+ Plus

Sleuteltip: koppeling vervangen

De meeste motoren hebben een natte meerplaatskoppeling: in een koppelingskorf in het blok zorgen tussen de zeven en veertien koppelingsplaten ervoor dat het motorvermogen van de krukas naar de versnellingsbak wordt overgebracht. De koppelingsplaten van een motor hebben een zwaar leven en als ze beginnen door te slippen, moeten die koppelingsplaten vervangen worden.

Om soepel weg te kunnen rijden en om de transmissie even te ontlasten zodat er geschakeld kan worden, is elke motor uitgerust met een koppeling. En bij het merendeel is dat dus een meervoudige natte platenkoppeling, die in het motorcarter draait. Die koppelingsplaten van een motor brengen het motorvermogen over door wrijving, als de voering dus slijt (net als bij remblokken), dan is de wrijving niet meer toereikend en kan de koppeling gaan slippen. Dat doorslippen begint meestal heel geleidelijk: bij het overschakelen duurt het even voordat het motortoerental daalt nadat je het hendel hebt losgelaten. Of bij een inhaalactie zie je de toerentellernaald opeens omhoog schieten, zonder dat de rijsnelheid toeneemt. Aangezien de slijtage sterk afhankelijk is van de rijstijl is moeilijk te zeggen hoe lang koppelingsplaten meegaan, reken op zo’n 50.000 à 80.000 km.

Het vervangen van de koppelingsplaten is over het algemeen geen moeilijke klus; een werkplaatshandboek dat je wijst op de specifieke punten en aanhaalmomenten voor jouw motor is wel handig. De eerste stap is het aftappen van de motorolie. In noodgevallen kun je de motor ook op zijn kant leggen, zodat de olie in het blok blijft zitten, maar bedenk dat een slippende koppeling de smeerolie ernstig vervuild kan hebben, dus verversen in raadzaam. Dan kan de carterdeksel losgeschroefd worden. Soms zit deze behoorlijk vastgeplakt op de pakking, een klein tikje met een kunststof hamer wil dan meestal wel helpen hem los te laten ‘schrikken’. Ga de deksel echter nooit met een schroevendraaier loswrikken, dan beschadig je de vlakken en ontstaat er later olielekkage.Het koppelingshuis is nu zichtbaar en de vier, vijf of zes bouten die de platen middels koppelingsveren op elkaar persen kunnen losgeschroefd worden, waarna de drukplaat verwijderd kan worden. Soms zitten deze bouten zo vast dat de koppeling wil verdraaien. Zet de motor dan in een hogere versnelling en duw de achterrem in met de ene hand, zodat je met de andere de bouten kunt lossen. Je kunt ook een stukje hout of dikke poetsdoek tussen de primaire tandwielen leggen om de zaak te blokkeren.

Als de drukplaat verwijderd is, kunnen de koppelingsplaten eruit gehaald worden. Let goed op de volgorde en kijk vooral even goed naar de eerste en de laatste plaat: zijn dat beide gevoerde platen, of begint het pakket aan de achterkant met een ongevoerde plaat? Maak desnoods wat foto’s, zodat je altijd even terug kunt kijken hoe het precies zat. Je kunt ook de oude platen één voor één eruit halen en keurig op volgorde neerleggen om ze later weer in omgekeerde volgorde samen te bouwen. Controleer de koppelingsplaten, de koppelingsveren (er wordt altijd een minimum lengte opgegeven in het werkplaatshandboek; het kan namelijk zijn dat de koppeling slipt omdat de veren te slap zijn geworden!

Als de koppelingsplaten eruit zijn, kun je bekijken of het koppelingshuis nog in orde is. De aluminium vingers waar de koppelingsplaten tussen vallen moeten niet al te zeer beschadigd of ingesleten zijn, anders wil de koppeling slecht vrijkoppelen. Eventueel kun je hier met een vijl wat aan bijwerken. Als je de juiste nieuwe koppelingsplaten bij de hand hebt (een setje kost tussen de 50 en 100 euro) kun je de boel weer samenbouwen door afwisselend een gevoerde en een ongevoerde stalen plaat in de korf te plaatsen. Controleer elke stalen plaat voor hergebruik ook: deze mag niet verbrand of kromgetrokken zijn. Als je heel secuur voelt, zie je ook dat deze stalen platen één scherpe hoek hebben en één enigszins afgeronde hoek. Dat heeft puur met de productie te maken (het stansen uit een staalplaat) en in de praktijk werkt de koppeling het beste als je alle stalen platen op dezelfde manier (dus bijvoorbeeld allen met de scherpe hoek aan de achterkant) monteert.

Als het pakket compleet is, kan de drukplaat er weer voor. Meestal past die drukplaat maar op één manier perfect op het koppelingshuis, daarvoor zit er vaak een (rond) merktekentje op de drukplaat en op het binnenste koppelingshuis. Deze moeten bij elkaar geplaatst worden en dan kunnen de drukveren met de bouten gemonteerd worden. Deze veerbouten moet je met een momentsleutel voorzichtig vastzetten; vaak is 10 Nm aanhaalmoment al voldoende, want het zijn doorgaans maar M6-boutjes die in aluminium zitten geschroefd. Als de veren weer gemonteerd zitten, kun je bij motoren bij de koppelingsbediening dwars door het blok met een drukstift nu al even het koppelingshendel inknijpen om te zien of alles goed werkt.

Voordat het carterdeksel er weer op kan, moet de oude pakking eerst zorgvuldig worden verwijderd, waarbij je op moet passen dat je het pasvlak niet beschadigd. De nieuwe pakking blijft goed op zijn plek zetten bij het monteren door hem met een dun laagje vet of olie in te smeren, zodat hij uit zichzelf blijft kleven. Dan kan het deksel er dus op, waarna je natuurlijk niet moet vergeten om het motorblok weer af te vullen met motorolie, alvorens je hem start en een proefritje kunt gaan maken. Bij terugkomt de speling van het koppelingshendel eventueel bijstellen en controleren of er nergens olielekkage is. Als alles OK is, kun je er dus weer even tegen. Zonder ‘slipgevaar’ wel te verstaan.

 

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...