Mijn Trots – Gerard van der Valk

« Terug naar Mijn Trots

Parkeerproblemen in drukke binnensteden. Als er iemand over mee kan praten is het Gerard van der Valk wel, die zich als zelfstandig klusser in de moeilijkste bochten moest wringen om een plek voor zijn klusbus te vinden. Tot zijn oog viel op de Kawasaki GT550 die jaren met een kapotte versnellingsbak in zijn tuin stond. Van der Valk verbouwde de Kawa grondig en komt met zijn nogal opvallende klusmotor nu makkelijk op de meest slecht bereikbare plekken. “Die Kawa heb ik jaren als gewonen woon/werk-motor gebruikt, tot de versnellingsbak de geest gaf en ik hem vervolgens jaren heb laten staan. Op een gegeven moment wilde ik er weer eens wat mee doen en kreeg ik het idee om hem zo optimaal mogelijk te stroomlijnen en er een gastank op te bouwen. Ondertussen was ik mijn eigen klusbedrijf gestart, waarbij ik meer en meer in stadswerk terecht kwam en mijn bus op een gegeven moment haast nergens meer kwijt kon. Heel irritant. Daardoor viel mijn oog uiteindelijk op een heel andere manier weer op die Kawasaki. Een klusmotor in plaats van klusbus en die GT uit 1992 was er sterk genoeg voor. Hij had een stalen frame, cardan aandrijving en de luchtvering van een GT750. Dat laatste is natuurlijk heel belangrijk als je, zoals ik, vaak zware last moet vervoeren. Het blok heb ik gereviseerd, het versnellingsbakje opgeknapt en ik heb er zwaardere remmen op gezet. Daarna ben ik de motor naar eigen inzicht gaan opbouwen. Het stalen frame bleek perfect om dingen aan te bouwen, dat lukt niet met aluminium. Daar is dus een extra stalen frame aangekomen, dat ik aan de originele bevestigingspunten van het hoofdframe heb gemonteerd. Dat frame heb ik helemaal gepolijst, zodat het er ook nog netjes uitziet. In feite is het een soort van beresterke kooi geworden, waardoor ik als het ware helemaal binnen de motor zit. Een stukje veiligheid. Als ik val of een aanrijding krijg, blijven mijn benen beschermd. Dat heb ik van voor tot achter doorgevoerd. Daarom zitten er ook van die diepe uitsparingen in de tank, daar vallen mijn benen helemaal in. Die tank heb ik ook zelf gemaakt. Ik had alleen geen buigspullen om het plaatwerk in de juiste vorm te krijgen. Dat heb ik opgelost door een houten balk helemaal in de juiste vorm te schaven en daar weer het plaatwerk omheen te vouwen. Het kuipje heb ik ook op dezelfde manier gemaakt. Het zadel is van pantserstaal en is verlaagd voor een goede grip op de weg als ik stil sta en om makkelijker te kunnen manoeuvreren. Dat is wel zo prettig met 70 kilo lading boven je hoofd. Door die luchtvering is het een heel comfortabele, maar tegelijk ook heel strakke motor, ongeacht het gewicht van de lading. Het stuitergedrag heb ik er uit gefilterd, waardoor de weg voor mij altijd vlak is, hoe slecht ‘ie ook is. ’t Is net een Citroën zeg maar. Je moet alleen altijd rekening houden met het gewicht van de lading, maar dat moet je ook als je met twee man op een gewone motor rijdt. Het blijft gewoon motorrijden, nietwaar? Ik rijd er ook probleemloos langere afstanden mee hoor. Door de constructie van het ruitje en alle zijkappen zit ook nog eens perfect uit de wind, hoe hard het ook waait. Als ik eens doorval of weg glijd, dan tikt de ijzeren frameconstructie de motor weer recht. Onderaan die kooi zie je ook veel krassen, waaruit blijkt dat ‘ie de motor geleidt. Er kan niets blijven haken. Dat zijn allemaal details waar je op moet letten. Ook met de lading, die mag natuurlijk niet geraakt worden. Daarom is de voorkant breder dan de achterzijde, waardoor ik dus niet op de achterkant hoef ik te letten als ik door een smalle passage moet waar de voorkant doorheen past. Het bovenframe heeft ook afgeronde kanten, wat weer van pas komt als ik dicht langs muren heen een bocht moet maken. 3.80 meter is het hoogste wat ik tot nu toe geladen heb en 4.50 meter in de lengte. Dan is er niets aan de hand. Het is een motorvoertuig en dan mag je een meter uitsteken met waarschuwingsborden, zo staat het ook in de Verkeerswet. Mits je het maar veilig doet en anderen niet in gevaar brengt. Voor iedere klus heb ik specifieke gereedschapskisten, tien in totaal. Die kan ik vastgesjord met spanbanden makkelijk achterop meenemen. Kleine materiaal maak ik met tie-wraps vast. Ik ben nog nooit wat verloren. Bekijks heb ik altijd. Mensen komen dagelijks naast me rijden om foto’s te maken met hun mobieltjes, maar een bezoek aan de bouwmarkt is het leukst. Als ik met mijn helm onder de arm en een kar vol bouwmateriaal bij de kassa sta, kijken ze me vaak aan of ik niet goed bij mijn hoofd ben. Buiten bij het opladen van de motor ontstaan dan zelfs heuse oploopjes. Ik heb daar geen problemen mee. Paradijsvogels moeten er zijn toch? Anders wordt het ook maar saai!”