Reizen Picardië, Frankrijk
Ik heb wat met Picardië, dat ‘andere’ noorden van Frankrijk. Vond je vroeger amper een boek over de streek en was een groezelig dorpscafé vaak de enige oplossing voor een noodstop onderweg, inmiddels staat de oude provincie ten noorden van Parijs weer helemaal op de kaart. Tijd voor een hernieuwde kennismaking.
Niet zonder weemoed denk ik terug aan het jeugdig enthousiasme, waarmee ik m’n kleine allroad klepperend door lege dorpen met versterkte kerken stuurde. Al dan niet op de nog altijd even strakke N2 op de hielen gezeten door een nerveuze Fransman met een Gitanes of Gauloises in de mond. De arm van de Franse gendarmerie steunde toen nog niet op flitskasten, gelukkig maar. De liefde voor de streek begon pas goed met die eerste vijfhonderd tussen de benen, een Kawa KLE500. Een kwarteeuw, enkele motoren en evenzoveel kilo’s doet deze lang miskende regio me nog altijd verbazen. Niet dat er heel veel is veranderd in Picardië. Ranke gotische kathedralen prikken nog altijd in het hemels wolkendek, Compiègne bezit ook vandaag nog het mooiste bos van het land en het versterkte heuvelstadje van Coucy kijkt nog even slaperig uit over de groene vallei van de Ailette.
In één ruk het volledige eind rijden zou zonde zijn, bovendien hebben we het ter hoogte van het Waalse Charleroi helemaal gehad met de snelwegen. Beaumont, en nog meer het stadje Chimay, daar hebben we onze zinnen op gezet. Met het Henegouws prinsenstadje in het vizier pikken we nog een stukje van het befaamde stratencircuit mee. Onder de bescherming van het kasteel en met de zegen van de plaatselijke kerk proeven we op de Grote Markt van de lokale abdijspecialiteiten.
KERKEN EN KATHEDRALEN
De trappistenabdij van Scoumont, waar het bier maar ook de kaas vandaan komen, ligt niet direct op onze route, net als de benedictijnerabdij van Saint-Michel, net buiten Hirson trouwens. De bijzondere ligging aan de rand van het bos evenals de kleurrijke weerspiegeling in het water zijn het korte ommetje echter meer dan waard. Dat we ondertussen in Le Pays de Thiérache zitten, merken we aan de églises fortifiées (versterkte kerken red.) die bij het naderen van Vervins opduiken. Bij gebrek aan burchten zochten de bewoners destijds hun heil in de kerk, waarvan er nog meer dan zestig hun versterkte mantel hebben behouden.
Toch zijn het niet zozeer de kerkjes als wel de kathedralen die het noorden van Frankrijk zo interessant maken. De wieg van de gotiek staat ongetwijfeld in Picardië, dat tijdens de middeleeuwen één van de dichtstbevolkte en welvarendste leengebieden van de Franse kroon was. Amiens mag dan wel het grootste exemplaar bezitten, de kathedraal van Laon wijst ons als een ster aan de hemel de weg op de N2. Voorlopig laten we de ‘gekroonde berg’ evenwel ongemoeid. In de plaats daarvan laat ik de teugels nog even los in het weidse, open landschap van de Laonnois, de licht heuvelende streek ten zuiden van Laon. Wuivende korenvelden en groene bossen vergezellen ons nog een tijdje naar Chamouille, waar we zuillen overnachten aan het meer van de Ailette
In Laon gaat het van de moderne benedenstad meteen naar de oude cité. Zoals gewoonlijk sturen we onze paardjes helemaal naar boven, waar op het vertrouwde terras tegenover de kathedraal een plekje veroveren. Boven ons zien we echter geen paarden, maar ossen. Zestien stuks van steen om precies te zijn, uitgestald in de opengewerkte kathedraaltorens. De kathedraal is een meesterwerk van middeleeuwse bouwkunst, en daar hebben bovenstaande lastdieren vast hun steentje toe bijgedragen. Het stenen kantwerk van de Notre-Dame geniet ook nu weer al onze aandacht, al besluiten we toch even de benen te strekken in en rond de kathedraal. Een uurtje later zitten we alweer in het zadel en werpen vanaf de wallen nog een steelse blik op de uitgestrekte Picardische vlakte.
