‘Deze stemmingmakerij zet alleen maar aan tot motorrijders bashen’
In een open brief aan de Volkskrant roept Hugo Pinksterboer, hoofdredacteur van Motorrijdersbelangenvereniging MAG en columnist bij MotoPlus, op te stoppen met de eenzijdige motorkabaal-discussie die in de krant gevoerd wordt. Een publicatie in de krant van 13 mei bleek het startschot van een week lang ‘onbelemmerd motorrijders bashen in de Volkskrant’, aldus Pinksterboer.
De brief van Hugo Pinksterboer:
In een als journalistiek verhaal gepresenteerd opiniestuk schreef Sander van Walsum vorige week (Ten Eerste, maandag 13 mei) dat motorlawaai als een grondrecht zou gelden. Waar de kop van het verhaal vandaan kwam, werd duidelijk toen hij me persoonlijk liet weten dat de toon van het stuk nog positief was in het licht van zijn eigen ervaringen met motorrijders, dat hij vermoedt dat het percentage veroorzakers van zinloos lawaai (door de KNMV in zijn verhaal op vijf procent geschat) zou moeten worden vervijfvoudigd en dat we ons over een jaar of twintig zullen afvragen hoe we deze bron van geluidsoverlast ooit acceptabel hebben kunnen vinden.
Het is vanuit journalistiek oogpunt verre van wenselijk om iemand met een dermate negatieve houding ten opzichte van motorrijders een stuk over dit onderwerp te laten produceren. De vrijbrief die Van Walsum blijkbaar kreeg deed hem zelfs vergeten dat je als journalist geacht wordt je bronnen te checken en ze niet klakkeloos te citeren. Ja, het klopt dat de toegestane geluidsproductie voor motoren hoger ligt dan voor auto’s, maar de genoemde cijfers kloppen niet. Ook klopt het niet dat “een Harley meer decibel mag produceren dan een Honda” of dat er sprake zou zijn van een “lappendeken aan geluidsnormen voor motoren”. De maximale geluidsproductie verschilt per model en type, en dat is voor motoren niet anders dan voor auto’s, zoals de RDW Van Walsum had kunnen vertellen.
Bij monde van een vertegenwoordiger van een motorzaak meldt Van Walsum dat “het motorblok van een motor nu eenmaal op dat van een Ferrari lijkt”, een geheel loze opmerking die toevallig wel goed in het straatje van de auteur past. Voor de goede orde: het motorblok van een Ferrari lijkt in de meeste opzichten vanzelfsprekend meer op de blokken die in auto’s gemonteerd worden.
Van Walsum gaat verder te rade bij de bewoner van een appartementencomplex, op basis van het verhaal vermoedelijk dezelfde persoon die al eens – anoniem – over dit onderwerp klaagde. De man in kwestie heeft “met een geluidsapp op zijn mobiele telefoon […] geluidspieken van 60 tot 90 decibel geregistreerd,” wat door Van Walsum wordt gepresenteerd als “statistische informatie”. Feitelijk heeft hij daarin gelijk, maar de term is wat zwaar voor amateuristische metingen, verricht door iemand die weinig kaas at van het fenomeen geluidsdruk. Voor de goede orde: 60 dB is het geluidsniveau van een gesprek en dus nauwelijks een geluidspiek; 90 dB is het toegestane geluidsniveau van veel motorfietsen, gemeten bij stationair toerental. Van Walsum citeert de man achter de metingen gretig als hij meldt dat “een overvliegend vliegtuig goed is voor 45 decibel”. Dat getal laat vooral zien dat de vliegtuigen bij de melder heel erg hoog overkomen (45 dB staat voor het geruis van de zee), en zeker niet dat motoren meer lawaai geven. Blijft verder de vraag wie die pieken van 90 dB bij ’s mans nachtelijke metingen veroorzaakte. Dat waren vast geen motorrijders met open uitlaten, want die zijn vooral overdag actief.
