+ Plus

Alpenmasters 2022 – Sporttoerders

Eén doel, één concept en toch twee heel verschillende karakters. De Suzuki GSX-S1000 GT en KTM 1290 Super Duke GT zijn comfortabele reismotoren op basis van sportieve, snelle nakeds. De één meer gefocust op sport, de andere meer op toeren – maar welke vormt de beste combinatie van beide?

Als het gaat om de heerschappij op bergwegen, hebben sport-toer-motoren altijd al goede kaarten gehad. Als je je meerdere dagen wilt uitleven op de prachtige slingerwegen van de Dolomieten, moet je deze categorie zeker overwegen. De huidige sporttoerders zijn bijna allemaal afgeleid van sportieve naked bikes, en dat merk je. Ze vullen die eigenschappen echter aan met nadrukkelijke reiskwaliteiten. De 1290 Super Duke GT en de GSX-S1000 GT verschillen qua naam alleen in de toevoeging ‘GT’ van hun naakte stamvaders, maar dat betekent in beide gevallen wel een iets meer ontspannen ergonomie, meer beschutting tegen de rijwind en voorzieningen voor bagage.

Deze motoren zijn dus niet alleen geschikt voor een snel rondje over de bergpas op de zaterdagochtend, maar ook voor wekenlang op pad zijn, of dat nou sportief of met gematigd tempo is. Een blik op de motorblokken van de KTM en de Suzuki laat echter meteen al zien dat je ‘sport touring’ op heel verschillende manieren kunt interpreteren. De Super Duke GT is voorzien van de bekende, enorm krachtige (175 pk!) en gretige 1.301cc-V-twin. Die zorgt voor een woeste, dolenthousiaste acceleratie in de stijl van een echte power naked, maar waarvoor een heel vloeiend lopen bij lage toerentallen wordt opgeofferd. De adembenemende acceleratie bij elke draai aan het gashendel gaat vergezeld van altijd waarneembare vibraties, overigens voornamelijk afkomstig van de dikke verbrandingsklappen en niet zozeer van mechanische onbalans. Hoewel de dikke tweecilinder bij volgas-acceleratie vanaf hele lage toerentallen logischerwijs gaat bokken (zeker in de zesde versnelling, iets wat je in de praktijk natuurlijk nooit zult doen), gaat hij er vanaf zo’n 3.500 toeren toch al met zo’n enorm geweld aan sleuren, dat hij al stampend de acceleratiemeting met passagier bergop (in twee van 25 naar 75 km/uur) in 3,6 seconden afraffelt, daarmee de (gedeelde) snelste tijd van de hele Alpen-Masters van dit jaar zettend! De rechte stukken tussen de haarspeldbochten zijn duidelijk een prooi voor de Super Duke GT. Op wat hogere toerentallen en mooi vloeiend draaiend maakt de 1,3-liter-V-twin vervolgens helemaal gehakt van de concurrentie.

Het blok van de Suzuki GSX-S1000 GT vormt de tegenpool van de woeste KTM-tweecilinder. De geraffineerde viercilinder-lijnmotor stamt af van de GSX-R1000 van 2007, en in de basis dus zelfs van die van 2005. Dit blok schittert in de huidige incarnatie (met 152 pk) nog altijd met een zijdezachte motorloop en een prachtige vermogensafgifte. Zijdezacht betekent in vergelijking met de brute KTM-twin echter ook wel iets minder krachtig. Maar met de Suzuki kun je op de wat langere rechte stukken tussen de hairpins desgewenst ook in de vijfde of zesde versnelling voortzoeven, iets wat je op de KTM onder de 80 km/uur wel uit je hoofd laat.

Hou je het toerental wat hoger, dan gaat ook de Suzuki er serieus hard vandoor; vanuit krappe hairpins trekt hij alleen iets minder bruut hard dan de KTM. Het is voor sportieve rijders echter een feest om de vierpitter lekker te laten gillen, waarbij hij voor de omgeving dan ook nog prettig onopvallend stil blijft. Minder sportieve toerrijders zullen het vooral weten te waarderen dat het blok van de Suzuki minder aandacht vraagt dan de temperamentvolle V-twin van de KTM. Je kunt ontspannen genieten van de omgeving en het geeft niet als je daarbij eigenlijk in de verkeerde versnelling zit. Aldus scoort de GSX-S1000 GT bij de hele testploeg veel sympathie-punten. De Super Duke GT daarentegen scoort heel hoog op pure prestaties en sensatie.

