Mijn Trots – Erik de Vries

« Terug naar Mijn Trots

Sportief was jarenlang de strijdkreet van Erik de Vries. Met name voor snelle tweetakten had deze werktuigbouwkundige een zwakke plek. Maar de laatste tweetakt maakte in 2005 plaats voor een snelle viertakt, een Aprilia RSV mille uit 1999. Geweldige machine vond De Vries, maar met name de vermoeiende zitpositie deed hem twee jaar terug het roer drastisch omgooien. De ‘mille’ werd een streetfighter, en dat had hij al jaren eerder moeten doen, zo leerde het eerste ritje al.

“Vanuit mijn achtergrond als werktuigbouwkundige ben ik iemand die wel van een beetje knutselen houd. Na veel tweetakten gehad te hebben, kocht ik in 2005 deze Aprilia RSV mille uit 1999 met brandschade. Een opknapper dus, die ik eerst weer helemaal in originele staat heb teruggebracht. Maar al snel kwam er een donker en hoger ruitje op en verving ook de originele uitlaatdemper. Dat was echt een schoorsteen. In eerste instantie door de demper van een SP-versie, die dubbele dempers deden me namelijk denken aan mijn oude RS250. Op internet kwam ik al snel daarna de set Akrapovic-dempers tegen die er nu op zit, beschadigd dat wel. Maar zo’n set kostte nieuwe dik duizend euro en maar honderd. Voor dat geld wilde ik het avontuur wel aan gaan. Het heeft me een paar avonden kloppen en schuren gekost, maar als je het niet weet, zie je echt niet dat ze schade hebben gehad.
Ik had de mille weer aardig klaar, tot ik vier jaar terug in Engeland een Lotus Elise kocht. Die heb ik helemaal omgebouwd van rechtse naar linkse besturing en daardoor kwam het motorrijden een beetje op een lager pitje te staan. Toen ik de Lotus spuitklaar had, ben ik weer met de Aprilia gaan rijden, zo’n anderhalf jaar terug. Maar ik had er geen lol meer in. Dat rauwe en ongepolijste vond ik nog steeds geweldig, maar je moet hard rijden, wil je lekker zitten op zo’n ding. Ik merkte dat ik mezelf steeds uitrekte om maar zicht te hebben. Heel vermoeiend, en dan ga je ook al snel met de linkerarm op de tank leunen.
Bij een motorzaak kwam ik niet veel later toevallig iemand tegen die een mille had omgebouwd met een superbike-stuur. Nadat ik er even op had gezeten, wist ik al dat ik dat ook moest doen. Ik had ook een naked kunnen kopen natuurlijk, maar aan de andere kant had ik toch niet veel terug gekregen voor mijn Aprilia. Misschien hooguit 1.500 euro. Verbouwen was dus de enige juiste optie. Het moest een eigentijdse machine worden, waarvan mensen zouden denken dat ‘ie zo uit de fabriek kwam. Geen geknutseld ding dus met een schedel als koplamp.
En dan beginnen de dingen zich langzaam te vormen. Het idee voor de koplampombouw had ik van een Amerikaan, die ook de neus van een KTM 990 Super Duke had gebruikt. Ik vond al snel een tweedehands koplamp, omlijsting en ruitje en ben eerst met plakband en karton aan de slag gegaan om te kijken hoe het zou staan. Dat is een kwestie van kijken, afstand nemen, fotootje maken en weer verder. Ik had nog een kuipset liggen van een jonger type RSV, met van die grote luchthappers. Die had al schade, dus die kon ik mooi verzagen.
Op een gegeven moment had ik de lijn van die Tuono-luchthappers er in zitten en ook de zijpanelen. Dat kwam heel mooi uit en toen viel alles op zijn plek. Ik heb er handkappen en andere spiegels bij gezocht en ook de handgrepen en hendels heb ik vervangen. Maar het meeste werk is toch wel in het koplamphuis gaan zitten. Daar heb ik allemaal nieuwe bevestigingsbeugels voor moeten maken. En omdat ik het originele dashboard wilde behouden, onder andere voor de service-meldingen, moest ik de complete kabelboom verleggen en ook daarvoor waren weer allerlei beugeltjes nodig. Bloed, zweet en tranen, maar het dashboard past net, echt millimeterwerk.
Het spuitwerk heb ik ook zelf gedaan en ook dat was een flinke klus. Het kiezen van de juiste kleuren was erg lastig, omdat het per se modern moest ogen. Ik wilde eerst de kleuren van de nieuwe RSV4, zilver, grijs, rood en zwart, maar dat werd te druk. En mat vond ik heel mooi. Het is uiteindelijk een matte blanke lak over de andere kleuren geworden. Een erg harde lak, die niet zo snel krast.
Toen ik hem klaar had, ben ik meteen gaan rijden. Want was het wel wat? Dat wist ik eigenlijk nog niet eens. Maar na een paar kilometer bij ons op de dijk wist ik al dat dit het helemaal voor mij was. Ik kwam terug met een smile van oor tot oor. Dit had ik al jaren eerder moeten doen! Ik heb de lol in motorrijden weer helemaal terug, ook omdat ik alles zelf heb gedaan. Het mooiste compliment dat ik wat dat betreft kreeg, was van een oude vriend, die ik al een poos niet had gezien en die ook niet op de hoogte was van dit project. Ik had hem gebeld dat ik even langskwam om mijn nieuwe motor te laten zien. Hij heeft meer dan twintig jaar bij allerlei motorzaken gewerkt en weet dus precies wat er allemaal te krijgen is, maar stond compleet verbaasd naar mijn motor te kijken. “Heb ik ergens een model gemist of zo?”, was het eerste dat hij zei. Hij had totaal niet door dat het mijn oude motor was. Kijk, en dat was ook precies mijn streven, een motorfiets bouwen die zo uit de showroom lijkt te zijn gerold.