Het Forêt de Saint-Gobain, goed voor achtduizend hectare eik- en beukengroen tussen Laon en Coucy, is de ideale aanlooproute om op gepaste wijze (lees: met de nodige bochten) kennis te maken met Coucy en de zijnen. In een ver verleden was het voormalige kluizenaarswoud met zijn mysterieuze rotsformaties het geliefde jachtdomein van de heren van Coucy. Hier zou Enguerrand II van Coucy naar verluidt een wilde leeuw hebben gedood. Een verweerd leeuwenbordes en een beschadigd fries van een ridder in gevecht met een leeuw herinneren nog altijd aan deze heldendaad in de kasteelruïnes van Coucy.
Le Manoir de Tortoir oogt als een mooie plek voor een korte tussenstop. De versterkte priorij stamt uit de 14e eeuw en behoorde tot de voormalige abdij van het naburige Saint-Nicolas-aux-Bois. Behalve wat vogeltjes die erop los kwetteren, heerst er een absolute stilte. Een kostbaar moment.
DE WAANZINNIGE 14E EEUW
In Coucy zelf hoeven we gelukkig niet aan te schuiven bij de Porte de Laon. Wat niet wil zeggen dat het plaatsje geen volk trekt. Ieder jaar bijvoorbeeld trekt het middeleeuwse spektakelstuk ‘Coucy à la Merveille’ tal van toeristen.
Een bezoek start bij voorkeur bij de gerestaureerde Porte de Soissons, één van de drie poorten van de middeleeuwse stad. In de toren ernaast bevindt zich namelijk het Musée de la Tour, waar een maquette en een dwarsdoorsnede van de donjon (centrale toren) een verhelderende kijk bieden op het kasteel. Geen overbodige luxe, want zowel kasteel als donjon, ooit de hoogste in zijn soort, verkeren in ruïneuze toestand.
Je kan echter ook het lijvige boek van Barbara Tuchman lezen. In ‘De waanzinnige veertiende eeuw’ beschrijft deze Amerikaanse historica met veel verve het avontuurlijke ridderleven van Enguerrand VII, de laatste en meest illustere telg van de heren van Coucy. Het riddergeslacht blonk in zijn donkere dagen vooral uit in roofzucht, wat zo zijn financiële vruchten afwierp. Zo liet Enguerrand III in de eerste helft van de 13e in korte tijd het voornoemde enorme kasteel neerzetten. Als een opgestoken middelvinger wees de enorme slottoren hiervan, hoger dan die van het koninklijke Louvre, in de richting van Parijs. Naar het schijnt uit frustratie voor zijn mislukte gooi naar de Franse koningstroon. Na de dood van de laatste Enguerrand viel het doek over Coucy, dat zich wijselijk hulde in de mantel der vergetelheid. Des te luider klonk de ontploffing, waarmee de Duitsers de Franse trots in Coucy de lucht inbliezen op 20 maart 1917. Gelukkig heeft een deel van het kastel de klap overleefd, de afmetingen van wat er nog overeind staat getuigt in ieder geval van de grandeur van deze ridderdynastie. We slenteren nog wat rond langs de weelderig begroeide stadsmuren. Iets te lang wellicht, want het namiddagtoertje langs Soissons, Septmonts en via de Chemin des Dames terug naar ons hotel houdt ons langer dan gedacht op de been.
SOISSONS
Van Coucy gaat het verder naar Soissons, één van de oudste steden van Frankrijk. In het stadje zoeken we meteen de vroeg gotische kathedraal op. De Saint-Gervais-et-Saint-Protais, zo luidt de naam volledig, is genoemd naar de twee beschermheiligen van de kerk. Hoe streng ze aan de buitenkant ook overkomt, zo sierlijk is ze aan de binnenkant. Binnen dwalen we weemoedig door een woud van hoge zuilen. De kathedraal is volledig verlaten, enkel de geur van wierook en kaarsvet vult de ruimte.
