Mijn Trots: Carlo de Marchi

« Terug naar Mijn Trots

Voor een groen stoplicht een dikke eencilinder staan aantrappen, terwijl de auto’s je links en rechts voorbij vliegen. Dat was Carlo de Marchi in 1999 helemaal zat en dus kwam er een stoplichtsprinter pur sang: een Yamaha Vmax uit 1985. Een opknapper, waar De Marchi als voormalig metaalbewerker wel raad mee wist. Een klus die naar meer smaakte, want deze Vmax is inmiddels het tweede project van de Rotterdammer. “Tot 1999 had ik in nooit zwaarder gereden dan 600 cc, meestal eencilinders. Maar daar was ik wel een beetje klaar mee. Zo’n ding wil nog wel eens afslaan voor een stoplicht en dan sta je daar te trappen. Ik was op zoek naar wat anders en kwam bij mij in de buurt een Vmax tegen, flink verwaarloosd en helemaal onder de vogelpoep. Het ding liep en ik kon hem voor een mooi prijsje meenemen. Van de verhalen wist ik dat de acceleratie van zo’n ding overdonderend moest zijn, maar tijdens het eerste ritje dat ik er mee maakte was het allesbehalve een wilde stier. Eerder een ‘My Little Pony’. Hij liep door gecorrodeerde bougiekabels nog maar op twee pitten. Maar na een ritje met ‘verse’ kabels was ik echt helemaal verkocht. Wat een kracht, zeker als boven de 6.000 toeren de vlinderklep opengaat. Net dat duwtje extra in de rug, fantastisch. Ik ben dat ding gaan restaureren en dat is zo goed bevallen dat ik al snel weer op zoek ging naar een nieuw project.. En dat werd deze, een ’90-er die ik ook voor een mooi prijsje op de kop kon tikken. Ik wist al aardig hoe die er uit moest gaan zien: clean en strak, geen felle kleuren of een wirwar aan kabels en te veel kleine accessoires. Ik heb zelf Italiaanse roots, dus zitten er ook aardig wat Italiaanse onderdelen op, de voorvork en het kontje bijvoorbeeld. Die zijn beide van een F4. Het kontje niet helemaal, want die worden in F4-look speciaal voor een Vmax gemaakt. De voorvork was een grotere uitdaging. Standaard zit er een 41 of 43 millimeter vork in, maar ik wilde graag de dikst mogelijke vork hebben. En dat is dus deze 52 millimeter van Marzocchi geworden. Ik had voor veel andere Vmax-rijders al vorkaanpassingen gedaan, maar of ik deze kon verlengen of verbouwen wist ik niet toen ik hem kocht. Met wat collega’s heb ik een programma gemaakt om speciale kroonplaten voor deze vork te maken. Hebben we meteen maar vijf setjes gemaakt om het materiaal te bekostigen. De overgebleven sets hebben we verkocht, zo moet je toch een beetje blijven rommelen om het betaalbaar te houden. In eerste instantie wilde ik deze Vmax alleen netjes maken, maar als je dan gaat bouwen kom je van het een in het ander. Het frame is bijvoorbeeld nog wel standaard, maar heb ik helemaal laten poedercoaten. Het blok heb ik laten reviseren met de boodschap dat ik op mijn zeventigste nog steeds op deze Vmax willen kunnen rijden. Die revisie heeft me dus een paar stuivers gekost, maar alles is nieuw: versnellingsbak, drijfstangen, lagers, noem maar op. En ja, met de dikste voorvork, wil je natuurlijk ook het breedste achterwiel. Dat is een Hayabusa-wiel met 190-band geworden. Was nog wel een behoorlijke klus, want ik heb het hart uit het Suzuki-wiel gefreesd en daar het afgedraaide Vmax-wiel met de meenemer van de cardan ingezet. Past nog net tussen de standaard brug, er kan nog net een vloeitje tussen. Maar ruimte is ruimte, het wiel draait vrij. Al met al ben ik er negen jaar mee bezig geweest. Best een tijd, maar aan de andere is de kans groot dat het fout gaat als je alles snel wilt doordouwen. Je kunt alles ook eens paar maanden laten liggen en op je gemak naar oplossingen gaan zoeken. Die zijn vaak simpeler dan je denkt. Deze gaat ook nooit meer weg. Ik ben er ongelooflijk trots op dat ik het nagenoeg allemaal zelf heb gedaan. Er rijden nog veel meer mooi Vmax’en rond, mooier ook dan deze, maar – en dat zeg ik niet om mensen tegen de schenen te schoppen – het merendeel daarvan is zo bij elkaar gekocht. Als je ieder schroefje zelf in je hand hebt gehad, heb je er toch een heel andere band mee. Dat geeft een enorme voldoening.