Mijn Trots – Adrie Brabander

« Terug naar Mijn Trots

Adrie Brabander is een Harley-rijder, maar niet merkblind zoals veel van zijn collega’s. In zijn schuur staat namelijk de grootste zonde voor een Harley-rijder: een Japanner. En wat voor één! Een in drie jaar tijd zeer zorgvuldig verbouwde Honda XL600R. Daarbij koos Adrie niet bepaald de weg van de minste weerstand en ging de verbouwing stukken verder dan het opschroeven van zo maar wat losse onderdelen. “Nee joh, ik heb niet eens een Harley-jas of laarzen. Dat vind zo’n onzin. Ik heb een Shovelhead uit 1980 en dat vind ik vind gewoon een leuke fiets om aan te sleutelen met die techniek van vijftig jaar terug. En de klappen die zo’n ding geeft, daar kan een moderner EVO-blok niet aan tippen. Maar goed, je hebt wel eens wat met zo’n ding. Mijn vrouw heeft me wel eens uit België op moeten halen met een karretje achter de auto. Was de bobine doorgebrand. Het enige stukje elektronica dat er op zit, zul je net zien. Kijk, en dat is weer het voordeel van een Japanner, die doet het altijd. Een andere reden dat ik deze XL heb, is dat ik vroeger altijd heb gecrost en dat gaat nooit meer uit het systeem. Deze heb ik tien jaar terug van een vriend gekocht, die hem ook al weer tien jaar in de schuur had staan. Ik heb hem eerst helemaal uit elkaar gehaald, alles schoongemaakt en weer in elkaar gezet. Daarna heb ik er nog even in originele staat mee gereden, maar ik kreeg al snel allerlei ideeën in mijn hoofd. De supermotard kwam net een beetje in, dat vond ik erg mooi, en ik wilde hoe dan ook iets aan de remmen doen. Het remvermogen was echt beroerd. Tja, en dan heb je de weg van de minste weerstand: spullen kopen en er op schroeven. Maar ik vond het meer een uitdaging om alles bij elkaar te sprokkelen en zelf pas te maken. Daar ben ik drie jaar mee bezig geweest. Stapje voor stapje. Ik heb eerst de trommelrem achter vervangen door een schijf en die heb ik vervolgens afgedraaid tot ‘ie dezelfde diameter had als het achtertandwiel, een 17 incher van een Transalp. Ondertussen ben je al weer aan het kijken naar andere onderdelen en krijg je het idee om voor en achter dezelfde wielen te nemen. Voor zit nu dus ook een 17 inch wiel, dat is samengesteld uit de naaf van een Transalp-wiel en de originele velg. En voor zitten nu dubbele schijven. De voorvork is verlengd en heeft de onderbouw van een Transalp-vork. Het uitlaatsysteem is ook een verhaal apart. Dat heb ik zelf gelast van een zooitje buizen en pijpen van een Harley Shovelhead die ik ooit eens op een beurs had gekocht. Voor dat systeem heeft het hele gezin weken achtereen wc-rolletjes voor moeten sparen, want ik heb eerst een voorbeeld gemaakt van hoe ik het hebben wilde. Heb ik met meer dingen gedaan. Foto maken, uitprinten en dan met een pen kijken hoe het staat. Die zijkappen ook. Is origineel spul, voor een paar tientjes gekocht, en net zo ver afgezaagd tot ik ze mooi vond staan. Ze versterken het effect dat motor hoog op de poten staat. Daar vond ik de drukke bekabeling aan de voorkant dan weer niet mooi bij staan. Ik heb de kilometerteller weggehaald en vervangen door een digitale fietsteller met een opnemer op het achtertandwiel. De originele behuizing van de kilometerteller heb ik wel behouden en helemaal uit elkaar gehaald. Monnikenwerk. Vervolgens heb ik er een plaatje in gefreesd waar het fietstellertje precies op past. Met de originele controlelampjes er naast staat dat heel goed. Om het stuur zo kaal mogelijk te houden, heb ik de kleplichter afgesloten, de dodemansknop verwijderd en ook een van de gaskabels. Kleine spiegels en een plaatje achterop voor een koffer. Het moet ook een beetje praktisch blijven toch? Het is geen showfiets, maar een gebruiksfiets. Ik pak hem ook vaak even mee. Even snel naar de stad of het strand. Of als ik voor mijn werk een afspraak in de stad heb, waarbij ik geen pak hoef te dragen. Hup, aktetas in de koffer en weg ben ik. Moet wel op het geluid letten, want de uitlaten zijn volledig ongedempt en er staat toch een melkbus van een zuiger in te stampen. Maar tegenwoordig rij ik veel rustiger, de wilde haren ben ik wel een beetje kwijt. Dat was vroeger wel anders. Stond ik altijd de bus op te wachten in het dorp. Als de bus dan de brug op ging, ging ik er naast rijden op mijn achterwiel. Werd mijn moeder gebeld. ‘Weet u dat uw zoon op zijn achterwiel rijdt in het dorp?’ ‘Ja, dat weet ik’, zei mijn moeder dan. ‘Ik kan er niets aan doen. Maar hij kan het wel hè?’ Ben ook vaak aangehouden in die tijd. Hele verhalen had ik dan. Ik werd een keer gepakt voor een wheelie, zegt die agent: ‘Wat ben je nou aan het doen?’ Ik zeg ik trek op en slaat ineens de wind onder mijn spatbord. Na een kilometer kreeg ik hem eindelijk weer onder controle. Konden ze wel om lachen, maar ik kreeg wel een prent van 450 gulden. Ik heb de XL één keer proberen te verkopen. Hij was nog niet helemaal verbouwd, maar zag er wel prachtig uit. Kwam een vent kijken die hem wel mooi vond, maar toen die begon te zeuren over de prijs viel het kwartje bij me. Ik gaf hem een hand en zei: ‘Ik wil u bedanken voor uw komst.’ Waarop hij zei: ‘Oh, is de koop rond?’ Ik zeg: ‘Nee, u kunt nog een bakkie koffie krijgen, maar de motor verkoop ik niet meer. Nooit meer.’ Die man waardeerde niet wat er voor hem stond. Die zag niet eens wat er allemaal aan gebeurd was. Misschien zet ik hem wel in de schuur met een zeil er overheen en dan is ‘ie straks voor een van mijn zoons.”