Mijn Trots – Henk van Asselt

« Terug naar Mijn Trots
Hij begon zijn werkzame leven als registeraccountant, het stoffige imago dat hieraan kleeft vormt echter een schril contrast met de kleurrijke persoonlijkheid van Henk van Asselt (66). Nadat de Grand Prix-tijd van zijn eigen Docshop Racing team tot een eind kwam, besloot hij zelf het racen te omarmen. En wel met deze Aprilia RS250!

“Mijn eerste motor was een Honda 750. Het exacte type weet ik niet meer, maar hij was wel snel. Die werd opgevolgd door de allereerste Suzuki GSX-R750. Verschrikkelijk ding, moeilijk om te rijden, maar wel snel. Dat is toch waar het mij vooral om gaat, snelheid. Dat rechtop zitten toeren heeft me nooit geboeid. Vroeger reed ik ook op straat, maar inmiddels niet meer. Levensgevaarlijk, ik rij enkel nog op het circuit. Dat heeft ook wel te maken met het feit dat ik lange tijd een eigen raceteam heb gehad. Van huis uit ben ik eigenlijk registeraccountant, maar die studie heb ik nooit afgemaakt. Ik zat in het vijfde van zeven jaar toen ik het aanbod kreeg om voor een van mijn grootste klanten, die 24 zaken had, te gaan werken. Daar ben ik op ingegaan en op een gegeven moment heb ik één van zijn firma’s gekocht. Het was een bedrijf in gehoorapparatuur, dat ben ik verder gaan uitbreiden en zo is Docshop ontstaan. Een jaar of wat later heb ik vervolgens ook een motorzaak overgenomen, die een eigen raceteam had. Heel amateuristisch allemaal en dat stond me totaal niet aan, je doet iets goed, of niet. Dat hebben we daarom even goed op poten gezet en Docshop Racing was geboren. Van meet af aan een succes, we werden Nederlands Kampioen en groeiden binnen twee jaar door via het EK naar de GP’s. We reden in de 125 en 250 en zijn zelfs nog een tijdje het fabrieksteam geweest voor Honda en Aprilia. In 1999 ging het echter mis, we reden in totaal met vier coureurs, twee in de 125 en twee in de 250, met een budget van zes miljoen gulden. En toen ging er een sponsor van 1,2 miljoen failliet, waardoor we besloten om te stoppen met de GP’s en verder te gaan in het IDM als importeursteam voor Kawasaki. Parallel aan het raceteam organiseerden we ook altijd trainingsevents. Voor het testen in Spanje moest ik altijd een heel circuit afhuren voor vier coureurs, die ook nog eens niet de hele dag op dat ding zaten. Om de kosten een beetje te drukken, namen we toen ook gewone motorrijders mee, die we dan les gaven op de momenten dat de baan vrij was. Met het raceteam zijn we in 2007 gestopt, maar deze events organiseren we nog altijd. We doen er ongeveer elf op jaarbasis, drie in Spanje en acht in Europa. Zelf reed ik altijd een beetje hobbymatig op het circuit, maar na het stoppen van het GP Team in ‘99 besloot ik om ook mijn racelicentie te halen, ik was toen al 45. Ik had een Yamaha TZ250 voor op het circuit, maar in Nederland begonnen ze net met de Aprilia RS Cup, dat leek me wel wat. Dat hele viertakt-verhaal trok me namelijk totaal niet. Tweetakt rijden is gewoon een heel andere discipline en overstappen naar een viertakt, daar had ik geen zin in. Alleen al hoe zo’n tweetakt klinkt, ruikt en rijdt, niet te vergelijken. Speciaal voor de Aprilia Cup heb ik in 1999 deze RS250 nieuw gekocht. Niets bijzonders, gewoon een standaardmachine. Kwestie van een andere kuip en expansie uitlaten erop, Wilbers vering voor, Technoflex achter en gaan. Aan het blok zelf is ook nul gedaan. Het is natuurlijk ook de charme van het Cup racen dat je allemaal met een vergelijkbare machine rijdt, dan kun je als coureur het verschil maken. Rij je tegen die jochies van vijftien, die natuurlijk niets wegen, en de enige manier om er dan bij te komen, is later remmen. Zo leer je wel rijden. Rijden is overigens ook echt het enige dat ik kan. Ik ben absoluut niet technisch, kan he-le-maal niets. Ik ben door de jaren ook een heel verwend mannetje geworden. We hebben onze eigen monteurs bij ons en die jongens doen alles. Ik kan niet eens mijn eigen bandenwarmers erom leggen, zelfs dat doen ze voor me. Ik leef het leven van een coureur, maar ben het niet. Dat is ook wel een beetje de filosofie achter onze trainingen. Als je met ons meegaat, staat ’s ochtends je motorfiets klaar. Wij zorgen dat de bandenspanning en alles goed is, jij hoeft alleen maar te rijden. Mensen komen om te leren, dan moet je je daarop concentreren, niet op dat geklooi eromheen. Maar goed, dat hele tweetakt racen is inmiddels verleden tijd, ik rij nu in de OW ProCup 600, viertakt dus. De RS250 reed ik enkel nog wel eens op onze events, maar de laatste keer dat ik erop zat is minstens zes jaar geleden. Hij heeft een paar jaar stof zitten vergaren in de opslag, tot mijn 65e verjaardag afgelopen jaar. Mijn vriend en monteur Greg had ‘m speciaal daarvoor uit elkaar gehaald en helemaal opnieuw opgebouwd. Alles wat niet helemaal goed was, is nieuw en hij loopt nu weer als een kogel. Althans, dat vermoed ik. Ik zou er afgelopen jaar op Cartagena weer voor het eerst mee rijden, maar toen was de vrachtwagen vol. Vervolgens zou hij meegaan naar Valencia, maar toen kwam de corona. Ik zit dus al heel lang te wachten tot ik eindelijk weer eens kan rijden op dat ding. Maar goed, in oktober gaan we weer naar Cartagena, daar moet het nu echt gaan gebeuren!”