+ Plus

Praktijk: de juiste bochtentechniek

Bochten, het onaantastbare fundament onder de lol die motorrijden heet. Lol die nog groter wordt als je de ideale lijn met de nauwkeurigheid van een scheermes weet te treffen. MotoPlus legt uit hoe je dat doet. Vanaf het moment dat een motor zich vol overgave in een hellingshoek stort, worden er allerlei krachten gemobiliseerd die zich bij ondoordachte acties of heimelijke zelfoverschatting heel makkelijk tegen je kunnen keren. Dat betekent niet dat je madeliefjes in de berm moet gaan plukken, zeker niet, want met een beetje overleg kun je ook nog steeds heel vlot van het ene op het andere oor. Snel zijn op secundaire wegen is namelijk vooral een kwestie van een mooie ronde, vloeiende rijstijl, waarbij er in het meest ideale geval in het bochtverloop geen stuurcorrecties nodig zijn. Extreem laat remmen voor een bocht is daarbij net zo inefficiënt als agressief accelereren. Al voor het insturen van de bocht moet het remproces zijn afgesloten en de snelheid aangepast. Stuur je met ingetrokken rem in, dan bestaat de kans dat de motor als het ware weigert om een hellingshoek te maken en de bocht te ronden. ‘Oprichtmoment’ heet dit fenomeen, waarbij de stuurbeweging naar de binnenkant van de bocht verdraait en de motor zich dus op wil richten. Dit kun je nog tegengaan door met voldoende kracht tegen te sturen. Naast een passende snelheid is het ook belangrijk om voor het insturen van een bocht de juiste versnelling al te selecteren. Je hebt de juiste te pakken als je in het midden toerenbereik de bocht uit kunt accelereren. Stuur je met een te lage versnelling in, dan wordt de motor door het hogere toerental nog eens extra afgeremd. Gevolg: de motor is al voor de apex te langzaam en dat moet worden gecorrigeerd door gas bij te geven of de motor op te richten. Dit zie je vaak gebeuren op de slingers van Alpenpassen. Heb je een te hoge versnelling gekozen, dan wordt de motor een tikje te snel, wat met een grotere hellingshoek moet worden opgevangen. Doe je dat niet, dan drijft de middelpuntvliedende kracht je uit het spoor en wordt de radius veel groter. Ergo: je komt op de verkeerde weghelft terecht of je schiet van de weg af. Min of meer ingegeven door de racerij heeft het ouderwetse, relatief vroeg insturen richting apex plaatsgemaakt voor een later instuurmoment (zie bochtschetsen). Dat heeft natuurlijk ook te maken met de ontwikkelingen op bandengebied en met de geavanceerde rijwielgedeeltes van moderne motoren. Waar we bijvoorbeeld dertig jaar geleden nog balanceerden op akelig dunne bandjes, rollen we tegenwoordig op 160- en zelfs 190-achterbanden door de bocht. Dat maakt compleet nieuwe lijnen en ook hellingshoeken mogelijk. Na de rem- en instuurfase (rode fase) volgt het rollen, in de schetsen met geel aangegeven. Dit krachtneutrale en vaak wat wiebelige rollen moet zo kort mogelijk duren en moet snel worden gestabiliseerd door het gashendel licht te openen. Hier komt ook een van de grootste voordelen van laat insturen bovendrijven: je stuurt later in, hebt een relatief lagere bochtsnelheid, maar kunt – al naar gelang de verkeerssituatie en het wegverloop dat toelaten – eerder op het gas en hebt meer vrijheid voor wat betreft de bochtradius. Bovendien blijft bij de uitgang van rechterbochten de afstand tot de andere rijbaan en dus het tegemoetkomende verkeer aangenaam groot. Dat is bij te vroeg insturen zeker niet het geval, omdat de maximale hellingshoek pas bij de bochtuitgang wordt gerealiseerd en dat is nauwelijks nog te corrigeren. In het ergste geval beland je op de verkeerde weghelft. Goed, eenmaal op de juiste lijn kan niets een swingende bochtensalsa nog in de weg staan, toch? Eigenlijk niet, behalve als de motor in listige S-bochten zeer snel van het ene op het andere oor moet worden gelegd. Dit soort flitsende acties hebben weinig kans van slagen met goedbedoelde gewichtsverplaatsingen of met een mysterieus drukkend dijbeen. Succes is alleen verzekerd met krachtige en nauwkeurige stuurimpulsen. Om vlot en precies met een gangetje van zo’n 100 km/uur over bochtige secundaire wegen te sturen is zo’n 30 Nm aan stuurkracht nodig, dus rond de 30 kilo. Dit krachtige sturen moet je zo mogelijk systematisch trainen, bijvoorbeeld tijdens een rijvaardigheidstraining. Regel één tijdens de rijlessen voor wat betreft kijken was: ver vooruit kijken. Dat klopt in principe, maar op secundaire wegen moet je dat zeker afwisselen met op zijn tijd een blik voor het voorwiel. Hobbels en reparatiestroken op het asfalt zijn immers met een ver naar voren gerichte blik nauwelijks waar te nemen. Door ver vooruit te kijken leer je de te rijden lijn aan een herkenbaar wegverloop aan te passen, terwijl de blik kort voor het voorwiel het wegdek afspeurt naar eventuele