+ Plus

Reizen Tirol

Mijn spieren protesteren als ik mijn hoofd wéér eens 180º moet draaien om de haarspeld boven me te scannen op afdalend verkeer. En om te zien hoeveel slingers me nog resten op deze kilometershoge helling. Ik zit middenin een klim van legendarische proporties. Hier in bocht 27 van de Stelviopas vechten de bewondering voor het omringende berglandschap en de spanning over de delicate slingermanoeuvres voortdurend om voorrang. Ik gloei van opwinding!Vanmorgen bij het vertrek uit motorfietshotel Enzian (www.hotel-enzian.com) in Landeck zag het weer er nog somber uit, maar naarmate we de Italiaanse grens naderen klaart het snel op. Door een flessenhals bij Finstermünz, voorzien van een fort met dreigende kanonlopen, wringen we ons naar de eerste bergovergang: de Reschenpas. Bovenop de ruim 1500 meter hoge horde ligt een kilometerslang stuwmeer blinkend in de zon tegen een decor van lage witte wolken tussen de omringende bergen.Het oogverblindende panorama heeft echter een sinistere achtergrond. Een eenzame kerktoren in de watervlakte is een stille getuige van een klein drama dat zich hier in de jaren veertig van de vorige eeuw voltrok. Het hele dorp Graun moest hier wijken, omdat de Italiaanse oorlogsmachine de waterkracht van het stuwmeer nodig had. De bewoners van de163 verdronken huizen moesten vertrekken zonder ook maar enige vorm van compensatie, zo is ter plaatse te lezen.Er is in de Tweede Wereldoorlog kennelijk hevig gevochten om deze internationale noord-zuidverbinding. Iets verderop vinden we een Colosseum-achtig monument met daarop vele tientallen namen van gesneuvelde Italiaanse soldaten. Het grensgebied is hier in de loop van de eeuwen blijkbaar regelmatig van eigenaar gewisseld. Want hoewel we hier in Italië zijn, oogt vrijwel alles Oostenrijks. De huizen, de kerken, de chique buitenhuizen. Bovendien hebben alle plaatsen ook een Duits klinkende naam.Via de dorpen Laatsch en Agums bereiken we de 38, de beroemde en beruchte weg over de Stelvio, Stilfserjoch heet in Duits. Al snel zien we de weg als een zigzaggend lint boven ons tegen de steile helling opkruipen: 48 slingers te gaan naar de top op bijna 2.800 meter! Hoewel de bochten niet overdreven krap zijn, is het toch hard werken met de zware FJR. Vooral in de rechterbochten komen erop aan. Ik wil niet afhankelijk zijn van de beleefd- en alertheid van een afdalende automobilist, mocht ik onverhoopt op de andere weghelft belanden. Je zal maar net iemand in een sportwagen treffen die de capriolen van Top Gear nog eens dunnetjes aan het overdoen is. Vandaag is het gelukkig rustig en bestaat het meeste verkeer uit dappere fietsers. Wel is er de schade aan het wegdek. Wringende autobanden op de cruciale keerpunten veroorzaken gaten en losliggend gruis, en extreem lage sportwagentjes hebben her en der groeven in het asfalt gekerfd. De scherpe blik op de weg is derhalve noodzakelijk, al gaat dit wel een beetje ten koste van de aandacht voor het adembenemende landschap, en daarom stop ik halverwege even om uitgebreid rond te kijken. “Dus hier ergens raakte coureur Stirling Moss van de weg tijdens een oldtimerrally”, bedenk ik als een groepje oudere jongeren op zware toerfietsen de berg komt opgejaagd. De man op de GoldWing maakt indruk door de meute moeiteloos te volgen. De weg loopt hier zo steil omhoog, dat parkeren en manoeuvreren flink wat aandacht vergt, zeker met al het losse grind langs de weg.De top van de Stelvio, de hoogste geplaveide pas van de oostelijke Alpen, is een beetje een anticlimax. Niet meer dan een cluster van hotels, restaurants en souvenirwinkels vol berghoedjes, petjes en mascottes. De prijzen die hier voor een consumptie worden gerekend, grenzen aan diefstal.De Stilfserjochstrasse aan de westkant van de pas is niet alleen overzichtelijker, maar de bochten zijn ook ruimer en vloeiender, omdat de helling minder steil is. In opperste verrukking slingeren we het dal in, om net voor Bormio rechtsaf te slaan. Want nu we er toch zijn, doen we ook nog maar de binnendoor route via de Fascagno-pas. De bijna 2300 meter hoge Fascagno is weliswaar niet zo spectaculair als de Stelvio, maar nog altijd zeer de moeite waard. Het nogal irritante gedrag van sommige Italiaanse automobilisten maakt de ervaring overigens wat minder relaxed. Om er zeker