Ruud Boekhorst – Suzuki GSX-R750 Streetfighter

« Terug naar Mijn Trots
Een standaard motorfiets heeft Ruud Boekhorst (63) nooit gehad. Altijd werd er wel in meer of mindere mate aan verbouwd, waarna na maximaal twee jaar weer een nieuw ‘project’ werd gekocht. Die cyclus werd in 2009 doorbroken door een Suzuki GSX-R750, die echter wel iedere twee jaar een gedaanteverwisseling ondergaat: “Hij is minstens vijf keer uit elkaar geweest!”

“Een neef van me racete en als zestienjarig ‘piefke’ mocht ik dan altijd mee. Dan raak je met het motorvirus besmet hè. Ik was ook pas twee dagen achttien, toen ik m’n motorrijbewijs al had. Moet ik wel zeggen dat ik in militaire dienst zat, voor een tientje heb ik daar alle rijbewijzen gehaald, dat was natuurlijk wel een gelukje. Mijn eerste motor was een Honda CB450 Black Bomber en omdat ik in dat racewereldje verkeerde, moest daar natuurlijk een racetankje, ander zitje en een twee-in-één uitlaat op. Ook dat verbouwen zat er dus al van jongs af aan in. Het begon natuurlijk allemaal met een bromfiets, die moest zo hard mogelijk lopen en dan trek je eens een keer zo’n blok uit elkaar. Ik ben van huis uit helemaal geen techneut ben, maar je moet gewoon beginnen. Je leert alleen, wanneer je ook af en toe een keer opje bek gaat. En zo is dat hele sleutelen constant blijven doorgroeien, ook toen ik me met motoren bezig ging houden. In het begin was het allemaal niet zo heel spannend, maar zo’n dertig jaar geleden werd ik echt fanatiek. Dan pakte elke één of twee winters een schademotor of iets dergelijks en sloeg dan aan het verbouwen. Meestal was het dan bouwen in de winter en rijden in de zomer. Het zijn ook altijd heel verschillende projecten geweest, van een Kawa 550 tot een Honda Rebel 450. Bij die laatste wilde ik kijken of ik voor extreem weinig geld een hele leuke fiets kon bouwen. En dat is gelukt, hij is compleet verzaagd, helemaal uniek en heeft alles bij elkaar nog geen tweeduizend gekost. Een dikke fun bike, en dat met nog geen 25 pk.
Met deze GSX-R750 had ik hetzelfde plan, eerst ombouwen, even mee rijden en dan na één of twee jaar weer verkopen voor een nieuw project. Maar dat liep een beetje anders. Ik kocht ‘m in 2009 en in de eerste winter ging eerst alle kuipwerk er af en kwam er een recht stuur op. De bedoeling was namelijk om hem tot naked bike te verbouwen, maar al vrij snel kwam het idee om het wat extremer aan te pakken en er een streetfighter van te maken. Er moest ook een andere einddemper op komen en daarvoor ben ik naar Mile Pajic gegaan. Dat klikte zo goed, dat ik er op een gegeven moment bijna dagelijks over de vloer kwam. Toen ik er op mijn werk vervroegd uit kon, zei Mile dan ook tegen me: ‘Als je dan toch elke dag hier de koffie komt opzuipen, kun je ook wel wat doen!’ Sindsdien doe ik er een beetje onderhoud aan motoren, maar het geeft me ook de gelegenheid om er veel aan mijn eigen motor te werken. En dat doe ik dus ook. Iedere twee jaar heeft ‘ie wel een gedaanteverwisseling ondergaan. Hij is minstens vijf keer compleet uit elkaar geweest, dat er echt geen boutje meer aan zat. En dan telkens ook weer in een andere kleur. Qua rijden is het een heerlijke fiets, maar ik vind het ook leuk om toch telkens weer wat anders te rijden, op deze manier kan dat. Hij staat er nu ook weer heel anders bij dan een jaar geleden, toen ‘ie bij de custom bike contest op de Motorbeurs Utrecht nog op de tweede plaats eindigde. Er is bijvoorbeeld een nieuwe enkelzijdige achterbrug van een Honda VFR750 op gekomen. Die is eigenlijk te breed, dus is ook het hele frame weer aangepast, en daarnaast heb ik ook het linksysteem laten vervallen. Het subframe is eveneens aangepast, dat was wat breed, maar dat heb ik nu mooi naar binnen gewerkt. En er is een volledig nieuw uitlaatsysteem van Pajic op gekomen, met een elektrische vlinderklep die ik met een afstandsbediening kan bedienen. Op het kontje na is de volledige achterkant feitelijk veranderd. Nu ben ik er trouwens wel door hoor, dit is ‘m. Het is nog één geheel, als ik nog verder zou gaan, wordt het over-the-top! Inmiddels zit ik wel op het punt dat ‘ie niet meer weg gaat. Weet je, hij vreet geen brood en het geld dat ik er in heb gestopt, krijg ik er toch niet voor. Bovendien ben ik er ook wel gehecht aan geraakt. Klinkt misschien gek, maar soms pak ik een krukje en ga er dan even naar zitten kijken. Gewoon even intens genieten van wat ik heb gemaakt!”