Rij-impressie Daimler Reitwagen
De motorfiets bestaat dit jaar op de kop af 130 jaar. In 1885 maakte Gottlieb Daimlers zoon Adolf een eerste rit van twaalf kilometer lang met de eerste ‘motorfiets’ ter wereld. 130 jaar later staan we voor een gelijke missie.
Volgens mij moeten ze het hem haast op 1 april hebben verteld en hij heeft het voor zoete koek aangenomen. Onze hoofdredacteur, die eigenlijk zelf met de Reitwagen zou gaan rijden, maar verhinderd was, waarschuwt me vooraf: “Pas op in de bochten! Dat ding is allesbehalve makkelijk te rijden.” Ik lijk potverdomme wel een kleuter die door zijn vader op de gevaren van een loopfietsje wordt gewezen. Gevaren? Welke gevaren? De Reitwagen weegt 90 kilo, accelereert volgens de bijbehorende informatie met maximaal 12 km/uur en heeft ook nog zijwieltjes! Hoe zou je daar in hemelsnaam mee kunnen vallen?
Drie dagen later. Onder een bewolkte hemel heeft zich een half dozijn medewerkers van Mercedes-Benz verzameld. Hun lieveling bevindt zich op een meter of twee afstand van Gottlieb Daimlers voormalige werkplaats, waarvan nog slechts een paar afgebrokkelde muurtjes resteren. Shakehands, small talk – en alles is al snel koek en ei. Michael Plag, al 34 jaar in dienst en projectleider bij het Mercedes-Benz Classic-Center, is de hoeder van deze heilige graal. Hij mag wat anderen niet mogen: rijden met de Reitwagen. “We hebben voor jullie een stukje onverharde weg uitgezocht, waarop het minder zwaar is om de Reitwagen te sturen”, is hij van mening. Michael Plag is het type mens dat door niets van stuk is te brengen. “Op asfalt heb je helaas geen grip”, grijnst hij.
Zijn wijsvinger wijst naar de met een stalen band beslagen houten wielen: tien spaken, 600 millimeter in doorsnee en een 35 millimeter breed loopvlak. Dit is overduidelijk niet een willekeurige custombike, waarvan ik er in de loop der jaren ontelbare heb gereden. Nee, ik sta nu oog in oog met de oerknal van het motorrijden. De machine waarmee het allemaal begon. Eerbiedig. Gelukkig. En vooral ook verbaasd. Die oude Gottlieb heeft niet alleen gevoel gehad voor vooruitstrevende techniek, maar moet ook een perfectionist zijn geweest. De oppervlakteafwerking van het van essen- en beukenhout gemaakte frame en ook de precisie, waarmee de verbindende onderdelen, scharnierende delen en lagerpunten zijn gemaakt, zijn ronduit perfect. Deze Reitwagen is één van de tien exemplaren die er wereldwijd nog zijn en is exact zo gemaakt als het oermodel uit 1885. Het origineel ging in 1903 jammerlijk verloren bij een brand. Terwijl ik nog met open mond sta te kijken, voelt Michael Plag aan de kleine tank, die de gloeibuis moet voeren. Deze gloeibuis in de cilinderkop van de 264 cc metende eencilinder zorgt voor de ontsteking van het mengsel. We rijden met Ligroin, een licht ontvlambare brandstof, die al vanaf 1850 werd gebruikt om bijvoorbeeld vlekken te verwijderen. Destijds was het voornamelijk bij apotheken verkrijgbaar.