van te zijn dat ze je na de eerstvolgende bocht snel kunnen inhalen, zitten ze consequent in je nek te hijgen, om vervolgens in te halen wanneer het eigenlijk net niet kan. Het gevolg is dat ze snijden zodra ze je – doorgaans op minimale afstand – hebben gepasseerd. Continu in je spiegels kijken en direct anticiperen blijkt niet alleen het beste maar ook meest noodzakelijke recept om gezond te blijven.Vanaf Livigno rijden we door een halfopen tunnel langs een stuwmeer noordwaarts. Kennelijk donderen hier zoveel lawines en losliggende rotsblokken omlaag, dat een kilometerslange overkapping van de weg noodzakelijk is. Aan de overkant van het meer laten de hellingbossen hun fraaiste kleuren zien. Lariksen, berken schitteren tussen het zonbeschenen sparrengroen. De dam die het stuwmeer in stand houdt is zo hoog dat we de bodem van het ravijn niet eens kunnen zien. Aan de overzijde ervan moeten we negen euro tol betalen voor de tunnelverbinding naar de 28, de Ovenpasweg. De drie kilometer lange Punt-dal-Gall-tunnel is er nog een van de oude stempel: ambachtelijk uitgehakt met de hand en daarom ook bijzonder smal. Een verkeerslicht geeft aan wanneer je de enkele rijbaanpijp veilig in kan, die uitmondt in Zwitserland.De douaniers zijn vandaag in een goede bui en wuiven ons door. De zonnige perioden worden hier nu helaas wel afgewisseld met lichte regenbuien, maar zicht op spectaculaire wolkenpartijen maakt het ongemak weer ruimschoots goed. Via Scuol tuffen we op ons gemak naar de Oostenrijkse grens, en niet al te nat arriveren we weer op onze basis in Landeck, waar een hete douche en een groot glas witbier ons weer volledig bij zinnen brengt.Een dagje Timmelsjoch, een pas iets westelijker op de grens tussen Oostenrijk en Italië, biedt opnieuw een uitdaging. Vanuit Landeck ronk ik in slechts een halfuurtje over een saaie en drukke provinciale weg oostwaarts naar het Ötzdal. Daar wachten tientallen kilometers langgerekte en overzichtelijke slingers die voeren door een gleuf tussen bergruggen door. Het dorp Ötz is een mooie plaats vol fraaie gebouwen in Tiroler stijl dat gekenmerkt wordt door veel blank vurenhout en houten balkons die zijn behangen met rode geraniums. En bijna elk gebouw van enige betekenis heeft wel een of andere fraaie muurschildering.Het wegdek van de 186 is uitstekend en terwijl ik geleidelijk omhoog klim, wordt het steeds rustiger met het verkeer. Zodra de borden Obergurgl verschijnen raak ik helemaal in de juiste stemming. De boomgrens dient zich aan en verre besneeuwde bergtoppen steken aan alle kanten de kop op. Voor de climax moet echter eerst worden betaald. Een strenge beambte in een tolhuisje rekent dertien euro voor een retourtje. Bovenop de pas is het gelukkig geen toeristisch circus zoals op de Stelvio, je vindt er enkel een eenvoudige houten herberg die beschaafde prijzen hanteert. De grootste blikvanger is een gigantische oranje motorhelm op een aanhangertje, een aandachtstrekker van de gezamenlijke motorhotels in de omgeving. Hier, op tweeënhalve kilometer hoogte, stijgt het kwik amper tot boven nul en staat er bovendien een snijdend koude wind. Na nog een tunnel ben ik helemaal boven en hier ontvouwt zich het adembenemende panorama van het Italiaanse natuurpark Texelgruppe. Nu wordt het pas echt mooi! Voor me ligt het vol met ongenaakbare grijze pieken, oude sneeuwvelden en goudgeel gras. En onder me loopt een lint van haarspelden. Hier is ook de verzamelplaats van alle motorrijders die de Timmelsjoch hebben bedwongen. Iedereen staat te genieten van het oogverblindende schouwspel. Op het zigzaggende asfalt, dat in de verte tussen de bergen door Italië in verdwijnt, is het is een continu komen en gaan van motorrijders. En gelukkig ontbreken hier caravans en vrachtauto’s, die mogen hier helemaal niet komen. Omdat het later is geworden dan gepland zie ik af van een ronde trip terug via de Jaufenpas, de Brennerpas en Innsbruck. In plaats daarvan doe ik een lus net voorbij het plaatsje Moos, waar kronkelweggetjes in het Pfelderer Tal uitnodigen tot verdere verkenning. Het natuurpark hier ligt vol met schilderachtige dorpjes. Elk gehucht is een plaatje. In dit land van op en neer lijkt iedereen zijn eigen kabelbaantje te hebben om zware spullen tussen huis en weg gemakkelijk op hun plaats te krijgen.De volgende