Reisverhaal

Reisblog: naar de Noordkaap op een supersport (1)

Een fantastische reis naar de Noordkaap kun je natuurlijk op iedere motor maken. Maar wat doe je als je student bent? Dan ga je met de motor die je voorhanden hebt. In het geval van de Enschedese Marieke Faber is dat een Kawasaki ZXR400 uit 1994. En waarom ook niet?

Afgemeten aan de reacties die ik vooraf krijg, blijkt mijn Kawasaki niet de meest voor de hand liggende motor om een grote reis als deze mee te maken. “Koop gewoon een BMW of een Transalp”, is wat ik vaak te horen krijg. Maar het moet toch prima kunnen, naar de Noordkaap en terug op een bijna dertig jaar oude supersport? Ik ga er voor!

Afbeelding1

Vol vertrouwen bij vertrek uit Enschede.

Voor vertrek check ik nog een laatste keer mijn spullen. Toch ga ik twijfelen of ik alles wel bij me heb. Buiten de extra kleding en badspullen is het natuurlijk ook handig om zaken als gereedschap mee te nemen. Mijn motor is immers al wat ouder, dus stop ik toch maar mijn gereedschapssetje, extra olie en wat reserveonderdelen in mijn tas. Een van de zadeltassen zit nu vol met spullen voor het geval er iets zou zijn met de motor. En ook qua kleding heb ik me goed voorbereid met een echt waterdicht pak, een textiel jas en een motorjeans met regenbroek erover. Het zal immers niet de hele weg droog zijn. Op een – gelukkig – zonnige dag zet ik koers richting Odense, Denemarken. Het voordeel van in het oosten van Nederland wonen, is dat ik binnen twintig minuten al op de Duitse Autobahn zit. De reis naar het noorden verloopt voorspoedig. Bij elke grote Duitse stad passeer ik de bekende ‘Baustelles’ en beland ik dus regelmatig in de bijbehorende files. Helaas mag je in Duitsland niet met de motor tussen de file door, dus dit levert uren vertraging op. Als ik een file rond Hamburg uit rijd, zie ik plotseling dat mijn zadeltassen een stuk lager hangen dan bij vertrek. Bij de eerst volgende parkeermogelijkheid stuur ik de motor snel onder een afdak, want inmiddels heeft het goede weer plaatsgemaakt voor een flinke plensbui. Al snel blijkt wat de oorzaak van het probleem met mijn zadeltassen is. Het zelf gemaakte bagagerekje waar ze aan hangen, blijkt niet opgewassen tegen het slechte asfalt op de Autobahn op hogere snelheid. Ter verdediging: ik heb het rekje wel degelijk getest met de zijtassen en gewicht tijdens een paar honderd testkilometers. Maar ik moet helaas concluderen ik zo niet veilig verder kan rijden. Gelukkig heb ik pechhulp voor Europa, en moet ik hier op mijn eerste reisdag – helaas – al gebruik van maken.

Het eerste probleem

Afbeelding3

Het draagsysteem voor de zadeltassen heeft het helaas begeven.

Ik word naar een garage gebracht, waar allemaal jonge jongens werken die volgens mij nog niet zo lang geleden hebben geleerd om te lassen. Een klein kwartiertje zouden ze nodig hebben. Een laswormpje later zou het zeker stevig genoeg zijn, beloven ze. Ik bedank ze vriendelijk, maar heb er niet al te veel vertrouwen in dat deze oplossing het meer dan 6.000 kilometer gaat volhouden. Ik besluit naar een hotel in de buurt te vertrekken om een betere oplossing te bedenken. Ik vind uiteindelijk een motorzaak in de buurt die ook veel motortassen in het assortiment heeft, en de volgende ochtend sta ik daar klokslag openingstijd op de stoep. En zie: ze hebben een tas die perfect past op mijn supersport met kuipwerk. Maar als echte student heb ik helaas niet het budget voor die tas, dus kies ik voor een waterdichte roltas die slechts een paar tientjes kost. De oude kofferset gaat terug naar Nederland en ik kan eindelijk verder. Om mezelf wat rust te gunnen, vertrek ik alsnog naar Odense, nog slechts 250 kilometer rijden. Bij de grensovergang naar Denemarken valt me een bord met de tekst ‘Auf wiedersehen in the real North’ op, maar mijn reis naar het echte Noorden moet nog beginnen. Ik kom vroeg aan in Odense en dan daalt het besef wel in dat mijn trip nú al een avontuur is en dat op de eerste dag.

