+ Plus

Reizen Franse Alpen

Niets mooier dan in de nazomer nog een vakantie in het verschiet te hebben. Tegen de tijd dat heel Nederland weer aan het werk is, zijn de campings rustig, de prijzen vriendelijk, en als het een beetje meezit het weer nog uitstekend. Geen beter moment om, na een lange zomer werken, de bagage achter op de motor te knopen en af te zakken naar het zonnige zuiden, op zoek naar een paar mooie onverharde Alpenpassen.

“En hoe gaan jullie naar Frankrijk? Motoren op de aanhanger?” “Nee, het plan is om er gewoon rijdend heen te gaan.” Ons plan levert vaak een paar opgetrokken wenkbrauwen op en misschien is het ook wel een beetje te optimistisch idee om op twee 350 cc offroads met bagage naar het zuiden van Frankrijk af te zakken. Maar wat voor heel veel dingen geldt, is ook hier van toepassing: Vaak ben je te bang. Gewoon gáán dus.
De eerste dagen is het vooral voor onze arme kantoorlichaampjes flink wennen. Alle botten worden goed door elkaar geschud en vooral het achterwerk moet het flink ontzien de eerste paar honderd kilometer van de reis. Tegen de tijd dat we de prachtige Vogezen weer uitrijden zijn we evenwel gewend aan de lange rijdagen en de hebben we het haarspeldbochten rijden alweer een beetje in de vingers, of banden.
Na een dag of vier bereiken we Annecy, een Franse stad van bescheiden formaat op steenworp afstand van Genève. Ten zuiden hiervan wordt het echt interessant. Mee in onze bagage zit namelijk de ‘Grosser Alpen Strassen Führer’ van Harald Denzel, de bijbel voor de offroad rijder in de Alpen. Hierin staan zo’n beetje alle begaanbare passen – verhard en onverhard- beschreven, ingedeeld in moeilijkheidsgraad en met daarbij een duidelijke omschrijving van de route. En dit boekwerk vormt vanaf nu onze leidraad.
De eerste pas, de Col de l’Arpetazz, begint in Ugine, een gehucht van zo’n achtduizend inwoners. De eerste kilometers ten oosten van het dorp rijden we omhoog door een donker en sprookjesachtig mooi loofbos, over een geasfalteerde weg van amper vier meter breed en rijkelijk bestrooid met ontelbare haarspelbochten. Wanneer we vanuit het nog koele bos de zomerse warmte van de alpenweide inrijden, en stoppen om van het grandioze uitzicht te genieten, zien we ver in de diepte nietige kleine Alpendorpjes ingeklemd tussen de indrukwekkende berghellingen liggen. Behalve de lieflijke klanken van de koeienbellen is het doodstil om ons heen.
Net voorbij de pas gaat de weg over in gravel. Tijdens onze afdaling over de door water en smeltsneeuw uitgesleten gravelweg komen twee dikke allroads omhoog de berg op blazen, de route achter hen in een dikke stofmist achterlatend. We zijn duidelijk niet de enige motorrijders die deze pareltjes van de Alpen ontdekt hebben.
De weg slingert omhoog en omlaag door een waanzinnig mooi landschap. Links van ons torenen de toppen van de Chaine des Aravis hoog boven ons uit. Rechts golft het groene Alpenlandschap naar beneden, het dal in. Wanneer onze kleine ééncilinders op een van die verstilde golven over het gravelpad naar boven ploeteren, zie ik voor me in de verder strakblauwe hemel een enorme witte wolk boven de bergtoppen uittorenen. Het duurt een paar seconden voor ik me realiseer dat ik niet naar een wolk, maar naar de Mont Blanc kijk, die als een eenzame koning hoog boven de wereld uitsteekt. Een majestueus gezicht.
We parkeren de motor om een paar foto’s te nemen. Als de camera weer in de tas zit en ik de motor wil aantrappen – motor op de jiffy en ik op de stepjes, omdat ik anders niet genoeg kracht heb om de eenpitter tot leven te wekken – lig ik plotseling zonder waarschuwing naast de motor. Nadere inspectie wijst uit dat de jiffy is doorgebroken. Het dunne pijpje hangt met alleen een klein stukje staal een beetje troosteloos vast aan de motor. Met een ferme ruk worden motor en jiffy bruut van elkaar gescheiden, de laatste mag achterop de bagage meereizen. Niet veel verder op de Alpenhelling spotten we een kleine boerderij. Fransen zijn extreem zelfvoorzienend, is onze inschatting, dus daar zullen ze wel een lasapparaat hebben. Toch? Natuurlijk weten we beiden niet wat het Franse woord voor een lasapparaat is, maar proberen het met: “Vous avez une appareil de…uh…’krr-krr’?” “Ah! Une appereil à souder!” Non, het spijt me, dat hebben we hier niet. Helaas, maar in elk geval voor de volgende poging een nuttig Frans woordje bijgeleerd.