Aan het sissende geluid hoort Michael Plag dat het verdampingsproces is gestart. “Zo, en nu is het tijd om er een slinger aan te geven”, meent hij en grijpt naar een handslinger, waarmee middels een vertanding het vliegwiel in beweging wordt gezet. Twee, drie keer draaien, wachten en kijken of hij start. “Er zijn van die dagen dat we in de werkplaats uren nodig hebben om de motor optimaal te laten draaien”, grijnst hij druppelend van het zweet. Dit lijkt ook zo’n dag te zijn. De eenpitter heeft er blijkbaar niet veel zin in. Hij pruttelt wat, ploft een enkele keer ongeïnteresseerd en blaast af en toe een paar minieme wolkjes uitlaatgas door de kleine uitlaat richting het stof op de grond. Mooi rondlopen is heel iets anders. Terwijl Plag dapper verder slingert, herinner ik me dat de staande eencilinder van Gottlieb Daimler, liefkozend ook wel ‘staande klok’ genaamd, destijds in technisch opzicht een reusachtige sprong voorwaarts betekende. Toenmalige ‘Ottomotoren’ konden 150 toeren per minuut draaien, maar met Daimlers gepatenteerde gloeibuis-ontsteking in combinatie met een uitlaatklep met een speciaal reguleringsmechanisme waren toertentallen tot 700 tpm mogelijk. Dat dit motorblok uitgerekend in een voorloper van een motorframe werd geplant en niet in een destijds meer voor de hand liggende koets, is waarschijnlijk een geldkwestie geweest.
Eindelijk begint de eencilinder te stampen. Weliswaar met duidelijk voelbare omwentelingen tussen 200 en 400 tpm, maar toch. Middels een kleine hevel wordt het mengsel optimaal afgesteld. Iedere millimeter die hevel naar voren of achter wordt geschoven, bepaalt het verschil tussen afslaan, astmatisch hoesten en mooi rondlopen. De verbranding reageert gevoelig op de warmte en het zuurstofgehalte in de aangezogen lucht. Maar goed, tijd voor de theorie. Michael Plag legt het een en ander uit en rijdt zelf eerst een rondje. Dat rondje is dertig meter lang, loopt licht af en op een geasfalteerd stuk moet worden gedraaid. Ook dat loopt licht af. Plag stuurt er in ieder geval speels overheen. Het ziet er eenvoudig uit.
Maar dat is het niet, want nu zit ik op het zadel, een met leer overspannen stalen constructie, waaronder het motorblok zich bevindt. Wegrijden is nog behoorlijk ongecompliceerd: direct onder het stuur zit een hendel. Duw je die naar voren, dan wordt de spanning van een leren riem gehaald en wordt de aandrijving ontkoppeld, gelijktijdig wordt middels een stalen kabel de rem geactiveerd. Dan is het zaak om de hendel met gevoel naar achteren te bewegen, waarna de aandrijfkracht vrijkomt en de rem kan worden gelost. Daar gaan we! Het stuurgevoel is ultradirect, dat had ik wel verwacht. Waggelend van het ene op het andere zijwiel gaat het voorwaarts, aangezien de stalen loopvlakken geen eigendemping en geen grip hebben en uitgesproken hoekig van vorm zijn. Ah, asfalt onder de wielen, tijd om te keren. Lieve help! Bij ons motorrijders zit verzitten en het verplaatsen van het eigen gewicht in het DNA verweven, maar dat heeft nu geen zin. Door de zijwielen kan de Reitwagen geen hellingshoek maken. Beter gezegd: dat wil het ding wel, maar niet zoals ik het wil. Dan dreigt de Reitwagen om te kiepen. “Remmen!”, roept Plag. Doe ik, maar tegelijkertijd ben ik als een kind zo blij dat hij er bij is. In geval van uiterste nood zal hij zich ongetwijfeld onder de Reitwagen werpen als deze echt dreigt om te slaan. “Nu snel op het gas!”, roept Plag op de apex van de ‘bocht’. Pas bij de derde poging krijg ik enig gevoel bij dit soort manoeuvres, maar ik ben iedere keer weer blij als de ongeveer 0,5 pk sterke eencilinder me weer over het licht omhoog lopende stuk van het rondje heen trekt. De draaiende massa van de Reitwagen heeft absoluut zijn charme en zorgt inderdaad voor ‘good vibrations’. In stilstand pulseren voorvork en voorwiel als de voet van een gangsterrapper op de maat van zijn favoriete nummer. Daimlers zoon reed in november 1885 twaalf kilometer met de Reitwagen. Vermoedelijk onder ijskoude omstandigheden en bij sneeuw. En dat over onverharde wegen en kinderkopjes. Voor die prestatie neem ik mijn, nieuwe, hoed af!