Mijn Trots – Johan Effink

« Terug naar Mijn Trots

Je kunt veel zeggen van de gemiddelde zijspanrijder, maar niet dat hij doorsnee is. Dat geldt ook voor Johan Effink (60) uit het Overijsselse Enter, die echter in deze het begrip ‘niet doorsnee’ volledig herdefinieert. Hij knoopte namelijk een paar jaar geleden een immense klomp op zijn zijspanchassis, iets dat veel reacties uitlokte, waaronder: “Hè’j d’r moar ene?” En dus sieren sinds begin dit jaar twee klompen zijn span!

“Een kleine twintig jaar heb ik met een solomotor rondgereden, tot ik een jaar of vijf geleden op zoek ging naar een zijspan. Tegenwoordig kun je toch nergens meer hard jagen en met een zijspan kan dat ook niet, krijg je tenminste niet zoveel bekeuringen. Bovendien had ik vroeger ook al eens een zijspan en dat was eigenlijk best leuk rijden. Dus toen heb ik een Kawasaki 1100LTD zijspan gekocht met Velorex bak. Daar heb ik een jaartje zo mee gereden, maar wilde op een gegeven eens wat anders, ’t bleef toch gewoon een Kawasaki met een simpel bakje. Wat dat anders moest zijn, wist ik alleen nog niet precies. Nu woon ik in Enter, en zeg je Enter, dan zeg je klompen. Zo ontstond het idee eigenlijk een beetje. Maar om een klomp eraan te maken viel nog aardig tegen. Ik ben bij verschillende klompenmakers geweest, maar niemand die wilde of kon helpen, het was te groot. Een kameraad van me, Jop Heering, heeft echter de grootste klomp ter wereld gemaakt, dus ben ik maar eens bij hem langs gegaan. En Jop zei meteen: “Veur oe, zal ik dat ene keer doen.” Nou, en toen zijn we aan de slag gegaan. Hebben we eerst de klomp uit piepschuim gemaakt, een behoorlijke klus. Uitsnijden, schuren, zagen, vijlen, weer bijwerken, met veel drammen en nölen is het uiteindelijk gelukt. En je krijgt er een alledonderse rotzooi van, maar gelukkig hadden we een mooie opslag waar we onze gang konden gaan. Kacheltje aan, pilsje d’r bij, nee dat ging gesmeerd. Toen het model klaar was ben ik er mee naar de polyesterspuiter gegaan, waar bleek dat het met piepschuim niet ging lukken. Doordat het polyester er heet op wordt gespoten, smelt het piepschuim. Toen heb ik het model helemaal bewerkt met Rotband, krijg je iets van een harde laag en dat bleek voldoende. Vervolgens was het een kwestie van het polyester erop spuiten, waarna de bak in drie delen weer van de mal moest worden verwijderd. Dan is het een kwestie van de delen weer aan elkaar plakken, schuren en afwerken. En dan naar de spuiter, twee keer. Na de eerste keer werd de hele klomp met de hand beschilderd en vervolgens weer terug voor de blanke lak. Dan blijft ‘ie mooi hè. Misschien leuk om te weten, iedere klompenmaker in Nederland heeft een eigen motief en dat van deze klomp is van de Enterse klompenmaker Soelns Herman.

Ja, en toen was ‘ie klaar. Een tijdje mee gereden en toen heb ik een BMW R1100RT gekocht. Als solomachine, maar daar is direct een nieuw zijspan aan gemaakt. Alleen was die BMW groen en qua kleur paste dat totaal niet bij de klomp. Die heb ik daarom als span weer ingeruild voor deze zwarte R1100R, daar zit ook minder polyester op en dat oogt allemaal net wat mooier. Deze was al compleet als zijspan opgebouwd, met een hagelnieuwe bak bovendien, daar zat nog geen krasje op. Maar na veertien dagen stond de klomp er al weer op. De spannen van de RT en R waren hetzelfde, dus dat omzetten was een koud kunstje.

Ik heb er redelijk veel mee gereden en alleen maar leuke reacties gehad. Maar ook mensen die zeiden: “Hè’j d’r moar ene?” Die hadden gelijk natuurlijk, klompen koop je ook per paar immers. Dan ga je prakkiseren, hoe krijg ik dat voor elkaar? Je mag maximaal 2,50 meter breed, maar met wat rekenwerk kwamen we erachter dat het wel zou moeten lukken. Al had het nog wel wat voeten in de aarde. Er moest bijvoorbeeld een extra frame aan het span worden gemaakt, het wiel zit nu ook tussen beide bakken in. Het is dus nog altijd het originele chassis, het extra frame kan ik er ook zo afhalen. Voor die tweede klomp moesten we weer helemaal opnieuw een mal maken. Dezelfde gebruiken ging niet, omdat ik anders twee rechterklompen had en daar loop je zelf ook niet mee rond. Het trucje ken je wel, maar dan nog is het weer veel werk. Begin dit jaar was ‘ie helemaal klaar en ondanks dat ik het prachtig vind, speel ik nu alweer met een ander idee. Aan weerszijden van de motor één klomp, ombouwen tot een soort trike dus. Is toch weer heel anders, en dat maakt het juist zo leuk.

Er staat ook niet voor niets op: ‘Stomp tien’n droad in’!”