Ook qua stuureigenschappen wordt de Suzuki gekenmerkt door toegankelijkheid. Aan de voet van de berg, met de nog wat ruimere bochten, stuurt de Suzuki met een indrukwekkende vanzelfsprekendheid. Op zijn Dunlop Roadsport 2-banden stuurt hij mooi neutraal en precies, ook als de bochten krapper en de hellingshoeken groter worden. De GSX-S1000 GT laat zich moeiteloos vanuit de heupen sturen en gehoorzaamt zo vrijwillig dat je ontspannen kunt genieten van zowel het rijden als het uitzicht. De vrij zachte achterschokdemper spreekt mooi aan en ontziet je ruggenwervels ook op slecht wegdek; de voorvork functioneert niet helemaal op hetzelfde topniveau. Ga je echt hard poken, dan geeft de Suzuki door lichte deinbewegingen aan dat je je het einde van z’n optimale werkgebied nadert.

Op dit punt is bij de KTM nog geen spoor van onrust te bespeuren. De elektronisch instelbare en adaptief gedempte WP-vering is alle situaties de baas, maar hij spreekt zowel voor als achter wat minder vloeiend aan en komt ook in de zachte modus niet helemaal aan het comfort van de Suzuki-vering. Vooral de direct gemonteerde achterschokdemper geeft oneffenheden minder goed gefilterd aan de rijder door, wat extra opvalt door het stug gevoerde zadel. Bovendien stuurt de Super Duke GT onder grote hellingshoeken nukkig, hij heeft op zijn Conti Sport Attack 4-banden een lichte oprichtneiging en neemt hairpins wat met tegenzin. Net als een sportmotor blijkt de Super Duke GT beter te sturen bij een echt sportieve rijstijl met ernaast hangen, opvallend. Hier is met andere (toer-)banden wellicht ook iets te behalen. Ondanks de compactere en iets actievere zitpositie dan op de Suzuki (daarop zit je iets langgerekter en minder op het voorwiel) vragen richtingsveranderingen op de KTM om meer inzet dan op de Suzuki.

De Super Duke GT blinkt vervolgens weer uit op de uitrusting. Hoewel ook de Suzuki een op- & terug-quickshifter, verschillende power-modi en instelbare tractiecontrole heeft, overklast de Oostenrijkse machine hem duidelijk met hellingshoekafhankelijke en zeer goed afgeregelde hulpsystemen. Bij het remmen met passagier bergaf blijft de motor dankzij een veilig afgestemd Road-ABS (de modus ‘Supermoto’ houdt het achterwiel niet automatisch aan de grond) heel stabiel, maar hij zou met de zeer hard bijtende voorrem nog wat centimeters remweg kunnen winnen door iets later in te grijpen. Het niet-instelbare Suzuki-ABS laat het achterwiel bij de remproef bergaf lichtjes boven het asfalt zweven en behaalt zo een bijna optimale remvertraging. De Suzuki-stoppers grijpen in de eerste aanleg niet zo fel aan als die van de KTM, maar dankzij een langere slag van het hendel zijn ze wel makkelijker te doseren.

Overigens zit je zowel op de KTM als de Suzuki achterop goed; dankzij een redelijk ruime kniehoek kun je het op beide ook op langere afstanden uithouden.
Met zijn uitgebalanceerde karakter heeft de GSX-S1000 GT aan het eind van de dag alle testrijders voor zich gewonnen en heeft hij voor het optellen van de punten al de gevoelszege op zak. Alles bij elkaar moet hij zich tegen de Super Duke GT echter gewonnen geven; de verpletterende prestaties en rijke uitrusting van de KTM winnen de slag.

MOTOPLUS-conclusie
Staar je niet blind op de puntentabel. De GSX-S1000 GT stuurde zich wendbaar en neutraal zo de harten van de testrijders in. Hij beklimt de paswegen zo gemakkelijk dat je al het andere vergeet en gewoon geniet. De Super Duke GT daarentegen vraagt vergeleken met de GSX-S voortdurend concentratie; de KTM eist bij het rijden de hoofdrol op, in zowel positieve als minder positieve zin. Zijn machtige motorblok en de geavanceerde uitrusting leveren hem een finaleplek op.

Gerelateerde artikelen

Vergelijkingstest 3 power nakeds

Vergelijkingstest 3 power nakeds

3 oktober, 2024

Deze naked bikes behoren tot de sterkste motoren die je gewoon in de winkel kunt kopen. Dat is echter slechts een ...