Warmdraaien – Sayonara YZF-R1!
Na bijna een kwart eeuw in verschillende gedaantes onder ons te zijn geweest, gaat Yamaha haar YZF-R1 komend jaar definitief op stal zetten. Daarmee verdwijnt voor mij een stukje (laat) jeugdsentiment naar de afdeling motorhistorie, al hoop ik stiekem al een beetje op een toekomstige revival van Yamaha’s gewezen sportieve kanon.
Dat laatste klinkt door de recente terugkeer van de Honda CBR600RR én de Kawasaki ZX-6R misschien minder gek dan het lijkt, maar toch zie ik dat niet snel gebeuren. Yamaha stuurde immers eerder al de YZF-R6 met pensioen en verkoopt de ‘6’ alleen nog zonder kenteken voor circuitgebruik. De R1 gaat hetzelfde pad bewandelen, en zal vanaf komend jaar enkel nog als circuitmotor worden verkocht, in de standaard uitvoering en in de luxere M-variant.
Een kwart eeuw heeft die R1 dus bij de Yamaha-dealer gestaan, in onze huidige snelle wereld haast een eeuwigheid en redelijk uniek. In het huidige sportieve segment kan alleen de Honda Fireblade een langere modelhistorie overleggen. En terwijl ik dit tik kom ik in andere segmenten zo snel niet verder dan de Honda Gold Wing en Suzuki’s DL650 V-Strom en SV650 als modellen die al een kwart eeuw of langer onder dezelfde naam en/of typeaanduiding worden gevoerd. Goede vraag voor een pubquiz trouwens, aanvullingen zijn uiteraard welkom….
Een kwart eeuw dus, ofwel 25 keiharde of snelle jaren in het geval van de R1. Het drukt mezelf ook weer even met de neus op de leeftijdsfeiten, want die eerste YZF-R1 was ook een van de eerste motoren die ik reed nadat ik als vers afgestudeerd broekie met een nog verser krakend papieren rijbewijs was begonnen op de redactie van een collega-motorblad. Het was in die dagen een duurtestmotor, niet in de inmiddels iconische wit/rode kleurstelling, maar in de destijds in mijn ogen niet minder fraaie knalblauwe uitvoering.
Er moesten in een jaar tijd kilometers op, 50.000 in totaal maar liefst, dus ook mijn beurt zou een keer komen om er op te stappen. De woeste reputatie van die eerste R1 als een haast ontembaar rodeopaard was hem al vooruit gesneld, dus toen ik voor het eerst de contactsleutel in mijn hand gedrukt kreeg moest ik wel even een spreekwoordelijk drempeltje over. Maar ‘woon-werkend’ tussen de redactie en huis bleek de R1 wonderwel goed gemanierd. Alleen als je de toen nog niet door enige vorm van elektronica getemde 150 paardenkrachten probeerde uit te dagen, toonde de Yamaha een andere en minder meegaande karaktertrek en die was niet bepaald voor tere zieltjes. Dan had je er je handen letterlijk vol aan, en daarbij hielp het ook niet echt dat die eerste generatie R1 standaard geen stuurdemper had.
Dat woeste en wilde is vervolgens altijd een beetje als een magische geuzentitel aan de R1 blijven plakken. En die reputatie heeft de Yamaha marketingtechnisch zeker geen windeieren gelegd, want in de jaren die volgden – jaren ook waarin het R1-concept steeds uitgerijpter werd en de R1 stapsgewijs steeds weer een beetje sterker en moderner werd en uiteindelijk evolueerde tot het huidige model met CP4-crossplane-motorblok — is het altijd een van de populairste superbikes geweest. In de loop der jaren heb ik het genoegen mogen smaken om een aantal van die modelevoluties als een van de eersten te mogen rijden op een circuit ergens op de wereld, en dat maakt bijvoorbeeld dat ik in het weekend van 19 tot en met 21 april met bijzondere aandacht de verrichtingen van de Yamaha-fabriekscoureurs Jonathan Rea en Andrea Locatelli zal volgen tijdens het WK Superbike Assen. Wellicht dat er een klein traantje moet worden weggepinkt, ook al zal de R1 dus ook de komende jaren actief blijven in dat WK. Voor het straatmodel geldt echter: sayonara YZF-R1, het waren geweldige jaren!
Jeroen Hidding – hoofdredacteur MotoPlus