Nieuws

Reportage Opleiding tot motormonteur

Motorzaken hebben een nijpend personeelsprobleem in de werkplaats: het vinden van technisch personeel is geen sinecure. Rollen er wel voldoende monteurs in spé uit de klaslokalen? En als dat niet zo is, hoe komt dat?

Leon Brans, docent tweewielertechniek aan het Koning Willem I College in den Bosch, lepelt uit het hoofd het aantal studenten op dat jaarlijks het Brabantse klaslokaal verruilt voor een plekje in de werkplaats. “We leveren ieder jaar zo’n vijf technisch specialisten motorfietstechniek, tien allround technicus motorfietstechniek en twintig basis technicus motorfiets op.” Of om in werkplaatsjargon te spreken: twintig monteurs, tien eerste monteurs en vijf specialisten. Vermenigvuldig dat aantal ruwweg met vier – naast Den Bosch kent ook Amsterdam, Assen en Zwolle een opleiding motorfietstechniek– en je beschikt over een respectabel aantal monteurs in de dop. Overigens wil Den Bosch qua vierkante meters graag uitbreiden om nog meer leerlingen te kunnen opleiden. Het zou met afstand de meest efficiënte oplossing zijn voor het monteurstekort. “Toen er een paar jaar geleden een tekort aan fietsenmakers was, ging elke ROC een cursus fietsen-maken aanbieden. Dat gaat niet bij motoren. Zo werkt dat niet door al het hypermoderne spul dat we hier hebben staan.”

Ondanks het flinke aantal monteurs dat de verschillende opleidingsinstituten jaarlijks uitspuugt, is er absoluut meer vraag dan aanbod beaamt Brans: “Er is inderdaad een chronisch gebrek aan monteurs. Wekelijks krijg ik wel een telefoontje met de vraag of we iemand hebben. Vroeger kon je er de klok op gelijk zetten dat het aantal telefoontjes verveelvoudigde bij het begin van het motorseizoen. Dan hadden ze per direct mensen nodig. Tegenwoordig plannen motorzaken hun werkzaamheden beter en krijgen we de vragen net zo vaak in de wintermaanden. Overigens is het nog altijd zo dat bedrijven liefst een achttienjarige student hebben met tien jaar praktijkervaring en een nuluren-contract tegen minimumloon.”

Afgestudeerde leerlingen van de vier colleges hebben een zekerheid waar leerlingen van andere studies alleen maar van kunnen dromen: een honderd procent werkgarantie. Toch kiezen zelfs in techniek geïnteresseerde jongeren uiteindelijk vaak toch niet voor een studie motorfietstechniek maar voor iets anders. Brans ziet een mogelijke reden voor het prematuur afhaken. “Het grootste probleem is de afstand tussen woonplaats, het werk en de school. Leerlingen die kiezen voor fietstechniek hebben het makkelijk, in ieder dorp zit wel een fietsenmaker. Onze BBL-leerlingen (BeroepsBegeleidende Leerweg, zie kader BBL, red.) moeten vanuit hun woonplaats met het openbaar vervoer enorm ver reizen voor hun stageadres en naar school. Grote motorzaken zijn dun gezaaid. Dat reizen is niet te doen, dat schrikt mensen af. De leerlingen die hier wel zitten zijn daardoor ook super gemotiveerd. We hebben een leerling uit Domburg, dat is pure passie.”

Ondanks het vervoersprobleem is de opleiding in Den Bosch ieder nieuw leerjaar ‘uitverkocht’. Binnen de huidige setting is het maximale aantal leerlingen bereikt. Dat heeft deels met de maximale capaciteit van de huisvesting te maken, maar ook met het aanbod van stagebedrijven. Er bestaat een opmerkelijk contrast tussen de bedrijven die schreeuwen dat ze een monteur nodig hebben en het aantal motorzaken dat geen zin heeft om een stagiair in huis te nemen. Een BBL-leerling komt de opleiding alleen binnen als hij al een stagebedrijf heeft, maar voor een BOL-leerling (BeroepsOpleidende Leerweg) moeten opleiders hemel en aarde bewegen om die geplaatst te krijgen. “Het is een hele kluif om de BOL’ers aan een stageplek te helpen”, weet ook Brans. “Een BBL’er die bijvoorbeeld door een faillissement van zijn uitgekozen motorzaak zonder stagebedrijf komt te zitten is helemaal een ramp. Die jongens willen sleutelen en werken. Die worden doodongelukkig als ze vier dagen in de week in de schoolbanken zitten, die willen juist vier dagen werken. Alleen raken we die niet snel bij bedrijven kwijt.”

Het is jammer dat motorzaken niet wat massaler jonge monteurs onder hun hoede nemen. Brans is namelijk maar wat fier op zijn ‘eindproducten’. “Jazeker ben ik trots op wat we afleveren, de opleiding staat! Het klopt qua mensen, materialen en motoren.” De stelligheid van Brans’ antwoorden lokt een gewetensvraag uit. Als hij zo overtuigd is van de kwaliteiten van zijn leerlingen zou hij dan ook zijn eigen geliefde BMW GS door hen laten onderhouden? “Dat is bij mij geen optie want ik doe alles zelf, maar in het verleden hebben leerlingen mijn GS zeker wel eens een beurt gegeven.”

De leerlingen kunnen voor het beurtje aan de privémotor van hun leerkracht vooraf voldoende ervaring opdoen. BMW heeft een GS gesponsord die qua bouwjaar vele jaren beter af is dan de oude BMW van Brans. Er staan meerdere moderne motorfietsen van Harley-Davidson, Kawasaki, KTM en Aprilia die zijn aangeleverd (de school koopt ook motoren) door Nederlandse importeurs die het belang in zien van een goede opleiding. Aan de muren hangen onder meer onderdelen als remklauwen en voorvorken om te oefenen op het vervangen van keerringen en remblokken.

Brans heeft door de jaren heen zijn ruwe diamanten langzaam zien veranderen. “Vroeger kreeg je hier de jongens zonder nagels binnen omdat ze de hele dag in hun cilinders aan het vijlen waren. Die tweetakt-opfokkers van weleer bestaan niet meer. Voor moderne scooters koop je gewoon snellere cilinders. Toen ik als leerkracht begon waren de leerlingen vaak de jongens die maïscrosses reden of raceten. Die liepen vier dagen stage, zaten een dag op school en in het weekend waren ze op de circuits te vinden. Toch krijgen we hier nog altijd een apart slag binnen dat heel gericht voor motoren komt. Haal er ter illustratie van leerstof alsjeblieft geen voorbeelden uit de autowereld bij. Daar willen ze niets van weten. Ach ik begrijp het wel. Als student autotechniek had ik hetzelfde als leraren over bedrijfswagens begonnen. Het barst hier nog altijd van de techneuten die vol passie vertellen over alle toeters en bellen die ze op hun voertuig bouwen. Die passie moet je hebben voordat je hier begint, dat kun je niet leren.”

De huidige generatie leerlingen is dus nog altijd vol van de techniek, maar heeft minder praktijkervaring. Het is aan de opleiders om dat te veranderen zodat ze klaar zijn voor hun aanstaande beroep. “In het begin willen ze vooral lekker veilig achter hun bureau zitten, maar wij proberen ze juist zo veel mogelijk te laten sleutelen. Dus maken ze wat ons betreft liever zo min mogelijk sommen en pakken ze wat vaker een multimeter.”

Gerelateerde artikelen

Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...
Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...