Nieuws

Reizen Bretagne, Frankrijk

‘Let the good times roll’, zo voelt het tijdens onze roadtrip naar en door het Franse Bretagne. Richting Atlantische Oceaan gaat het, rustig binnendoor van het kunstminnende Nantes naar de iconische Mont Saint-Michel. Een waanzinnige toeristische route waar de tijd soms stil lijkt te hebben gestaan…

Soms lopen dingen niet zoals je wil, zeker niet in coronatijden. Uitstel is alleen geen afstel en zo krijgen we toch eindelijk het beloofde weekje Frankrijk. En die begint goed, er hangen zowaar wat zomerse dagen in de lucht. Een doel en een middel, meer heb je toch niet nodig om er met de motor even tussenuit te knijpen?
Op de Franse departementswegen is het zoals gewoonlijk puur genieten. Golvend geel en groen onder een Normandische hemelsblauwe lucht is aan ons wel besteed. Toch ontsnappen we niet aan een late, maar flinke regenbui. Schuilen (lees: eten en drinken) doen we in het bloedmooie Saint-Céneri-le-Gérei, een schilderachtig dorp in het midden van de Alpes Mancelles. Hemelsbreed op nog geen honderd van de oceaan, kun je in dit stukje Zwitserland (ahum!) natuurlijk ook wel wat regen verwachten. Is gelukkig maar tijdelijk en niet veel later kunnen we verder naar onze eigenlijke bestemming van vandaag: Nantes.
‘Traversée moderne d’un vieux pays’, zo heet sinds enkele jaren de toeristische route die we in Nantes starten. Een moderne tocht die ons van de Atlantische Oceaan naar het Kanaal brengt. En dat min of meer op de historische grens tussen het hertogdom Bretagne en het Franse koninkrijk van eeuwen terug. Oud en nieuw samen in de blender, benieuwd hoe dat smaken zal!

Voor moderne kunst tegen een historische achtergrond ben je in de dynamische Loirestad op het juiste adres. De voormalige residentie van de hertogen van Bretagne kan dan wel niet helemaal tippen aan Rennes, toch krijgt de vroegere hoofdstad van Bretagne een bak toeristen over de vloer. En die komen niet alleen voor het hertogelijk kasteel en de laatgotische kathedraal. Wij hebben ook meerdere bezienswaardigheden in het vizier en zo fietsen we al gauw op een gehuurde e-bike naar het Île de Nantes. Het vijf kilometer lange eiland tussen twee armen van de Loire is vandaag de dag een hippe stadswijk. Moderne architectuur en kunst schieten er tussen oude hijskranen als paddenstoelen uit de grond. Opmerkelijke objecten ook, zo lopen we zowaar een reuzenolifant tegen het lijf. De twaalf meter hoge vijftigtonner van staal en hout is het ‘paradepaard’ van de Machines de l’île, een mechanische sprookjeswereld in een oude scheepshangar. Een gigantische spin, een majestueuze reiger of een al even indrukwekkende kameleon, het zijn slechts enkele van de vreemde wezens die zo uit de boeken van Jules Verne lijken weggelopen. Niet heel verwonderlijk, want de ‘vader van science fiction’ zag in Nantes het levenslicht.

Weer in het zadel van de motor laten we Nantes achter ons en maakt de fantasie van een Franse schrijver plaats voor de verbeelding van een reeks internationale kunstenaars. Hiervoor moet je zo goed mogelijk de Loire volgen op haar laatste kilometers naar de oceaan. Meer dan dertig kunstwerken bewonderen op de oevers is vanaf de motor wat veel van het goede, maar toch zetten we de Versys graag aan de kant voor het scheefgezakte ‘Huis in de Loire’ en ‘De slang van de oceaan’.
Het 130 meter lange slangenskelet van de Frans-Chinese kunstenaar Huang Yong Ping tekent ook voor het einde van Frankrijks langste rivier. Aan de overkant wenken de onvermijdelijke scheepscontouren van een havenstad. De enorme tuibrug die de Loiremonding overspant, zijn we in een paar tellen over. En dat terwijl de Pont de Saint-Nazaire ooit de langste kabelbrug ter wereld was.

Was Saint-Nazaire halverwege de negentiende eeuw niet meer dan een bescheiden vissersdorp, met de trans-Atlantische vaarten op Amerika (24 dagen enkele reis!) kwam daar snel verandering in. De strategische ligging was ook de nazi’s niet ontgaan, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de droogdokken een batterij aan onderzeeërs huisvestten. Gevolg: geallieerde bombardementen vernietigden meer dan 80% van de stad.

