Toeren Bergisches Land
Ingeklemd tussen het Sauerland in het oosten en de Rijn in het westen ligt het sprookjesachtig mooie Bergische Land. Het gebied, op steenworp afstand van de Nederlandse grens, biedt een ideale mix van natuur, cultuur en industrieel erfgoed en is bij uitstek geschikt voor een korte motorvakantie. Want waarom onnodig ver reizen, als de mooie wegen van onze oosterburen onder handbereik liggen?
Het is nog koud als we op een voorjaarsochtend op de motor stappen om er een paar dagen met de motor op uit te gaan, naar het Duitse Gummersbach om precies te zijn. De meidoorn bloeit volop en weilanden met boerderijen doen nog steeds erg Hollands aan, maar al snel verandert dat. Hier rijdend moet ik altijd weer denken aan iets dat me een aantal jaren geleden op dit stuk snelweg overkwam. Mijn reisgenoot kwam naast me rijden en gebaarde dat ik moest stoppen. “Je verliest van alles!”, hoorde ik hem roepen. De onderste rits van mijn rugzak bleek open te staan, natuurlijk net het gedeelte waar ik al mijn waardevolle spullen bewaarde. Een kilometer of vijf terug vonden we de platgereden camera en op de telefoon zat een mooi bandenspoor, die deed het echter nog wel. Mijn paspoort bleek veilig in mijn binnenzak te zitten.
Deze reis blijft het gelukkig bij die herinnering. We omzeilen het drukke Ruhrgebied, pas ten oosten daarvan buigen we af naar het zuiden. In Gummersbach, onze eindbestemming voor vandaag, overnachten we in een oud, charmant en romantisch hotel met maar liefst 97 kamers. Het dateert uit 1832 en is indertijd onder andere in gebruik geweest als boerderij en postkantoor. Een pracht gebouw in vakwerkstijl, zoals in die tijd in deze regio eigenlijk bijna alle huizen werden gebouwd, want met leem en hout uit de omgeving simpelweg goedkoop. In de loop van de tijd is er een extra vleugel aan het gebouw toegevoegd, waardoor het nu als hotel dienst kan doen. Prettig, de motoren mogen veilig in de garage geparkeerd worden, dat slaapt toch net even wat rustiger dan wanneer je de boel buiten op de stoep moet achterlaten.
De volgende dag sturen we de motoren richting de Biggesee, het grootse stuwmeer in de omgeving. Het ligt op 305 meter hoogte en is tussen 1956 en 1965 aangelegd. Dit gebied ligt bezaaid met stuwmeren, waarvan we er verschillende bezoeken, water fascineert nu eenmaal. Eén van die meren stamt al uit 1932, zo staat op het bijbehorende informatiebord. Ik vraag me af wanneer zo’n dam vervangen moet worden, en hoe pak je zoiets in hemelsnaam aan? Op die vraag krijg ik geen antwoord, maar zolang er geen water halverwege de dam naar buiten sijpelt, zal alles wel in orde zijn, lijkt me. Gisteren hebben we op weg naar het hotel ook al de Brucher-talsperre (1913) bezocht. Een wat kleiner, maar prachtig gelegen watertje met verschillende campings er omheen. Veel mogelijkheden om te watersporten, fietsen of wandelen ook. Ondanks dat het de laatste week van april is, is de natuur al verder dan normaal rond deze tijd van het jaar. Vanaf de damwand strekt het jonge groen van de bomen en struiken zich uit over de hellingen tegenover ons.
De tweede dag staat onder meer de Aggertalsperre op het verlanglijstje. Een redelijk groot meer, aangelegd in 1929. Aan de ene oever geflankeerd door natuurgebied, de andere zijde is gelukkig wel opengesteld voor bezoekers. Over de damwand vervolgen we aansluitend onze weg richting Olpe. Het eerste uitzichtpunt langs deze weg hebben we al snel te pakken. Verstopt vlak na een bocht op een parkeerplaats, zoals wel vaker het geval. Blijkbaar ook uit het zicht van de plaatselijke plantsoendienst, want het mooie uitzicht wordt flink beperkt door de bossages. We rijden verder over mooie stuurweggetjes, soms maar één trekker breed. Regelmatig zien we borden met ‘Strassenschäde’ langs de weg verschijnen, maar met een beetje opletten hoeft dit het plezier van het rijden niet te bederven. Naast de typische vakwerkhuizen zijn er ook genoeg oude fabriekshallen, sommigen nog – of weer – in gebruik, vaak wel sterk vervallen en aangetast door de tand des tijds. Deze streek staat bekend als één van de oudste industriegebieden van Europa, maar dreef ook lange tijd voornamelijk op mijnbouw. In bijna elk dorpje stuiten we wel ergens op een bord met “Bergbauwerke’. Er is in het verleden in deze streek veel ijzererts gedolven. Daarnaast maakten de vele riviertjes en bossen de streek ook aantrekkelijk voor de textiel- en houtindustrie.
