Warmdraaien 21/2011
Zondag 23 oktober reed ik voor het eerst in lange tijd weer eens een offroad-rit. Samen met bijna 1.000 andere noppenliefhebbers ploegde ik over maïsvelden en Twentse zandwegen en bospaden rond Geesteren. Een leuke rit, hulde aan de organisatoren. Van oktober tot december kun je als offroad-rijder helemaal je hart ophalen; elk weekend is er wel ergens in Nederland zo’n ritje om jezelf heerlijk uit te leven. De organisatoren van dit soort ritten zouden door de overheid op handen gedragen moeten worden, want juist hiermee voorkom je dat iedereen op eigen gelegenheid zijn – onverharde – weg gaat zoeken in ons overbevolkte kikkerlandje. Wat dan weer totaal verkeerd wordt bestempeld als ‘wildcrossen’. Iedereen die daar de mond van vol heeft, moet beseffen dat offroad-motoren volkomen legale kentekenfietsen zijn, die aan alle wettelijke eisen voldoen en waarvoor ook wegenbelasting wordt betaald. Tegen de organisaties van deze ritten, die elk najaar weer duizenden offroad-rijders laten genieten van hun hobby, kunnen geen tien helikopters en honderd BOA’s (bijzondere opsporings ambtenaren) op. Het geld wat aan dergelijke nutteloze opsporingsacties wordt besteed, kan beter verdeeld worden onder de organisatoren, dat is een veel betere aanpak van het vermeende wildcross-probleem.
Moe maar voldaan reed ik rond het middaguur alweer huiswaarts met een nog nahijgende Husaberg in het laadruim van onze MotoPlus-bus. En zelf was ik er weinig beter aan toe, maar dat zijn wel van die momenten dat je jezelf helemaal top voelt. Totdat de diskjockey op de radio als donderslag bij heldere hemel meldde dat er over een minuut of tien in het journaal meer bekend zou worden gemaakt over het tragische motorongeluk in de Grand Prix van Maleisië. De schrik sloeg me om het hart. Die ochtend was de GP op Sepang en uit de woorden van de DJ besefte ik dat het daar echt mis was gegaan. Op de een of andere manier moest ik in een flits meteen terugdenken aan 1973, toen tijdens de openingsronde van de Italiaanse 250 cc GP op Monza de immens populaire wereldkampioen Jarno Saarinen samen met Renzo Pasolini om het leven kwam bij een massale valpartij.
Het euforische gevoel van mijn eigen ritje verdween op slag, toen het radiojournaal opende met de mededeling dat Marco Simoncelli op 24 jarige leeftijd was overleden aan de gevolgen van een crash op Sepang, waarbij ook Rossi en Edwards waren betrokken. In een tijd dat de circuits steeds veiliger worden, net als de beschermende kleding, lijken de coureurs bijna onschendbaar te zijn geworden. Maar dan zet zo’n tragisch ongeluk ons weer keihard met beide voeten op de grond. Thuisgekomen begon op de computer de speurtocht naar beelden van deze dramatische race en was het ongeluk uit verschillende standpunten te zien via diverse foto’s en filmpjes (die later ijverig door Dorna werden geblokkeerd vanwege ‘de copyrights’). Simoncelli was van start gegaan met harde banden en kreeg in de tweede ronde te maken met een highsider. In plaats van onderuit te gaan kregen de banden echter toch weer grip en schoot de motor dwars de baan over, Marco er vreemd naast hangend. En nog geen tel later werd hij vol geramd door Edwards en Rossi, die pal achter hem reden. De impact was zo groot dat zelfs de AGV-helm van Simoncelli’s hoofd vloog en het was direct duidelijk dat deze crash dramatische gevolgen had; de wedstrijdleiding staakte de race meteen. Met zijn tragische dood verliest de GP-wereld één van zijn meest markante coureurs. Een enfant terrible, gevreesd door collega’s vanwege zijn crashes, geliefd bij het publiek door zijn uitspraken en zijn mooie bos haar. Hij leek juist de laatste maanden de weg omhoog te hebben gevonden en werd een vaste waarde voorin het veld. Zijn dood is een groot verlies voor de motorsport.
Eric Bulsink
Hoofdredacteur MotoPlus