Wat beslist wel klopt is dat er motorrijders zijn die meer herrie maken dan mag. Dat kan in Nederland ook makkelijk, bij een vrijwel totaal gebrek aan handhaving. In Duitsland laat je het wel uit je hoofd, want daar wordt op dit soort excessen aanzienlijk strenger toegezien: maak je teveel herrie en word je aangehouden, dan mag je in ruil voor een bekeuring je sleutels inleveren. De schatting dat in Nederland maximaal een procent op vijf van de motoren te veel lawaai maakt, onderschrijf ik op basis van wat ik waarneem bij het groeiende aantal motorevenementen in Nederland. Ter verdere relativering merk ik daarbij op dat die motorrijders vaak geen enorme afstanden afleggen; daar zijn noch hun motoren noch hun oren op berekend.
Wel zijn het vaak die motorrijders die gemeentes doen besluiten dijken voor motoren af te sluiten. Om een toename van zulke afsluitingen een halt toe te roepen, heeft motorrijdersbelangenvereniging MAG in de Krimpenerwaard samen met gemeente en politie een bewustwordingscampagne voor motorrijders opgezet. Eerdere initiatieven elders in het land leidden tot positieve resultaten, en ook op motorplatform.nl (een initiatief van onder meer MAG, KNMV, politie, ANWB en andere partijen) wordt motorrijders verzocht rekening te houden met omwonenden en medeweggebruikers. Er zijn dus wel degelijk organisaties die motorrijders aanspreken; de vrijheid om te kunnen rijden waar je wilt – voor file-reducerend woon-werkverkeer of voor je plezier – gaat dan boven de vrijheid om onbeperkt lawaai te maken.
Geheel buiten de kaders van zijn lawaaiverhaal om maakt Van Walsum gretig gebruik van een uitspraak die de eerder aangehaalde vertegenwoordiger van een motorzaak doet over de “slechte technische conditie van sommige motoren.” Dat “sommige” wil ik graag preciseren. Zweeds onderzoek heeft laten zien dat er bij een APK voor motoren nauwelijks technische gebreken worden geconstateerd, wat er in dit land toe leidde dat men deze voertuigen minder vaak is gaan keuren. Dat klopt met het gegeven dat motorrijders de technische conditie van hun vervoer meestal nauwlettend in de gaten houden, om dezelfde reden dat het merendeel in beschermende kleding rijdt: veiligheid. De technische conditie van motoren is in een te verwaarlozen aantal gevallen oorzaak van een motorongeval. Belangrijkste oorzaak van dodelijke ongevallen met motorrijders is dat ze door automobilisten over het hoofd worden gezien. Dat zou er bijna voor pleiten om auto’s te verbieden, maar zo ver willen de meeste motorrijders niet gaan.
Zonder dollen: wat ik vooral betreur is dat Van Walsums stemmingmakerij de aanzet heeft gegeven tot een week lang onbelemmerd motorrijders bashen in de Volkskrant, met de recente bijdrage van August Hans den Boef als droevig dieptepunt. Den Boef beschrijft “het brede spectrum van Nederlandse motorrijders” als volgt: “Het ene uiterste bestaat uit sympathieke liefhebbers die heel hun vakantie sleutelen aan hun Indian Chief Black Hawk uit 1950. Het andere uiterste zijn de criminelen. Daartussen ligt een onduidelijk gezelschap, zoals Van Walsum dat laat zien: de bagatellisator, de leugenaar en de middelvinger.”
Ik lees de Volkskrant al zeker dertig jaar. Met plezier – maar als ik verhalen als die van Van Walsum en reacties als die van Den Boef lees, voel ik tot in mijn motorrijdersbotten hoe het is om als groep gediscrimineerd te worden op basis van het gedrag van een minderheid. Dat Van Walsum en Den Boef zullen beweren dat het geen enkelingen zijn, lijkt voorspelbaar. Het “zie je wel” gehalte van hun bijdragen is daarvoor veel te hoog en doet me te veel denken aan artikelen die ik andere media over vaak gediscrimineerde groepen tegenkom. Ik zie de kop al bijna voor me: “Diefstal geldt als een grondrecht.” Ik hoopte altijd dat de Volkskrant boven dergelijke schrijverijen verheven zou zijn. Nu hoop ik vooral dat u uw medewerkers niet meer laat schrijven over groepen waar ze een immense hekel aan hebben.
Hugo Pinksterboer
Hoofdredacteur Motorrijdersbelangenvereniging MAG
Columnist MotoPlus
Wil je reageren op deze brief of de discussie? Stuur een e-mail naar mail@ motoplus.nl o.v.v. open brief.