Mijn Trots – Geert Eleveld en zijn Aprilia SL1000 Falco

« Terug naar Mijn Trots

“Liever had ik hem niet gehad”, zegt Geert Eleveld over zijn Aprilia SL1000 Falco. “Hij is van mijn broer geweest, die in 2012 is overleden. Ik heb de motor na zijn dood overgenomen en dat heeft me enorm geholpen bij het verwerkingsproces. Als ik er op rijd, houd ik de herinnering aan Cor levend. Maar voor mijn gevoel blijft het zijn motor, ik leen hem als het ware.”

“Het verhaal achter deze motor is inderdaad een beetje bijzonder. Mijn broer Cor overleed begin 2012 na een slopende ziekte. Hij had een aantal auto’s en motoren, waaronder deze Falco, en omdat hij alleenstaand was hebben we zijn spullen na zijn dood moeten verkopen. Als een blijvende herinnering aan hem, heb ik de Aprilia toen overgenomen. We reden veel met elkaar, motorreizen. Van de Noordkaap tot Marokko en van Ierland tot Bulgarije, we hebben alles gezien. Ons doel was het bezoeken van alle EU-landen en doordat er steeds meer bij kwamen, hebben we dat nog een hele tijd kunnen volhouden.
Dat zijn toch momenten die ik koester en als ik op de Falco rijd, denk ik vaak aan hem en aan periode tijdens zijn ziekte waarin ik hem heb verzorgd. Maar los daarvan is het ook een heel fijne motor. Mijn broer kocht hem in 2007 nieuw met nul kilometer op de klok, maar de motor is al van bouwjaar 2002. Hij had vijf jaar in het magazijn gestaan, een winkeldochter dus. Het is altijd een beetje een ondergewaardeerd model geweest. Ik vind het een bijna tijdloze motor. Het ontwerp is al zo’n vijftien jaar oud, maar dat is haast niet te zien. Pak wat dat betreft eens een Japanner van dezelfde leeftijd, dan zie je direct dat het een ouder model is. Dat tijdloze is toch wel het mooie aan Italiaanse motorfietsen.
Maar daarnaast rijdt ‘ie ook lekker, je moet het blok alleen wel een beetje op toeren houden om goed op te schieten. En de veerafstelling luistert vrij nauw. Ik rijd ook nog wel eens een rondje op het circuit en daar stond de vering veel te comfortabel voor. Na wat experimenteren, stuurt ‘ie nu een stuk strakker.
De teller staat inmiddels op 25.000 kilometer. Mijn broer had er 15.000 kilometer mee gereden en ik nu dus 10.000, naast de kilometers die ik daarnaast op mijn BMW GS rijd. Het is een probleemloze motor, ik heb er nog geen storing of wat dan ook mee gehad. Maar ik ben verder ook heel netjes met warm rijden en het onderhoud, wat ik gewoon zelf doe. En mijn broer was ook een heel rustige rijder. De instelbare schakellamp stond bijvoorbeeld nog gewoon op de 7.000 toeren van de inrijperiode. Had hij nooit veranderd. En het dashboard onthoudt de hoogst gereden snelheid, bleek 160 km/uur te zijn, heel hard had hij er niet mee gereden.
De motor is verder nog helemaal standaard. Ik heb er alleen bobbins voor een paddockstand op gezet en een tankpad op geplakt. Daar blijft het ook bij, want voor mijn gevoel is het mijn motor ook niet. Het is de motor van Cor. Ik leen hem als het ware, alleen gaat ‘ie niet meer terug. En ik doe hem ook nooit meer weg, dat kan ik tegenover hem niet maken. Ik rijd er altijd met een grote glimlach op rond, het houdt de herinneringen en de goede band die we hadden levend. In die zin heeft deze motor me ook enorm geholpen in het verwerkingsproces. Maar als ik had kunnen kiezen, had ik de motor liever niet gehad natuurlijk.”