Mijn Trots – Ben van Kaam

« Terug naar Mijn Trots

Waar het vergrijzingspook momenteel in motorland flink met zijn overjarige klauwen om zich heen grijpt, heeft het de zijspangemeenschap al veel langere tijd in een verstikkende houdgreep. Maar vreest niet, de verlossing is nabij, en wel in de persoon van Ben van Kaam. Met zijn pas 21 jaar hét bewijs dat de zijspanrijder niet per definitie grijs of kaal is. Een bijna vertederende combinatie van jeugdig enthousiasme en nostalgie, die niet door iedereen wordt begrepen. “’t Is een oud en best bijzonder beestje. De motor niet, dat is gewoon een R100 die m’n vader begin jaren ’80 nieuw heeft gekocht, maar de bak, die komt van Van de Ven. Daar is echt niets over bekend, ik heb ooit al eens geprobeerd er iets over op te zoeken op internet, maar helemaal niets. En deze bak is nog meer bijzonder omdat hij van Van de Ven zelf is geweest. De beste man stopte er mee en alles was de deur al uit, alleen deze was er nog en die heeft m’n pa toen gekocht. Hij wilde heel specifiek dit type bak, omdat daar het hele gezin makkelijk in kon. Dat betekende wel dat je hem er zelf aan moest bouwen, een kant-en-klaar zijspan met deze bak was er simpelweg niet. De R100 zelf is van 1981 en daar heeft mijn vader toen een EML frame bij gekocht, met schommelvork en kleine wieltjes, en vervolgens zelf alles over gebouwd en pas gemaakt voor deze bak. Het oude R100 frame is ook helemaal weg, dat was zeker voor deze bak gewoon veel te zwak. In 1984 was het span helemaal klaar en is toen ook pas in deze kleur gespoten, daarvoor was ‘ie gewoon helemaal zwart. En omdat ‘ie helemaal nieuw was opgebouwd is hij toen ook nieuw op kenteken gezet. Dat is ook een beetje mijn redding, want daarom mag ik er nu ondanks het lichte rijbewijs al wel mee rijden.In 2007, ik had mijn motorrijbewijs toen nog niet, vertelde mijn vader dat ‘ie hem ging verkopen. Hij had hem 25, bijna 30 jaar gehad en wilde graag nog een keer een nieuwere combinatie kopen. Maar ik had er zoveel mooie herinneringen aan, vanaf kleins af aan ging ik al mee. Dan werd ik gewoon met de Maxi-Cosi in de bak gezet en gingen we op vakantie, hond er bij achterin en dan naar Engeland en noem maar op. Overal zijn we er mee heen geweest. En ook altijd ritjes maken samen met m’n vader hè, dus ja, ik had er echt een emotionele band mee. Daarom heb ik ook direct gezegd dat ik hem zou overnemen. Sinds 2008, toen mijn vader zijn nieuwe span kreeg, is hij ook echt in mijn bezit. Toen mocht ik er trouwens nog niet eens mee rijden, want ik heb mijn rijbewijs pas in 2009 gehaald. De eerste tijd heb ik om wat ervaring op te doen ook alleen maar gereden met mijn solomotor, een geknepen CBR600F, en pas na driekwart jaar ben ik met het zijspan gaan rijden. Dat was heel erg wennen, je stuurt met gas en rem en dat is wel heel apart. Maar nu ik eraan gewend ben gaat het eigenlijk wel heel erg goed. Ik vind het ook echt leuk, maar toch pak ik vaker de solomotor. Ik toer regelmatig met vrienden en die hebben allemaal snelle racers, dan heeft het natuurlijk niet zoveel zin om er met deze achteraan te kachelen. Het span pak ik meer voor weekendjes weg of als ik even alleen op pad ga, al heeft een goede vriend van me al wel een stukkie in de bak gezeten. M’n vrienden vinden het ergens ook wel lachen hoor, maar tegelijkertijd vragen ze ook ‘wat moet je toch met dat gekke ding?’. Nou ja, ik heb er een band mee, maar vind het ook leuk. En ik snap ze ook wel, het is natuurlijk ook een beetje een vreemde combi. Er is bijna niemand die zijspan rijdt, en zeker niet van mijn leeftijd. Als ik met gehandicapten ga rijden of bij een zijspanweekend aankom, dat zijn het ook allemaal grijze baarden die er onder de helmen vandaan komen. Daar ben ik de enige jonge kerel. Niet iedereen snapt die keuze, maar dat maakt me niets uit, het zijspan rijden heeft voor mij namelijk echt een toegevoegde waarde ten opzichte van het normale motorrijden. Het heeft eigenlijk wel wat weg van karten op de weg. Ik heb m’n hart ook niet alleen verpand aan dit span, maar ook aan het zijspan rijden zelf. Dat zal ik er ook altijd bij blijven doen. Niet dat ik heel veel rijd, ik denk met deze zo’n vijfduizend kilometer per jaar, maar ik ben wel besmet met het virus. Zou bijvoorbeeld morgen deze bak worden plat gereden, dan komt er wel wat anders. Sowieso zou ik ooit graag helemaal een nieuw span laten bouwen. Absoluut weer een BMW boxer en dan waarschijnlijk met een EML bak, dat is wel een beetje een droom ja. Maar dan voor erbij hè, want deze gaat echt nooit meer weg. Daarvoor kleven er teveel mooie herinneringen aan!”