Ruig en desolaat

Afbeelding4

Met een dag vertraging kom ik eindelijk de grens over van Zweden

Over de gigantische bruggen bij Nyborg en Kopenhagen rijd ik Zweden in. Het landschap is direct echt anders dan in Nederland. Op mijn TomTom krijg ik de melding dat ik liefst 289 kilometer rechtdoor moet rijden en dan rechts aan moet houden om op dezelfde weg te blijven. Een paar honderd kilometer rijd ik rechtdoor, door wat een oneindig naaldboombos lijkt. Het uitzicht is daardoor wel een beetje beperkt, maar als ik ’s avonds aankom in Huskvarna verandert dat. Het plaatsje ligt middenin de bergen aan een groot meer. De volgende ochtend gaat het verder noordwaarts, ik heb immers nog een stukje te gaan. Langzaam maar zeker wordt het landschap ruiger en desolater. De wegen worden steeds bochtiger en ik vind steeds minder steden en dorpjes op mijn pad. Als ik dan na tientallen kilometers weer eens een kruising nader, bedenk ik me dat ik vooraf al was ‘gewaarschuwd’ dat dit deel van Zweden niet zo spannend is en het er bovendien vol staat met flitspalen. Ik hoop nu nog steeds dat er geen boete in mijn brievenbus valt. ’s Avonds kom ik aan in een klein dorpje, Segersta, waar ik verblijf in een ontzettend leuk gasthuis met – zo blijkt al snel – complete motorgekken. Maar Zweedse motorgekken zijn anders dan Nederlandse. Waar Nederlanders onomwonden hun enthousiasme tonen, moet je bij Zweden echt doorvragen en doorvragen. Na een aantal vragen blijkt dat de eigenaar van het gasthuis dertig jaar lang zijn eerste motor gehouden heeft, een Kawasaki ZXR750. Langzaam ontdooit hij en vertelt hij enthousiast over de avonturen die ze er mee in Zwitserland hebben meegemaakt. Dit gezelschap is een heerlijke opluchting na een dag rijden in het totale niets.

Tankstationstress

Afbeelding6

Geweldig uitzicht bij het gasthuis in Sagersta

De dagen die volgen bewijzen mijn ongelijk. Ik dacht dat ik met Segersta al in de zogenaamde ‘middle of nowhere’ was, maar nu ik boven de poolcirkel kom en diep in Zweeds Lapland rijd, wordt het pas echt eenzaam. Ik wist van tevoren dat daar niet zo veel zou zijn, maar dat ik letterlijk honderd kilometer kan rijden  zonder een mens tegen te komen had ik echt niet verwacht. De enige andere levende wezens die ik zie zijn rendieren, en veel ook! Gelukkig heb ik een jerrycan met benzine meegenomen. De tankstations liggen hier vaak meer dan honderd kilometer uit elkaar, en de actieradius van mijn niet zo zuinige Kawa is iets meer dan tweehonderd kilometer. Dat betekent dat ik echt geen tankstation kan missen. Gelukkig heb ik dat van tevoren uitgezocht en in de route meegenomen. Maar de tankstationstress houdt daar niet mee op, want deze stations sluiten vaak al om drie uur ’s middags, dus ik moet nog doorrijden ook. Ik arriveer uiteindelijk bij het meest verlaten tankstation ooit. Omringd door autowrakken kan ik gelukkig wel tanken. Maar de pomp heeft allerlei Zweedse instructies. Gelukkig zijn er aan aantal behulpzame jongens die me helpen met vertalen. We raken aan de praat en ook zij verklaren me weer voor gek om met een supersport over deze wegen te rijden. Ik had toch verwacht dat de locals wel gekker gewend zouden zijn. De wegen vond ik al slecht, asfalt was het nauwelijks te noemen door de hoeveelheid kuilen, scheuren en hobbels, maar als ik vraag of het beter wordt vanaf hier word ik hard uitgelachen. Ik begin nu toch wel te twijfelen aan mijn eigen idee om hier met een supersport te rijden. En toch wil ik doorzetten, omkeren heeft immers ook geen zin. Dus ik vervolg mijn weg, maar het asfalt wordt inderdaad niet beter. Hele stukken is het asfalt zo afschuwelijk slecht dat ik er staand boven mijn zadel hangend overheen moet. De stugge sportvering van de Kawa maakt dat ik na een flinke hobbel meerdere keren los kom van de grond. Bovendien hoor ik meermaals de kuip over de grond schuren. Kuil na kuil en hobbel na hobbel is mijn gemiddelde snelheid gezakt naar 40 km/u, op een weg waar je 70 km/u mag. Maar de ZXR houdt zich sterk. De kleine heuveltjes zijn soms erg slecht te spotten, waardoor hij echt ontzettende klappen te verduren krijgt. Na honderden kilometers bikkelen kom ik eindelijk aan in het dorp waar ik ga overnachten.