Nog altijd rollen er huizenhoge passagiersboten uit de scheepswerven. En ook de betonnen U-bootbasis doet nog altijd mee. De stad heeft in de 21e eeuw haar blik nog altijd op de zee gericht. Waar immers kan je het avontuur op een oude oceaanstomer beleven alsof je er zelf bij was? Of in de echte duikboot kruipen die als eerste onder het poolijs dook? Met maar liefst twintig stranden en een schier eindeloze kustpromenade komt Saint-Nazaire verbluffend uit de hoek.

Het landschap van Bretagne wordt vooral gekenmerkt door de prachtige kusten. Eenzaam en woest in het noordwesten, maar hier meer in het zuiden is het karakter veel lieflijker. Uitnodigender vooral. Voor onze ogen ontvouwt zich een kilometerslang en breed zandstrand, dat zich als een halve maan van Pornichet tot Pouliguen uitstrekt. De baai van La Baule behoort tot de langste en mooiste exemplaren van Europa. Zonaanbidders weten het dan ook massaal te vinden.
Vastgeklemd tussen een perfecte boog van fijn zandstrand en een al even lange rij van hotels en appartementen draait het blok van onze viercilinder voornamelijk stationair op de drukke boulevard. File, dorst en een parkeerplek doen ons naar de eerste de beste strandbar hollen. Met de voetjes in het zand en een glaasje in de hand is het prima vertoeven op het strand. Hier gaan we voorlopig niet meer weg. Gewoon genieten, dat hebben we vandaag wel verdiend!

La Baule zelf wordt wel eens vergeleken met Cabourg of Deauville aan de Normandische Bloemenkust, en het laat zich wel raden waarom. De GPS stuurt ons van het ene villastraatje naar het andere. Riante Belle Époque-huizen tussen geurende dennenbomen ademen nog altijd de typische fin-de-siècle-sfeer van eind 19e eeuw. In onze verbeelding zien we vrouwen in weelderige jurken en mannen in driedelig kostuum opzichtig langs de Côte d’Amour flaneren. Hoogzomer of niet, de Victoriaanse stijfheid boog niet voor hoge temperaturen. Niet op het strand en ook niet in de zee. Zijn wij blij dat we voor de rest van de dag van dat motorpak verlost zijn!

Zon, zee en zand, dat is vakantie. Al neem je dat op het naburige schiereiland van Guérande met een korreltje zout. In letterlijke zin dan. Terwijl de vierpitter zich kilometerslang weerspiegelt in een mozaïek van zoutpannen, zien we hoopjes van het witte goud ‘zomaar’ voor het oprapen liggen. Ragfijn of grofkorrelig, het zeezout van de marais salants staat nog altijd hoog aangeschreven. Enkele zakjes Fleur de Sel, volgens kenners het beste zout ter wereld, belanden dan ook in de topkoffer.
Dat zout heeft het nog volledig ommuurde stadje Guérande geen windeieren gelegd. Pekelen was in de middeleeuwen, en zelfs lang daarna, de gebruikelijke manier om levensmiddelen te bewaren. Het goedje vond dus gretig aftrek tot ver buiten de eigen grenzen. De Bretons (of Bretoenen) hadden daarbij geluk: zij hoefden de alom gehate zoutbelasting niet te betalen.

Op naar Rennes, een traject waar de Versys zich prima thuisvoelt. Net als de viercilinder toont het landschap zich hier gemoedelijk en groen. Het beschermde moeraslandschap van de Brière moeten we helaas links laten liggen. In dit moerasgebied, na de Camargue de grootste van het land, zijn de wegen immers kanalen en verloopt de tijd helemaal anders.
In het Redon, waar de Vilaine en de Oust samenvloeien, tikt het klokje eveneens een tikkeltje trager. Niemand daarom die het ons kwalijk neemt dat we wat langer achterover gezakt op een stoel van Bar Nautic blijven zitten. We genieten er van een heerlijk zicht op het befaamde en sluizenrijke kanaal van Nantes naar Brest. Wie een boot en tijd heeft, kan vanaf hier helemaal binnendoor naar het westen van Bretagne varen. Of doen zoals wij, recht naar het noorden. Schippersbenen moeten dan wel in Rennes ‘overstappen’ op het kanaal Ille-et-Rance, dat Rennes met het aan de kust gelegen Saint-Malo verbindt.

Rennes is een universiteitsstad, altijd leven in de brouwerij dus. En ook de eeuwen aan een rijke geschiedenis hebben hun sporen nagelaten. Dat deed ook de grote brand van 1720. Een zee van vuur legde de helft van het noordelijke stadsdeel in de as. Statige herenhuizen en grote pleinen vulden hierna de leegte. Sindsdien is het historische centrum van de stad gelukkig niet veel veranderd. Nu we er toch zijn, brengen we ook even een bezoekje aan de Portes Mordelaises, een kanjer van een middeleeuwse stadspoort die volledig in oorspronkelijke staat is hersteld. Vanaf hier is het niet ver naar het Parc du Thabor, één van Frankrijks mooiste stadsparken, en onderweg passeren we zowel het stadhuis als het Parlement van Bretagne. Een stukje cultuur snuiven van de bovenste plank kortom.

