Mijn Trots Jaap Veldhorst

« Terug naar Mijn Trots

Hij had een Fazer 600, maar echt een gelukkig huwelijk was het niet. De Achterhoekse webdesigner Jaap Veldhorst (45) wilde graag iets met meer bottompower en veel belangrijker, iets met een meer eigen gezicht dat het onderbuikgevoel weet te raken. Met een Moto Guzzi V11 Le Mans was het liefde op het eerste gezicht. Die liefde is vandaag de dag heviger dan ooit tevoren, al is het ‘gezicht’ ondertussen echter wel flink door een plastisch chirurg onderhanden genomen.“Ja, de Fazer wat zal ik daar van zeggen. Fijne motor hoor, voor een herintreder als ik mooi om op te beginnen, maar ik werd helemaal horensdol van dat geschakel. En dat toeren rijden, dat was ook helemaal niets voor mij. Ik zocht een beetje bottompower, niet teveel schakelen en daarom ben ik toen op zoek gegaan naar een tweecilinder. Kwam ik eerst uit bij een gele BMW R1150R. Goede motor, maar hij deed me niets, ik kreeg er geen goed onderbuikgevoel van, snap je? Vervolgens proef gereden op een Aprilia RSV Mille, maar daarvan wilde het voorwiel niet aan de grond. Geweldige machine, maar veel te snel voor mij. En toen naar Theo Lamers voor de V11 Le Mans, die was toen net uit. Ik had er een foto van gezien en dacht meteen ‘dit is ‘m’. Die ouderwetse, bijna simpele techniek, maar wel mooi aangekleed, dat concept sprak me helemaal aan. Nog geen 25 kilometer mee gereden, maar de helm ging af en ik zei: ‘pak ‘m maar in’. Ik was in één keer verkocht, heel gek. Ik was wel licht besmet met ‘het iets anders rijden dan Japans’, mijn vader reed namelijk altijd Engels en mijn broer op zijn eerste RD na altijd Italiaans, maar specifiek met Moto Guzzi had ik niet echt iets. De Le Mans veranderde dat, voor mij was namelijk meteen duidelijk, dit moest hem worden. D’r zijn veel betere motoren en ook veel mooiere, maar je wordt ergens door gepakt of niet, zo simpel is. Niet dat ik nu met Moto Guzzi ben getrouwd hoor, maar als ik perse wat anders wil dan kijk ik wel eerst wat Guzzi heeft staan en dan pas ergens anders. En dan ook nog eerst Italiaans. Maar goed, ik had er een jaar of vier vijf mee gereden en dan begint het toch te knagen. De Le Mans was al iets verbouwd, superbike stuur, andere Öhlins voorvork en dat soort toestanden, en reed heerlijk, maar het begon te jeuken. Toen kwam Moto Guzzi met de 1200 Sport, echt een spuuglelijk ding. De Saab 96 onder de motoren, mooi van lelijkheid. Maar dat ding loopt wel gewoon heel mooi, stuurt goed en is lekker groot, wel zo prettig met mijn lengte. Die heb ik toen in 2009 gekocht. De V11 heb ik er echter wel bij gehouden, het was toch een beetje mijn eigen motor geworden en ik kon het financieel trekken. Omdat ik echter continu met de 1200 reed, stond hij zomaar een jaar stil in de schuur, ook zonde. Maar toen kwam ik op internet deze ombouwkit tegen, een Sport Monza van Ghezzi Brian. Ik ben administrator van een internationaal V11 forum en iemand had deze kit ontdekt. Ik die man een mail gestuurd met de vraag wat dat geintje ging kosten. Zesduizend euro, en da’s niet mild, wat heet. Ik heb er dus wel even flink over na moeten denken, maar uiteindelijk dacht ik ‘ik doe het gewoon’. Ook omdat ik anders niets meer met de V11 zou doen en dat is ook jammer. Hobby’s kosten nu eenmaal geld, en deze dan toevallig extreem veel. Voor het geld kreeg je de kuip, zitje, aluminium tank, koplampen, subframe en alle beugeltjes en boutjes om het spul vast te maken. En de instructies hoe je het moet maken. Maar op z’n Italiaans natuurlijk, paar fotootjes en kom er verder zelf maar uit. Lang niet alles paste ook, daar had die vent me al voor gewaarschuwd, onder het mom van ‘Guzzi bouwt ook nooit wat op maat’. Gelukkig is mijn broer een enorm handige Bob de Bouwer en die heeft met wat extra vulringen en beugeltjes de boel helemaal mooi pas gemaakt. Niets was onoverkomelijk en eerlijk gezegd moet er ook wel een beetje uitdaging in zitten. Even met een inbussleutel de boel erop schroeven en klaar, da’s ook niet leuk hè. Alles bij elkaar zijn we zo’n half jaar aan het bouwen geweest, ook omdat je toch andere zaken tegenkomt die je dan ook maar meteen aanpakt. De aluminium tank bijvoorbeeld, dan wilde ik graag snelkoppelingen op voor als ‘ie eraf moest. Ook de uitlaten zijn zelf gemaakt en al met al zat d’r meer werk in dan verwacht, daar zijn we wel eventjes zoet mee geweest. Maar dat is ook geen probleem, het kost tijd, maar ik hád ook tijd, de 1200 Sport stond er immer nog om mee te rijden. Bovendien wilde ik er echt iets moois van maken, en dat is denk ik wel gelukt. Het is nu echt mijn motor, waar een stuk van mezelf in zit. Tuurlijk weet ik dat ik er eigenlijk teveel geld in heb gestoken, maar het is me elke cent waard geweest. Hij gaat ook nooit meer weg, wanneer ik er ooit niet meer op kan rijden, zet ik ‘m wel op kantoor neer.”