De rit naar beneden verloopt verder vlekkeloos. Aan het eind van de weg, in het gehucht St-Nicolas-la-Chapelle, belt de waard van het plaatselijke café wat rond om te vragen of er misschien ergens in de buurt gelast kan worden, maar helaas. Ik laat de motor de weg naar beneden afrollen, zet de versnelling in de twee en laat de koppeling opkomen. Na een flinke slip van het blokkerend achterwiel komt de ééncilinder tot leven. Zo kan het ook.
Het tweede hoogtepunt van de dag is Signal de Bisanne, waar we uitzicht hebben over een prachtig Alpenpanorama. We bevinden ons duidelijk in een gebied waar ’s winters flink geskied wordt, op de hellingen waar over een paar maanden de skiërs gracieus naar beneden glijden, grazen nu nog paarden. De skiliften staan werkeloos te wachten op de eerste sneeuw. De Mont Blanc, die we van hieruit zouden moeten kunnen zien, is verdwenen achter een donkergrijze deken van bewolking. In de verte horen we de donder rommelen. Voor de zekerheid trek ik toch maar weer de motorbroek aan. Wanneer we beneden in het dal komen, is het weer verstikkend heet en vervloek ik de warme, zwarte broek alweer. Een mens is ook niet snel tevreden.
Na een paar vruchteloze pogingen om een lasapparaat te vinden (de Renault garage ging net sluiten en bij brandweerkazerne werd de vraag enkel met een verbaasde blik beantwoord), geven we het op voor vandaag en gaan op zoek naar een camping. Morgen is er weer een dag!
De volgende ochtend rijden we vanaf Les Amis richting de Cormet d’Arèches, een bergpas op 2.109 meter hoogte, over een prachtige weg net iets ten zuiden van Beaufort. In een landschap dat langzaam in de zon wakker wordt slalommen we tussen de fietsende en wandelende dagjesmensen door, met om ons heen een werkelijk oogstrelend decor. Rondom het spiegelgladde stuwmeer van St-Guérin klimmen de beboste hellingen steil omhoog, de rest is vooral een groen en open landschap, waar een makkelijk te rijden gravelroute zich een weg doorheen kronkelt. De paarsbloeiende wilgenroosjes langs de weg proberen nog de laatste warme zonnestralen van het seizoen te vangen. Ze geven wat kleur aan het overwegend groen van de berghellingen en het staalblauw van de zo goed als onbewolkte hemel.