Särkimukka is een dorp waar slechts vier mensen wonen, en 200 husky’s. De uitdaging zit er nog niet op als blijkt dat de laatste 15 kilometer over een onverharde weg gaat. Ik ben heel eerlijk als ik zeg dat ik altijd doodsbang ben geweest om van het asfalt af te gaan. Maar ja, ik moet nu wel. Met mijn hart in mijn keel en bezwete handjes ga ik ervoor. De dagen hiervoor heeft het ontzettend veel geregend, dus het zand is volledig weggespoeld en de kuilen zijn soms dieper dan mijn vooras hoog is. Compleet uitgeput kom ik aan bij het gasthuis. Ik loop eerst een rondje om mijn motor en doe dat met een mix van trots en verbazing dat de ZXR het zo goed volgehouden heeft. Sommige klappen die hij moest verduren, waren zo erg dat ik oprecht verwonderd ben dat mijn band niet lek is, mijn velg nog rond is en mijn voorvorkkeringen er niet uit liggen. De beloning voor mijn bikkelen door Lapland mag er zijn: een gezellig gasthuis aan een fantastisch mooi meer.

De volgende dag zou het alleen maar regenen en regenen. Bovendien is op zondag alles gesloten, waaronder veel tankstations. De rust van deze mooie plek doet me besluiten om een dagje pauze te nemen. Even rust voor de Kawa en voor mij. Dit geeft mij de gelegenheid om wat dingetjes te checken aan de motor, zoals vloeistofniveaus en eventueel losgetrilde boutjes. Ik besluit op zoek te gaan naar een eland, ik heb er immers nog steeds geen gezien. Wandelen op mijn TCX motorlaarzen gaat trouwens prima, na tien kilometer door de dichte bossen heb ik nog nergens last van. Maar ik heb ook nog steeds geen eland gespot.

Noorwegen wacht

Afbeelding9

De weg naar een van de Noordelijkste steden van Europa, Alta.

Een dag later vertrek ik met buikpijn. Ik besef me namelijk dat ik eerst wéér die zandweg terug moet om vervolgens door Zweden en Finland wederom een stuk binnendoor te gaan. Ik ben namelijk al te ver verwijderd van de grote weg om nog goed asfalt tegen te komen.

Een eeuwigheid later kom ik eindelijk via het niemandsland van Noord Zweden en Finland uit bij de grensovergang met Noorwegen. Wederom een soepele grenscontrole later rijd ik door het prachtige Noorse landschap. De bomen maken plaats voor een uitgestrekt rotsachtig landschap. De laatste 200 kilometer gaan een stuk sneller dan in Zweden. Voor mijn gevoel vliegt de tijd ineens voorbij. De route loopt langs prachtige meren en oneindige rivieren. Als je ooit zo hoog in het noorden komt, is deze route van de Finse grens naar Alta echt magisch.

Of het bereiken van de Noordkaap net zo magisch is, lees je binnenkort in het tweede deel van dit reisblog.

 

 

Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-

Gerelateerd nieuws

Eerste indruk: Indian Scout

Eerste indruk: Indian Scout

17 april, 2024

Zon hoog aan de hemel, rechts van me het glinsterende wateroppervlak van de Stille Oceaan dat helemaal doorloopt ...

Overig nieuws