ochtend blijkt de sombere weersvoorspelling pijnlijk accuraat. Het aangekondigde koufront met regen blijkt ’s nachts voor sneeuw tot op 800 meter te hebben gezorgd. De omliggende bergtoppen, gisteren nog onschuldig groen, zijn ineens wit besuikerd. Een rondje over uitdagende passen is niet aan de orde, enkel de doorgaande hoge wegen worden sneeuwvrij gehouden. Plotseling zijn alle motorrijders verdwenen. Weggetrokken, net als de laatste zwaluwen die zich in de herfst richting zuiden spoeden. Ik besluit in afwachting van meer rooskleuriger tijden mijn heil te zoeken in de huisbibliotheek vol motorboeken en tijdschriften. Dat maakt de geforceerde pauze in ieder geval een beetje goed.Een dag later blijkt het weer niets beter en ook de vooruitzichten voorspellen weinig goeds. Er rest me niet veel anders dan vroegtijdig huiswaarts te keren. Behoedzaam manoeuvreer ik door een koud landschap richting Füssen. De tunnel bij Lermoos voelt nu als een zwoele oase en alles op de fiets beslaat. Zelfs mijn Pinlock-vizier, normaal toch een rots van helderheid in de branding. In Zuid-Duitsland breekt de zon weer door. En hoe noordelijker ik kom, hoe zachter het weer wordt. Vlakbij Nederland is het weer zelfs zo fraai dat ik de neiging voel om terug te scheuren naar het land van berg en dal. Mijn programma daar was immers nog lang niet afgewerkt. Ik had de Jaufenpas, Hahntenjoch en de Arlbergpas nog willen bedwingen. En eigenlijk ook nog de Gampenjoch, de Mendelpas en de Penserjoch. Bovendien stond een bezoek aan Liechtenstein hoog op mijn lijst van te maken trips. Ze zijn daar in Landeck nog niet van me af….________________________________________[INFOKASTEN]TIROLLigging: Zuid-West Oostenrijk, Noord-ItaliëAfstand vanaf Utrecht: 950 km (Innsbruck) Buurlanden Oostenrijk: Zwitserland en Liechtenstein (westen), Italië en Slovenië (zuiden), Duitsland en Tsjechië (noorden) en Slowakije en Hongarije (oosten)Hoofdstad: Innsbruck (Oostenrijk), Bolzano (Zuid-Tirol)Oppervlakte: +/- 20.000 km² (ongeveer de helft van Nederland)Inwonertal: 1,1 miljoenHoogste punt: Groβglockner, 3.797 m (Oostenrijk) en Ortles, 3.905 m (Zuid-Tirol)Toeristische trekpleisters: de Oostenrijkse Alpen met hoogtepunten als onder meer de Groβglockner, Ötztal en Zillertal, vele oude burchten en kastelen, pittoreske plaatsen als Seefeld, Kufstein en KitzbühelTaal: Duits (in Zuid-Tirol Duits, Italiaans en Ladinisch)Munteenheid: EuroTijdsverschil: 0 uurBeste tijd: Voor motorrijden kun je in de Oostenrijkse Alpen terecht tussen grofweg half april tot half oktober. Een lange winter of vroeg invallende koude kunnen aan het begin en aan het einde van het seizoen echter roet in het eten gooien, hou daar rekening mee!Wetenswaardigheden: Tirol is niet alleen een Oostenrijkse deelstaat, het beschrijft ook het gebied Tirol waarvan het noordelijke en oostelijke deel in Oostenrijk ligt (12.600 vierkante kilometer), en het kleinere zuidelijke gedeelte (7.400 vierkante kilometer) in Italië, dat Bolzano (Bozen) als hoofdstad heeft. Overnachten: Motorrijders zijn graag geziene gasten in dit gebied. Wij gebruikten motorfietshotel Enzian (www.hotel-enzian.com) in Landeck als uitvalsbasis. Het hotel maakt deel uit van een groep van acht motorvriendelijke hotels in deze regio, waar het prima toeven (en toeren) is. Zie ook: www.motorrad-hotel.comInfo: www.tirol.at________________________________________[STREAMERS]HET HELE DORP GRAUN MOEST WIJKEN VOOR DE WATERKRACHT VAN HET STUWMEERVIA DE DORPEN LAATSCH EN AGUMS BEREIKEN WE DE 38, DE BEROEMDE EN BERUCHTE WEG OVER DE STELVIODE PUNT-DAL-GALL-TUNNEL IS NOG AMBACHTELIJK UITGEHAKT MET DE HAND EN DAAROM OOK BIJZOND

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Kawasaki Ninja 500

Eerste Test Kawasaki Ninja 500

11 april, 2024

Kawasaki en Ninja zijn net zo’n onlosmakelijke combinatie als de Dikke en de Dunne, Johan Cruijff en nummer 14 en ...
Eerste Test Honda CBR600RR

Eerste Test Honda CBR600RR

11 april, 2024

Ooit was supersport een gouden klasse, waarin de Japanse fabrikanten vele duizenden units verkochten, maar rond ...
Eerste Test Honda e-Clutch

Eerste Test Honda e-Clutch

11 april, 2024

Een oplossing voor een niet bestaand probleem? Dat sluimerde onderweg naar de presentatie van de nieuwe Honda ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-