Als we aankloppen bij de kaasmakerij, opent een vriendelijk ogende Fransman met een donkere krullenbos de deur. Zijn blote armen en benen, die onder het lange, witte schort uitsteken, zijn gebruind van een zomer werken in de buitenlucht in de bergen. “Een lasapparaat? Geen idee, ik zal eens even kijken.” Met zijn grote, witte rubber laarzen sloft hij voor ons uit naar de schuur. En daar, tussen de rommel en chemicaliën, staat een weliswaar oud, maar werkend lasapparaat. “Natuurlijk mogen jullie die gebruiken, pas de problème!”, lacht hij.
Terwijl mijn reisgenoot aan de slag gaat, koop ik van de kaasboer een stukje van zijn eigen kaas, de fromage de Beaufort, een stevig maar zeer smaakvolle Alpenkaas. Op het bonnetje dat uit de kassa komt rollen staat een bedrag van precies €6,66. Als dat maar geen voorteken is…
Na een uurtje klussen is het klaar. De jiffy zit weer stevig vast en we roffelen al snel weer over de berghelling naar beneden. Via Brides-les-Bains rijden we naar het westen, en van daaruit naar het noorden richting Albertville. Van hieruit sturen we de motoren omhoog de steile berghellingen op. Grommend werken ze zich een weg naar boven, waar zich een indrukwekkend zicht op stad ver beneden in het dal ontvouwt. Via smalle bergweggetjes door bossen, afgewisseld met weiden vol vee, rijden we richting de doorgaande weg, de D925 richting Beaufort. Hier doen we rond het middaguur boodschappen in de plaatselijke Intermarché. Net wanneer het winkelmandje volgeladen is, wordt er omgeroepen dat iedereen zich naar de kassa moet begeven om af te rekenen, de winkel gaat namelijk sluiten. Om half drie kun je er weer terecht.
Tegen die tijd rijden wij over alweer de laatste onverharde pas van onze reis; de Col du Joly. Deze pas is naar boven toe geasfalteerd, het hellingspercentage is bescheiden. Volgens mijn reisgenoot heeft de omgeving wel wat weg van Nieuw Zeeland, een relatief glooiend landschap met hier en daar groenfluwelen berghellingen. We passeren het stuwmeer Lac de la Girotte en de bijbehorende energiecentrale. Dit gebied ligt vol met kleine weggetjes, te onbenullig om van enige betekenis te zijn, maar terwijl de éénpitters naar boven roffelen realiseer ik me hoeveel moeite het gekost moet hebben om deze wegen, hoe klein ook, aan te leggen. Duizenden kilometers asfalt is hier in de loop der jaren over de berghellingen uitgerold. Een absolute monsterklus.
Boven op de col hebben we uitzicht over een paar indrukwekkende en besneeuwde Alpentoppers. Ook de Mont Blanc zou zichtbaar moeten zijn, maar vandaag houdt deze zich wederom voor ons verborgen achter een ondoordringbaar dik pak wolken.
Na gedane arbeid rollen de eencilinders tevreden naar beneden, over een mooie gravelweg met dalingspercentages variërend van nul tot twintig procent. Wat een fantastisch leuk speelterrein is het hier toch!

Over de groene bossen op de berghellingen verschijnt hier en daar al een roestbruine waas in de bomen. Het vers gehakte haardhout is hoog opgestapeld naast de voordeur en overal wordt druk gewerkt aan de voorbereidingen voor het komende skiseizoen. Het is duidelijk dat de herfst hier in aantocht is en ook de aansluitende winter niet lang op zich meer laat wachten. Tegen de tijd dat hier de eerste sneeuw op de berghellingen ligt, zijn wij al lang weer thuis. Waarschijnlijk dromend van weidse vergezichten, heerlijke bergweggetjes en kaas. En lasapparaten…

GROSSER ALPEN STRASSEN FÜHRER
Al in 1952 begon Eduard Denzel met het in kaart brengen van alle verharde en onverharde Alpenpassen. Inmiddels heeft zijn zoon Harald het stokje overgenomen en onlangs is de 26e editie verschenen van de Grosser Alpen Strassen Führer, hét standaardwerk voor iedereen die net iets meer wil dan de geijkte Alpenpassen.
Vanuit het Oostenrijkse Innsbrück gaat Harald Denzel elke zomer op pad om de wegen die opgenomen zijn in ‘Der Denzel’ opnieuw te bekijken en eventuele veranderingen op te nemen in de nieuwste versie van het lijvige boekwerk. De wintermaanden, wanneer de passen onbegaanbaar zijn geworden, gebruikt de auteur om alle veranderingen door te voeren.
Het rijkelijk geïllustreerde boek is geschreven in het Duits (en tot op heden nog niet vertaald), dus enige kennis van het Duits is vereist.

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...