Hoe mooi Rennes ook is, het is tijd om weer even gas te geven. We vervolgen onze tocht naar het noorden. Niet via het kanaal Ille-et-Rance, wél via de veel snellere en zeker zo mooie D637. Een halfuur later staan we in Hédé-Bazouges. Van het dorpje hebben we nog nooit gehoord, maar elf riviersluizen op een rij, nog uit de tijd van Napoleon, zie je niet elke dag. Ons wel bekend is het boekendorp Bécherel. Werken vind je er in alle vormen en kleuren, tweedehands of vers van de pers. Stapeltje na stapeltje presenteert de literaire rijkdom zich achter talloze winkelramen. De geur van papier en inkt beroert onze neuzen, maar toch gaan we overstag voor een heel andere geur. Wat de sympathieke ober ons op het bord serveert in de schaduw van de kerk, is dan ook om de vingers bij af te likken.
Héél bekend en daarom helaas ook heel druk is het middeleeuwse Dinan. Hordes toeristen en een school tieners lopen eerst nog voor onze voeten, maar gelukkig wordt het in de Rue du Jerzual uiteindelijk wat rustiger. Het steile straatje is misschien wel de meest gefotografeerde van Bretagne en verbindt het historische hart met het gezellige haventje aan de Rance.

Vanaf hier is het nog maar een kleine veertig kilometer naar Saint-Malo, waarmee we alweer bijna aan het einde van deze Bretonse roadtrip zijn gekomen. Wat zijn we blij dat we de zee weer zien. Gezonde zeelucht vult de longen en verdrijft alle moeheid. Saint-Malo blijkt een absolute must voor elke toerist. Zelfs als je zoals wij voor de derde keer het granieten bolwerk bezoekt. Een trotse stad, en dat merk je ook aan de bewoners. De ‘Malouins’ staan, nog meer dan de Bretoenen, bekend om hun koppigheid en vrijheidsdrang. ‘Ni français, ni breton, malouin je suis’, zo luidt hun devies. De vlag van Saint-Malo wappert dan ook net iets hoger dan de Franse driekleur. Tot verbazing van De Gaulle, die het stadje ooit bezocht.

De D201 probeert de gekartelde kust van Bretagne zo goed als mogelijk te volgen, wanneer we het koppige kapersnest verlaten in Rothéneuf. Smalle wegen leiden van het ene pittoreske strandje naar het andere. Kiezen betekent verliezen, want het zicht op de kustlijn is telkens weer anders. Geholpen door het dagelijkse spel van eb en vloed wedijveren goudgele zandstranden en rotsachtige baaien er met elkaar alsof het een schoonheidswedstrijd betreft.

Stormen en springtij teisteren regelmatig de Bretonse kust. Het moet een spectaculair gezicht zijn om de zien hoe de metershoge golven zich op de Pointe du Grouin te pletter beuken. De granieten landtong markeert met zijn varkenssnuit het begin van Frankrijks mooiste baai. Helemaal aan de andere kant van de golf, in vogelvlucht toch al snel 25 kilometer, herkennen we duidelijk ons laatste doel van de trip, het wereldberoemde Wonder van het Westen (Mont Saint-Michel red.) op zijn rots. Maar eerst even tijd om de inwendige mens te verwennen, en wel in het haventje van Cancale, waar we de lekkerste zeevruchten van het land krijgen voorgeschoteld. Plat of hol, klein of groot, het maakt niet uit, als het maar oesters zijn. Die van Cancale behoren tot de absolute top en verser vind je ze echt niet. Het is dan ook een gezellige bedrijvigheid aan de oesterkraampjes onder de vuurtoren van La Houle.

Bij elke kilometer die we aansluitend vorderen langs de baai, tekent het silhouet van de Mont Saint-Michel zich scherper af tegen de horizon. Heel even verliezen we de heilige berg bijna uit zicht. Bretagne is de Alpen niet, maar de enige haarspeldbocht die we op deze reis onder de kiezen krijgen, blijkt zowaar een venijnig exemplaartje. Een rasecht polderlandschap vergezelt ons op de laatste kilometers naar de eindbestemming. Een bruggetje over de Couesnon blijkt de perfecte plek voor het afsluitende perfecte plaatje. De Mont Saint-Michel is met recht een magische plek!

Gerelateerde artikelen

Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...
Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...