Ruud Siebelink – 250 KTM sprinter

« Terug naar Mijn Trots
Verander deze rubriek gemakshalve voor een keer van ‘Mijn trots’ in ‘Onze trots’. Ruud Siebelink (op motor) werd in 1979 kampioen sprint dankzij onder meer de ondersteuning van broer Steef (bij achterwiel). Tonny Sloot (voorwiel) bracht het tweetakt KTM sprintkanon twee jaar geleden weer terug in oude glorie.

Ruud: “In 1978 reden we al motor op de weg toen we naar een sprintwedstrijd gingen van een van de clubleden van motorclub ASOM (Allemaal Stapel Op Motorrijden, red.). ‘Dat kan ik ook’, dacht ik direct. Al klinkt dat misschien wat arrogant. ‘Dat willen we ook’, klinkt beter. We hebben toen een KTM 250GS-blok gekocht en zijn een sprinter gaan bouwen. Omdat ik toen, dat kun je je nu niet meer voorstellen, slechts vijftig kilo woog, werd ik als frêle menneke de coureur.”
Steef: “We hadden geen sponsoren en daarom moest het blok ongecompliceerd en sterk zijn. We dachten eerst aan een Maico, maar die vonden we niet krachtig genoeg. Hoe we dat uitvonden? Door naar de specificaties op papier te kijken. Het GS-blok heeft zes versnellingen in plaats van vijf op de crosser en daarom kozen we daarvoor. Ik had nog wel een frame van een Ducati Monza liggen waarvan de ophangpunten van het blok redelijk overeen kwamen. Daarmee hebben we onze sprinter gebouwd.”
Ruud: “Bij de eerste run reden we direct veertien seconden. Dat is geen wereldtijd want de snelste Brit reed elf seconden. Dat was wel met een twin met nitro die elke run nieuwe zuigers kreeg. Daar hadden wij allemaal geen budget voor. We reden volledig standaard en leerden vooral hoe we tijd konden winnen met slim rijden. Door het juiste gebruik van de koppeling en op exact het juiste moment schakelen. Dat laatste deed ik altijd op het gehoor, een toerenteller zat er nooit op. In 1978 eindigde ik als Rookie of the year op een standaard motorfiets.”
Steef: “In het tweede jaar hebben we een lager en lichter EML-frame gekocht en een sneller blok van Ben van Erp. Dat moest ook wel want we namen het op tegen TZ’tjes met lachgas. Ruud was een eerzuchtige rijder en bleef zichzelf ontwikkelen. Waar we eerst hoog in de twaalf seconden reden, werd dat laag in de twaalf. Een vermogensbank zag de machine nooit. Onze leidraad waren de tijden die we reden. Het tweede blok is wel aangepakt. De cilinder heeft meer spoelpoorten, de krukas is opgevuld, de kickstarter verwijderd, een 40 in plaats van 36 mm carburateur, een aluminium schakelwals en overal was gewicht van afgeschaafd. Vol in zes reed de sprinter 175 km/uur en dat met een voorrem van een Kreidlertje.”
Ruud: “Ons topjaar was 1979 toen we in Wehl met een tijd van 12,1 seconden kampioen in onze klasse werden. Een jaar later stopte ik met de KTM 250 na een valpartij in Den Oever. De naaf scheurde, het achterwiel sloeg vast, de motor vloog door het gras en ik over het asfalt. Alles was aan gort. Met een 500cc Suzuki ging ik verder, maar dat was boven mijn stand. In 1983 ben ik helemaal gestopt omdat het te veel kostte.”
Steef: “Ook ik heb nog even met de KTM gesprint, maar uiteindelijk is de motor in de hoek van een schuur terecht gekomen. We wilden allebei niet dat hij weg zou gaan. Te veel competitiemotoren eindigen bij het oud vuil terwijl ze onderdeel van de geschiedenis uitmaken. Maar toen iemand langs kwam of hij het blok mocht lenen voor zijn crosser hebben we het meegegeven. Uiteindelijk kregen we het helemaal kapot terug.”
Ruud: “In 2016 stond onze sprinter op een motorshow en daar was Tonnie ook. Die wist een ding zeker: ‘Dat ding moet weer lopen.’ Daarom hebben Steef en ik de motor aan Tonnie geschonken.”
Steef: “De motor was een beetje houwtje-touwtje opgeknapt en de motor was ver heen. Tonnie heeft met veel tijd en inzet het speciale blok weer topfit kunnen krijgen. Het was tenslotte wel een kampioensmotor. Het snelle blok heeft nu ook een kickstarter zodat Ruud bij demo’s even snel een burn-out kan maken.”
Ruud: ”Daarvoor heb ik zelfs nog een leren pak op maat laten maken.”