We naderen de Biggesee vanaf het zuiden. We zijn op zoek naar de Bigge Grill, een leuke Imbiss aan het meer waar veel motorrijders elkaar treffen. Het is niet de eerste keer dat ik hier ben. Ooit, lang geleden, stond hier de hele parkeerplaats vol met motoren en mannen in voornamelijk zwarte leren motorkleding. Daar staken wij, drie meiden op sportieve motoren met het nodige roze, flink bij af. Vandaag is het duidelijk minder druk, sterker nog, wij zijn de enigen hier. Verder naar het noorden rijden we Attendorn binnen, een redelijke grote stad met een gezellige, oude stadskern. Tot mijn verbazing zie ik dat het een Hanzestad is, terwijl ik altijd in de veronderstelling verkeerde dat deze alleen langs de IJssel en Oostzee lagen. Bij thuiskomst heb ik me er toch maar eens in verdiept, het blijkt dat niet de ligging, maar de manier van handeldrijven en de bijbehorende rechtspraak bepaalt of een plaats als Hanzestad wordt beschouwd. Tijdens het rijden blijft het zaak om goed op te blijven letten. Er liggen onder meer verraderlijk gladde lasnaden in de bochten van het natte wegdek, en af en toe de nodige kuilen en gaten waar de motor doorheen stuitert. Bovendien blijft de weg in de schaduw van de bomen nog lang vochtig. Kwestie van de aandacht erbij houden, het rijden hier is en blijft fenomenaal. Via Plettenberg en Herscheid pikken we vervolgens nog even het Versetalsperre stuwmeer mee. Een rij bankjes nodigt uit om een wat verlate lunchpauze in te lassen. We zien de buien langs ons heen trekken, ze hebben het goed met ons voor en werpen hun lading grotendeels buiten ons bereik af. Het was weer een mooie dag, die uiteraard in stijl wordt afgesloten met een wijntje, eten en de sauna.
’s Avonds rolt er een fikse donder langs de hellingen, de regen gutst door het fris groene bladerdek in een flink tempo naar beneden. Ik mijmer nog wat na over de rit van vandaag en gisteren. Die bracht ons langs mooie velden gevuld met veldbloemen, jong gras waar koeien op graasden en steile hellingen met de bijbehorende haarspeldbochten. We reden door verschillende kleine dorpjes die van een afstand tegen een helling aangeplakt leken.
Als we aan de terugreis beginnen is het nog koud en nat. Er was voor vandaag toch echt zon beloofd, maar met acht graden zal het nog wel even duren voordat het landschap en de lucht een beetje opgewarmd zijn. Thermoshirtje aan en toch ook maar de handvatverwarming. Colletje goed bij de helm instoppen en dan valt het frisse weer reuze mee. Na Dahl, Hagen en Witten nemen we een stukje snelweg, om die bij Emmerich weer snel te verlaten. Van hieruit is het maar een klein stukje verder. Pakken we bovendien nog even die mooie Ooijpolder mee. Schitterende dijkjes met het echte Hollandse landschap doen beseffen dat deze mini-motorvakantie er weer opzit. Waarom gaat de tijd toch altijd zo snel?
INFO BERGISCHE LAND
Ligging: aan de rechteroever van de Rijn, ten zuiden van het Ruhrgebied, ten westen van Sauerland.
Afstand vanaf Utrecht: ongeveer 3.00 kilometer
Oppervlakte: ruim 2.000 km² (ongeveer ter grootte van de gemeente Noord-Holland)
Inwoners: 262.000
Hoogste punt: Homert (519 meter)
Toeristische trekpleister: natuur, industrieel erfgoed, stuwmeren, Müngstener Brücke bij Solingen
Taal: Duits
Wetenswaardigheden: De regio dankt haar naam niet aan het heuvelachtige landschap, maar aan het historische hertogdom Berg. Deze naam is afgeleid van de Graf vom Berge. Het nabijgelegen Düsseldorf was ooit de hoofdstad van de streek, zoals ook te zien is aan de Bergische leeuw in het stadswapen van Düsseldorf. Tegenwoordig beschouwen de 600.000 inwoners van de stad zich meer verwant aan de streek Noordrijn-Westfalen.
Naast motorrijden is er ook voor de actieve bezoeker genoeg te zien en te doen: natuurpark Bergisches Land is een echt wandelparadijs. In dit gebied liggen duizenden kilometers aan wandel- en fietsroutes. Verder staat het gebied bekend om de vele stuwdammen en -meren, waar ’s zomers gezwommen, gezeild of gedoken kan worden. Op verschillende plekken staan enorme uitzichttorens met prachtige vergezichten over de groene omgeving. De hoogste is maar liefst 35 meter hoog (Hohe Hart bij Morsbach).
Aanrader: neem zeker een keer plaats plek aan een de Bergische koffietafel: een zeer uitgebreide maaltijd met onder andere divers zwart en bruin brood met verschillende soorten zoet en hartig beleg, evenals vers gebakken Bergische wafels met warme Sauerkirschen. Deze weelderigheden staan rond de traditionele Dröppelmina, een tinnen koffiekan met een kraantje.