Mijn Trots – Henk van Heteren

« Terug naar Mijn Trots

Zo verliefd zijn op een motor, dat je nooit meer iets anders wilt rijden. De 71-jarige Henk van Heteren is al bijna twintig jaar in de ban van de Kawasaki Vulcan Drifter 800 en is vastbesloten om er de rest van zijn motorleven op te blijven rijden. En als het aan hem ligt, is dat nog minimaal tien jaar. De liefde is in ieder geval wederzijds, want zijn Drifters – hij heeft er twee – hebben hem nog nooit laten staan. “Als ik in de schuur sta, betrap ik mezelf er nog regelmatig op dat ik verliefd naar mijn Drifters sta te kijken.”

“Ik was meteen helemaal weg van de Drifter toen ik eind 1998 de eerste foto’s zag. Aansluitend stond ‘ie op de Motorbeurs in Utrecht en heb ik er wel een uur naar staan kijken. Zo mooi. Ik had nooit eerder een cruiser gehad, maar ik houd van die oude looks, die bij de Drifter duidelijk zijn afgekeken van Indians van begin jaren vijftig. Hij was me op dat moment alleen net even te duur. Mijn eerste kocht ik dan ook pas na een jaar of vier, een 800. Er was ook een 1500, maar die vond ik minder mooi. De 800 heeft een hardtail-look, waardoor het lijkt of hij geen achtervering heeft. De 1500 heeft een stel van die grote veerpotten en dat was het voor mij net niet.
Die eerste Drifter die ik kocht, had maar een paar duizend kilometer gereden en had een klein beetje schade. Ik ben van huis autospuiter, dus die schade was snel hersteld en daarna heb ik hem rood gespoten, Indian-rood. Oorspronkelijk was ‘ie grijs/metallic, ook mooi, maar ik vond het er niet bij passen. Vanaf de eerste meters reed de Drifter heerlijk en hij is enorm comfortabel met het goede zadel, de grote treeplanken en het brede stuur. Ik heb nooit eerder een motor gehad die zo lekker rijdt. Maar dat kom misschien ook wel doordat ik ouder word.
Ik wist al snel dat ik de rest van mijn ‘motorleven’ een Drifter wilde blijven rijden en dus kwam een paar jaar later deze rood/verchroomde versie in beeld. Toen ik hem er bij kocht, stond er nog maar 10.000 kilometer op de klok. Nu zou ik het in ieder geval tot mijn tachtigste wel moeten kunnen redden. Dat moet ook, want ik rijd in principe iedere dag , zo’n 10.000 kilometer per jaar. Het zijn niet altijd de langste ritjes, maar ook in de winter zit ik als het even kan op de motor. Ik woon in een klein dorpje, dus ook voor de dagelijkse boodschappen moet ik op pad. Dan plak ik er meestal een kort rondje aan vast. Er moet hoe dan ook worden gereden! Ik koop nog wel eens wat op Marktplaats en dan het liefst zo ver mogelijk weg, heb ik weer een mooi ritje. Samen met de buurman ga ik ieder jaar ook nog een weekje naar het Sauerland of de Harz met de motor, kamperen met een tentje. Dat kamperen wil ik nog één keer doen en daarna moeten we maar op zoek naar een pensionnetje, iets comfortabeler.
Mijn eerste Drifter is daarbij het werkpaard, deze heb ik voor de mooie dagen. Aan die andere monteer ik in de winter een Velorex-zijspan en daar heb ik een dubbele buddyseat bij, zodat mijn vrouw ook een keer mee kan. Ze wil niet in het zijspan en daar kan ik haar ook geen ongelijk in geven. Het bakje is heel kort en een volwassene komt dan al snel met zijn knieën in de knoei. Ik moest bij de intocht van Sinterklaas bij ons in het dorp een keer Zwarte Piet meenemen, maar die kon niet meer uit het bakje komen. Ach, in de winter is het span ideaal om de boodschappen mee te nemen.
Het krijgen van onderdelen gaat ongetwijfeld een keer lastiger worden. Voor het blok zal dat wel niet zo’n probleem worden, maar als ik een spatbord kapot rijd, wordt het waarschijnlijk een ander verhaal. Jaren geleden heb ik er om die reden al eens een achterspatbord bij gekocht en een buddyseat, maar een voorspatbord zou ik er ook nog wel bij willen hebben.
Ik vind het nog steeds een heel mooie motor. Als ik in de schuur sta, betrap ik mezelf er regelmatig op dat ik verliefd naar mijn Drifters sta te kijken. Een verkoopsucces is het nooit geweest, omdat het design voor veel mensen misschien net even té was. Maar als ik hem ergens neerzet, staan er altijd mensen omheen. En nu er van die weinige verkochte exemplaren ook al de nodige verdwenen zijn, is het ook een beetje een unieke motor geworden.”