hindernissen. Dreig je door een inschattingsfout een bocht te missen, blijf dan vooral in de richting kijken waar je naar toe wilt. Dat is zo’n geval uiteraard de juiste lijn en niet de berm langs de weg. Goed kijken, betekent ook je blik fixeren op de apex van een bocht. Vaak is deze tijdens een rijvaardigheids- of circuittraining met een pyloon gemarkeerd, maar op de openbare weg moet je de blik natuurlijk zonder hulpmiddelen zien te focussen op dit punt. De juiste ideale lijn is altijd en zonder beperkingen afhankelijk van het verkeersbeeld. Op smalle en onoverzichtelijke bochtige wegen geldt een belangrijke ijzeren regel: blijf zo dicht mogelijk aan de rechterberm, want eenmaal in hellingshoek neemt de benodigde ruimte voor een motor enorm toe. Veel motorrijders vergeten dit bij het snijden van een linkerbocht, wat niet alleen tot botsingen met automobilisten kan leiden maar ook tot botsingen met collega-motorrijders. Een kleine tip tenslotte: stel je voor dat je jezelf tegenkomt!’’ [Seite 105]SLECHT OVERZICHTELIJKE BOCHTCOMBINATIESVerleidelijke slingers met een hoog risico. Omdat het wegverloop voor een groot deel niet is te overzien, kan zich op die plekken een auto of motor ‘verstoppen’, die vervolgens bij het insturen van een S-bocht plotseling opduikt. Daarom is het verstandig om dit soort bochten pas laat aan te snijden, ook al om omdat je er rekening mee moet houden dat het tegemoetkomende verkeer de S-bocht afsnijdt en in het ergste geval op de verkeerde weghelft terechtkomt. [Bei Zeichnung, von oben nach unten]Verkeerde lijnRemmenRollenAccelereren Denkbeeldige apexOVERZICHTELIJKE BOCHTDe klassieke bocht, die door zijn overzichtelijkheid een aangename ideale lijn en aansprekende hellingshoeken toestaat. Bij deze eenvoudige bochtversie is goed te zien dat de motor na het vroege insturen (stippellijn) bij de bochtuitgang de grootste hellingshoek maakt, terwijl de apex veel verder in de bocht ligt als je later instuurt (doorgetrokken lijn). Dat maakt het risico dat je op de verkeerde weghelft terechtkomt een stuk kleiner en bovendien kun je veel eerder op het gas, waardoor je de wat langzamere bochtsnelheid weer compenseert. [Bei Zeichnung, von oben nach unten]Verkeerde lijnRemmenRollenAccelereren Denkbeeldige apex[Seite 106 oben]TWEE BOCHTEN KORT ACHTER ELKAARVolgen er twee bochten kort achter elkaar, dan heb je nog meer voordeel van laat insturen. Doordat de apex zo verder in de bocht komt te liggen, kun je de volgende linkerbocht heel mooi vanaf de buitenkant aansnijden. De rijder die te vroeg instuurt, en dus op de verkeerde lijn zit, komt na de eerste bocht bijna op de verkeerde weghelft terecht en moet de tweede bocht vanuit een erg ongunstige positie op het hart van de weg insturen. Een mooie vloeiende lijn is dan niet meer te maken. [Bei Zeichnung, von oben nach unten]Verkeerde lijnRemmenRollenAccelereren Denkbeeldige apex[Seite 107 oben]VEEL VOORKOMENDE FOUTEN EN ONGEVALSOORZAKEN IN BOCHTEN* Angst voor forse hellingshoeken. De gevolgen: de bocht eindigt op de verkeerde weghelft. Belangrijkste oorzaak: gebrek aan ervaring als het gaat om hellingshoeken en bochtsnelheid. Tip: als het erg krap wordt, de motor onder je weg drukken en de bocht in dwingen. * Verstarren tijdens remmen. Het probleem: te laat, paniekerig en met een te hoge snelheid aanremmen van een bocht. De rem wordt bij het instuurpunt niet losgelaten, waarna de motor niet wil insturen en rechtdoor wil. Alleen training en professionele begeleiding helpen dit probleem op te lossen. * Ondoordacht inhalen. Zeer gevaarlijk: vlak voor een bochtcombinatie op het laatste moment nog in halen en met een veel te hoge snelheid de bocht aansnijden. * Defecte voorvork of achterschokbreker. Onvoldoende of slechte demping kan de bandengrip drastisch verminderen. Laat defecten aan de vering dus verhelpen op vervang zo nodig de veerelementen. * Slechte bandengrip. Alleen banden met meer dan voldoende grip staan serieuze hellingshoeken toe. Daarnaast moeten profieldiepte en bandenspanning in orde zijn. * Bijzonderheden aan de motor. Massieve onderdelen als frame, motorblok en uitlaatbochten kunnen een motor na contact met het asfalt compleet uit balans brengen. Mogelijke oplossing: veervoorspanning en ingaande demping verhogen. * Andere factoren. Oliesporen, nieuw asfalt en reparatiestroken met bitumen zijn potentiële bronnen van gevaar.[Zeichnung Links]Corrigerende remactieAngst voor hellingshoeken[Zeichnung rechts]Hoge aanrijdsnelheid Paniek remactie[BU][Seite 107]Stuur je te vroeg of met te hoge snelheid in, dan kun je bij de bochtuitgang op de verkeerde weghelft belanden (foto boven). In krappe bochten is de motor door in een krappere radius te dwingen door hem onder je weg te drukken.

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...