Mijn Trots – Erik Wittebol

« Terug naar Mijn Trots

Zelfs in originele staat was het al een onbekend beestje, maar nadat Erik Wittebol klaar was met de slijptol was er niemand meer die een Honda X4 in zijn Turbo Special herkende. En dat terwijl hij de motor mooi vond hoe hij was, “maar dat duurde niet lang”. “Het was ergens op een beurs, daar zag ik samen met een maat voor het eerst een X4. Echt een prachtig ding vond ik meteen. Toen ik deze in april 2004 kocht, was het eigenlijk ook niet de bedoeling om er ook maar iets aan te veranderen, maar dan begin je met een knipperlichie hè. En dan een ander kontje erop, ophogers onder de achterschokbrekers. Van die kleine dingetjes om het boeltje wat heftiger te laten smoelen. Dan komt het grote werk vanzelf, in mijn geval was dat de ombouw naar een 240-er achterband. Die Duitsers reden allemaal met zo’n slof en dat zag er echt ruig uit. Ik twijfelde in het begin nog wel, want wat betreft de rijeigenschappen wilde ik geen concessies doen. Maar toen zag ik op treffens die Duitsers vegen, geen probleem. Sowieso, een X4 is toch al niet een bochtenpikkertje. Kijk, het stuurt goed, maar het is natuurlijk niet zo’n licht dingetje dat je hup-hup door de bochten gooit. Achteraf gezien is er ook bijna geen verschil merkbaar, hij voelt eigenlijk zelfs wat stabieler. Direct daarna heb ik een brace onder de achterbrug laten lassen en die tegelijk laten polijsten. Toen was het achterkantje eigenlijk al af. Achteraf gezien was dit wel het begin van het einde. ’s Zomers rijden en dan had ik in de winter weer een groot project op touw staan. Zoals de MAB Turbokit. Bij Motopartner in Duitsland hadden ze een X4 Turbo en ze vroegen me of ik niet een stukkie wilde rijden. Echt gigantisch, zo’n smile toen ik terug kwam hè, en dan wil je dat zelf ook. Had ook wel een nadeel, echt zuinig was werd hij er niet van. Met 90 kilometer was het tankie leeg, dus die moest groter. Een hoop Duitsers halen hem dan omhoog, maar dat wilde ik niet, hij moest wel van de zijkant duidelijk X4 blijven. Dus heb ik hem verbreed, bij het zadel nul centimeter, maar voor vijf. Dat scheelde toch vijf liter.En toen? Zoveel, dikkere voorvork, ander plaatwerk. Oh ja, en tussendoor bij Wilbers nog schokbrekers op maat laten maken. Ik had van die gefreesde blokjes eronder voor het ophogen, en dat is het dan nèt niet hè. Ach, je bent toch nooit tevreden. Doe je het één, en waar je je nooit aan stoorde, stoort je dan wel. Dus moet je dat weer aanpassen en zo blijf je bezig. Eén ingrijpende verandering stond echter nog hoog op mijn verlanglijstje, er een monoseater van maken. Maar omdat mijn vriendin ook nog achterop moest, kwam het er nooit van. Tot ze op moest voor haar rijbewijs, toen stond ik ’s morgens al klaar met de slijptol, en die ging er dezelfde dag nog in ook. Ik wilde er eerst een achterkantje op hebben, maar kon niets knaps vinden of bedenken. En zo kaal was hij eigenlijk ook helemaal zo verkeerd nog niet. Dus heb ik er een RVS gepolijst achterplaatje met verlichting op gemaakt. Toen een nieuwe dekkie erop, in zwart/wit, da’s mooi rustig en strak, maar toch sportief. Tja, dan denk je dat je er wel bent, en het was ook écht de bedoeling om afgelopen winter alleen nog maar een ander achterkantje te maken. Maar toen raakte ik in gesprek met turbo-specialist Jeroen van de Belt en die had ook nog wel wat ideetjes. Voor ik het wist lag de boel weer op de kop, plenum direct op de carburateurs, expansieflesje terug tussen de achterbrug waar ik hem eerder juist weg had gehaald, kortere pijp vanaf de intercooler, dat soort zaken. Ik zeg ook nooit meer dat ‘ie af is, dat heb ik ondertussen wel geleerd. Nu bijvoorbeeld staan de remleidingen me weer niet aan, daar moeten nog een paar knappe zwarte op. Da’s maar iets kleins, ik weet ‘t, maar voor je het weet denk je ‘daar gaan we weer!’.[Kader met oproep nog een keer herhalen]