Mijn Trots – Paul Salari

« Terug naar Mijn Trots
Al sinds zijn 12e zit Paul Salari (70) in het zadel van een gemotoriseerde tweewieler. Wat begon met een Berini – “zo’n eitje” – evolueerde tot een uitermate divers spectrum aan motorfietsen. Wat echter miste was een echte café racer. Na twee winters knutselen in de schuur werd ook dat probleem getackeld: “Het was een lijk van een ding!”

“Mijn broers en een zwager van me waren helemaal motor minded en dan is het niet zo vreemd wanneer je daar zelf ook mee wordt aangestoken. Met twaalf jaar zat ik al op een Berini, zo’n eitje, en het moest natuurlijk steeds sneller. De ‘nozemtijd’ ben ik op een Batavus Wippet en later zo’n Tomos met hoog stuur doorgekomen, en toen ik 17 was leek de tijd me wel rijp voor een echte motor. Ik zag een advertentie in de krant van een Nimbus, eentje uit 1948. Ondanks dat het toen al een klassieker was, vond ik het gewoon een prachtig model. Het was een 750 en daar ben ik werkelijk overal mee naar toe geweest. Onder meer naar Denemarken, en twee jaar terug nog naar Italië naar het 100-jarig bestaan van Moto Guzzi. Want ik heb ‘m nog altijd.

“Ondertussen heb ik ook wel de nodige andere motoren gehad. Onder meer een BMW R60/5, die ik destijds nieuw heb gekocht en waarop ik toch wel een aantal jaren heb gereden. Op mijn 50e heb ik mezelf getrakteerd op een Harley-Davidson Electra Glide shovelhead uit ’78, een restauratieproject waaraan ik verschillende jaren heb gewerkt. En verder heb ik nog een Vespa scooter uit de jaren 60 en een jaar of drie geleden kocht ik nog een Honda CB750, die inmiddels alweer weg is. Heel uiteenlopende motoren dus, met als gemeenschappelijke deler dat het bijna allemaal oude rommel is, waar met een vast clubje dan lekker aan kunnen werken. We zijn niet eens verdrietig als het kapot gaat, tenzij het veel geld kost, want dat sleutelen vinden we namelijk net zo leuk als rijden zelf.”

“Ik doe bijna alles zelf en ik wilde altijd al graag een keer zelf een café racer bouwen. Een jaar of dertien geleden kwam ik bij mijn zwager Willem, die had toen nog een motorzaak in Lemelerveld, enigszins bij toeval een Suzuki GS750 tegen. Ding stond ergens achterin een schuur en voor 150 euro mocht ik ‘m meenemen. Een lijk van een ding, maar met een beetje starthulp in de carburateurs en een opgeladen accu liep ‘ie wel vrij snel. Het was een pré 80 model met spaakwielen, die waren een must, en een prima basis voor wat ik voor ogen had. In de winterdag ben ik samen met een kameraad aan het project begonnen. Eerst is ‘ie helemaal tot op de laatste schroef uit elkaar gegaan en vervolgens zijn we aan het zagen gegaan. Alles eraf wat niet strikt noodzakelijk was en het frame ingekort aan de achterzijde, want er moest natuurlijk een mono-zitje op. Ik had redelijk goed voor ogen hoe ik het wilde hebben en omdat ik tank, zitje en achterkant zelf ging maken, kwam dat niet zo heel nauw. Eerst hebben we het chassis helemaal rollende gemaakt en aan de hand daarvan ben ik begonnen met de maten bepalen.”

“Het is niet zo dat je een tekening maakt en die nabouwt, zoiets ontstaat gaandeweg. Welke lijn is mooi, hoe zit ik goed? En vervolgens ga je aan de slag. Eerst de tank gemaakt. Heb ik een doos vol met purschuim gespoten en dat blok vervolgens steeds bijgeschaafd tot ik de uiteindelijke vorm had. Aan de hand daarvan heb ik eerst een mal gemaakt en daarop vervolgens de tank gemaakt van polyester. En dan aansluitend kijken naar hoe ik daarop het zitje en kontje, met daarin de accu en alle elektronica, zo mooi mogelijk kon laten aansluiten. Voorvork en wielen zijn origineel, net als de koplamp, alleen heb ik daarin nu wel het contactslot gemaakt. Dat zat op de plaat waarin de tellers zitten, maar dat vond ik lelijk. En zo kom je steeds verder. Het rem-/schakelsetje heb ik bijvoorbeeld van Barry Veneman. Die woonde toen bij mij in de straat en had dat nog liggen. Die heb ik wat naar achteren geplaatst voor een meer sportieve zithouding, wat weer mooi aansluit bij de clip-ons die onder de kroonplaat zitten.”

“Motorisch is er ook het één en ander gebeurd. In eerste instantie reed ik met het originele blok, maar die rookte vreselijk, de zuigers bleken helemaal versleten. Ik had er nog een reserveblok bij, de zuigers en cilinders daarvan heb ik op dit blok overgezet. Normaal heeft zo’n GS 67 à 68 pk, maar ik heb de carburateurs aangepast, andere gasnaalden en elektronische ontsteking gemonteerd. Nu loopt ‘ie als een speer. Hij is nooit op de bank geweest, maar het stuift erover. Er is natuurlijk ook zeker twintig kilo van het gewicht af, dat helpt ook mee. Het gaat nu in één straal vooruit, zonder dipjes. Een genot om mee te rijden. Hij is inmiddels al een tijdje klaar en hoewel ik nog steeds wel af en toe wat dingetjes verander, is ‘ie feitelijk wel af. Weet je, het kan altijd mooier en beter. Als je er geld aan wilt spenderen, dan koop je misschien van die Akront velgen, maar dan wordt het een heel duur project. En ik denk niet dat ik er daardoor meer lol aan beleef. Nee, ik vind ‘m helemaal goed zo!”