet zo lekker, maar een half uur later zaten we op de motor, op weg naar koffie (veel koffie!) en een nieuwe dag. De vier geologen waren nog in diepe rust. Of alcoholische coma, zo je wilt. Ik denk niet dat er die dag veel fossielen uit het Kenozoïcum zijn gehakt. Maarten Siffels, 25 december 2007

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...
Eerste test: Honda NT1100

Eerste test: Honda NT1100

28 november, 2024

NT is een acroniem voor New Tourer en drie jaar geleden werd de Honda NT1100 gelanceerd om het gapende gat in ...
Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

28 november, 2024

De Ninja SX houdt al jaren de vlag hoog in het sporttoersegment. Net als een klein Gallisch dorpje weert het zich ...