Een compliment aan motorrijdend Nederland
Na twee columns van Eric Bulsink over herrie-pijpen, kan ik het niet laten om een positief ‘geluid’ terug te geven richting motorrijdend Nederland. Naast fervent motorrijder ben ik er namelijk zo’n grote liefhebber van dat ik er mijn beroep van heb kunnen maken. En wel bij de politie als SMM/B motorrijder.
Dit houdt in dat ik ook onopvallend mag rijden. Surveilleren op hoge snelheid is dus mijn ‘core business’. Omdat het op tweede paasdag helemaal ‘mis was gegaan’ qua overlast door motorrijders (of dat nou kwam doordat de algehele gevoeligheid net wat groter was door de coronacrisis, laat ik even in het midden), hebben we ons het daaropvolgende lange weekend, tijdens Pinksteren, extra gefocust op motorrijders die het regelboekje thuis hadden gelaten. En dan niet met als doel motorrijders te pesten, maar om excessen eruit te pikken die het juist voor heel motorrijdend Nederland zo verpesten.
Wat zijn dan die excessen, hoor ik u vragen. Bijvoorbeeld het de plooien uit de broek rijden van fietsers en wandelaars, wheelies maken, daar knallen waar het juist net niet kan en motoren met uitlaten die meer lawaai maken dan menig jachtvliegtuig of vooroorlogse oceaanstomer. De veelbesproken doelgroep zeg maar. De jongens en meisjes die 20 à 30 km/uur te hard reden en niet opvielen, zou ik die dag links laten liggen. Simpelweg omdat die niet binnen de excessen vallen. Zelf ben ik ook gewoon een mens en motorrijder die de kraan weleens iets te ver open heeft staan. De pot moet immers niet de ketel verwijten dat hij zwart ziet.
Vol goede moed hees ik mij tijdens het Pinksterweekend in mijn onopvallende pak en reed de poort van het bureau uit op mijn onopvallende R1200RT. Alleen een kenner of een hele alerte motormuis zou mij in deze hoedanigheid kunnen herkennen als motoragent. Ik voelde het meteen. De temperatuur was goed. Heel goed. Het kon weleens een zweterige dag worden vol wilde achtervolgingen buiten het bereik van de 1200RT (want die stopt bij 230 km/h), waarbij ik al mijn aangeleerde kunsten zou moeten aanspreken om motorrijders tot stoppen te manen.
Wat bleek? Niks van dat alles…
Ik sloot als staartrijder aan bij het ene na het andere groepje motorrijders. Zowel grotere groepen als kleintjes met maar twee of drie man. Sportbikes, toerfietsen, allroads, alles heb ik voorbij zien komen en gaan. De een na de ander gedroeg zich voorbeeldig. Niemand maar dan ook niemand die een keer op het achterwiel over een doorgetrokken streep vijf auto’s inhaalde. Geen motormuis die eens even een paar fietstassen van fietsers op de dijk liet wapperen, of een paar kleine kinderen op het fietspad een trauma bezorgde door demperloos de toerenbegrenzer op te zoeken.
De enige die ik die dag van de weg trok, was een wereldvreemd knaapje van 16 met een scootertje op de provinciale weg. Verkeerde plek en het ding liep 75 km/uur. Na zo een dagje rustig achter iedereen aangetokkeld te hebben, bekroop me ineens een gevoel. Zouden al die motorrijders dan gewoon echt allemaal hun best doen om anderen niet tot last te zijn? Om geaccepteerd te worden door de maatschappij en te laten zien dat motorrijden gewoon wel samen kan met alle andere verkeersdeelnemers?
Het lijkt er in ieder geval op dat men motorbladen leest, de sociale media volgt, naar het nieuws luistert en zich wel degelijk wat aantrekt van hoe de rest van de wereld naar motorrijders kijkt. Vanuit mijzelf wil ik daarom motorrijdend Nederland een groot compliment geven. Er is al zoveel kritiek, dat het ook gezegd mag worden als men zich keurig gedraagt. Bij deze!
Groet van een mede-motorliefhebber en motoragent (Naam bij de redactie bekend)
Wil jij ook reageren op een dit, of een ander stuk in de MotoPlus? Stuur je reactie dan naar reageren@motoplus.nl