Van de gotische kathedraal gaat het naar de iets verderop gelegen, al even gotische abdij van Saint-Jean-des-Vignes. De wijngaarden die tot de abdij behoorden, zijn al lang verdwenen en ook het ooit welvarende abdijcomplex blijkt niet helemaal meer intact. Des te fotogenieker tekent de sierlijke voorgevel met zijn twee hoge torens zich af tegen het hemelse blauw. Echt een heerlijke plek om even stil te staan, ervaren hoe de tijd alles en iedereen in zijn alomvattende grip heeft…
Tijd hebben we nu weliswaar wel, maar ook weer niet eeuwig. We zitten goed en wel weer in het zadel of met Septmonts kondigt zich al een nieuwe stop aan. Het dorpje ziet er met zijn zandstenen huizen met karakteristieke gevels best aantrekkelijk uit. Of het werkelijk gebouwd is op zeven heuvels, zoals de naam doet vermoeden, wordt niet echt duidelijk. Wel dat de bisschop van Soissons hier in de 14e eeuw zijn buitenverblijf had.
Ondanks dat er van het slot niet veel meer over is, spreekt de romantische slottoren nog altijd tot de verbeelding. Geen wonder dat Victor Hugo hier aan de zijde van zijn minnares rondzwierf in de zomer van 1835. Als een stel verliefde pubers krasten ze er hun naam op de muur. Het lieflijk lijnenspel van de gotische architectuur voert me in gedachten terug naar die waanzinnige veertiende eeuw. Wonderschoon is het hier.
Na dit korte intermezzo gaat de neus richting Aisne. Lang duurt voor door de D18 mee volledig in vervoering brengt. De mooiste, zoniet meest vrouwelijke van weg van Picardië, deze Chemin des Dames. Want zo heet de weg naar Craonne, die speciaal voor de dochters van Lodewijk XV werd aangelegd, zodat de dames vanuit Parijs hun gouvernante konden bezoeken in het kasteel nabij Vauclair.
Zij waren overigens niet de enigen die vanaf de langgerekte heuvelrug het wiegend landschap tussen de vallei van de Aisne en Ailette aan hun ogen voorbij zagen trekken. De boer mag hier dan nog altijd stug door ploegen, het was hier niet altijd pais en vree. Nergens werd meer gevochten dan hier. Caesar stond hier oog in oog met de Galliërs, Clovis trok er ten strijde tegen de laatste Romeinse generaal en Napoleon behaalde er zijn laatste grote overwinning op de Russen en de Pruisen. Veldslagen die verbleken bij het blinde offensief van de Franse generaal Nivelle in de lente van 1917. Statige oorlogsmonumenten en sobere soldatenkruisjes herinneren in stilte aan de waanzin van toen. De Vrouwenweg behoort hiermee ook tot de stilste wegen van het land.
COMPIÈGNE EN PIERREFONDS
De zon heeft het grootste deel van de wollen sluier over de ‘gouden’ vallei van de Ailette al verdreven wanneer we de motor starten. Het belooft opnieuw een mooie dag te worden en met een bezoek aan Compiègne en Pierrefonds staan er twee toppers op het streekmenu.
Ten zuiden van Compiègne ligt een immens staatsbos, met honderden kilometer aan ruiterpaden en wandelwegen. Die laatste doorkruisen niet kriskras het eiken- en beukenbos, maar zijn doordacht en geordend aangelegd. Naar het schijnt is Eugénie, de gemalin van Napoleon III, er ooit verdwaald, waarna de keizer besloot om overal witte wegwijzers te plaatsen in het koninklijk bos. Elk kruispunt en pad heeft dan ook zijn eigen naam. Zie je door de bomen het bos niet meer? Zet je met je rug naar het rode streepje verf op de witte paal en je kijkt in de richting van het kasteel!
De GPS gidst ons echter feilloos naar een open plek in het bos. De Clairière de l’Armistice ligt er onwerkelijk stil bij. Heel anders dan bijna een eeuw geleden, toen hier op 11 november 1918 de wapenstilstand werd getekend die een eind maakte aan WOI. Twee gedenkstenen herinneren aan de plaats waar de treinstellen van de Franse en Duitse delegatie stonden. Het treinstel waarin de wapenstilstand werd ondertekend zou 22 jaar later door Hitler opnieuw worden gebruikt om de capitulatie van Frankrijk nog wat pijnlijker in de verf te zetten. Daarna liet hij de wagon wegslepen naar Berlijn, waar deze op het eind van de oorlog werd verwoest.
De kopie die we in het museum zien, schetst een goed beeld van wat er zich in de vroege ochtend van 11 november allemaal afspeelde in de trein. Onder leiding van maréchal Foch werd de Duitse delegatie tot onvoorwaardelijke overgave gedwongen. Veel keus hadden ze niet: het leger was totaal verzwakt en de keizer was pas afgezet. Duitsland zou de nederlaag in klinkende munt betalen, dat stond vast. Waarmee de kiem werd gelegd voor die andere grote wereldbrand in dezelfde eeuw…
Compiègne staat bekend om het schitterend paleis, dat Lodewijk XV verbouwde aan de rand van het bos. Jagen was één van de favoriete bezigheden van de Franse koningen en ook beide Franse keizers lieten zich hierin niet onbetuigd. Op 16 mei 1917 nam de eerste wereldoorlog een beslissende wending in het salon van Marie-Antoinette. Op een ‘exquis maar dodelijk diner’ werd Robert Nivelle, de Franse generaal die met zinloze aanvallen het moreel van zijn troepen sterk had ondermijnd, verplicht het bevel over te dragen aan Pétain.
Veel minder uitgelezen maar des te onschuldiger is onze dagschotel op een steenworpafstand van het kasteel. Terwijl we wachten op onze biefstuk neem ik gauw nog wat foto’s van het laat gotische stadhuis en het bronzen standbeeld van Jeanne d’Arc. Het arme wicht werd in Compiègne door de Bourgondiërs gevangen genomen en verkocht aan de Engelsen, die haar een jaar later in Rouen op de brandstapel zetten.
PIERREFONDS
Onze banden zijn nog maar net op temperatuur of daar stoppen we al in Vieux-Moulin. Het gehucht ligt verscholen in het bos en trekt de aandacht door het merkwaardig kerktorentje, dat veel wegheeft van een tovenaarshoed. Helemaal betoverend is het kasteel van Pierrefonds dat in pure Disney-stijl boven de daken van het oude kuuroord uittorent.
Het was Napoleon III die het kasteel halverwege de 19e eeuw volledig liet restaureren door zijn architect Viollet-le-Duc. Deze had van de Franse keizer carte blanche gekregen, in tegenstelling tot het naburige kasteel van Coucy, waar hij zeer tegen zijn zin enkel wat haastig oplapwerk mocht doen.
Het in neo-gotische stijl herbouwde kasteel maakt een bijna onuitwisbare indruk. Hoewel Frankrijks beroemdste bouwmeester zo goed mogelijk de oorspronkelijke stijl heeft gevolgd, zie je toch dat hij ook zijn vrije hand heeft laten spreken. Het geheel oogt als een romantisch sprookjeskasteel, geheel in de geest van toen.
St-Jean-aux-Bois moet het dan weer hebben van de eenvoud en stilte in het bos. De monniken zijn al lang vertrokken, maar de abdijresten, compleet met toegangspoort en kapittelzaal, zijn gebleven. Een goed idee om even te stoppen, al was het maar om iets te eten in het plaatselijke één sterrenrestaurant.
We verlaten definitief het bos van Compiègne en volgen met de D32 de vallei van de Automne, een klein kabbelend zijriviertje van de Oise. De streek telt meer dan dertig kerkjes, een bewijs hoe goed de bewoners van het graafschap Valois (Val d’Ois) boerden in de middeleeuwen. Ook de heren van Valois deden het niet slecht: twee eeuwen lang was zette het adellijk geslacht trouw een koning op de troon. Dat ze in Vez hun hoofdstad hadden, zie je nog altijd aan de zwaar versterkte donjon zien.
Enkele kilometers verder zitten we met Villers-Cotterêts opnieuw in de bossen, deze keer in het staatsbos van Retz, dat als een croissant het geboortestadje van Alexandre Dumas, auteur van De Drie Musketiers, omhelst. Koffie drinken doen we echter in Longpont, een mooi dorp met een middeleeuwse poort en een romantische abdijruïne. De laatste bestemming van deze trip alweer. Het vizier gaat weer richting huis, richting heden. Het verleden kan weer rusten!