Jos Kessels en zijn BMW R100S-zijspan

« Terug naar Mijn Trots
“Ik rij al 51 jaar motor. Ben nooit gestopt”, vertelt Jos Kessels (69) met een grote grijns op zijn gezicht, terwijl zijn BMW R100S met Watsonian GP 700 in onze fotostudio wordt gefotografeerd. Dat hij trots is op zijn ‘span’ is duidelijk. “Toen ik hoorde dat ik hier mocht komen heb ik m’n span direct onder het zeil vandaan gehaald om hem te poetsen. Vervolgens ben ik op het tuinbankje gaan zitten. Even naar de motor kijken en genieten.”

“Niet alleen ik ben blij met dit span, ook mijn familie vindt hem geweldig. Zeker de kleinkinderen. Die bellen me geregeld als het mooi weer is met de vraag: ‘Opa, wanneer gaan we?’ Dat is toch geweldig. Kleintjes in de bak, picknickmand achterop en gaan. Lekker op avontuur met een machine die helemaal klopt. De lijnen, de lak, het comfort, de trekkracht en natuurlijk het sturen. Hij rijdt haast vanzelf. In de 13 jaar dat ik ‘m nu heb, heb ik er al dik 120.000 kilometer mee gereden. Soms ga ik daar zo in op, dat ik vergeet mijn brandstof in de gaten te houden. Gelukkig heb ik dan meestal mijn vrouw in de bak zitten die me helpt door te zeggen: ‘Wordt het niet tijd dat je stopt?’ Anders blijf ik maar rijden.
Hoe ik ‘m gevonden heb? Eigenlijk bij toeval. Ik kwam al regelmatig bij Jos Engbers in Tubbergen om even te kwijlen bij alle mooie motoren die hij had staan, toen ik ineens dit span zag staan. Ja dat was meteen liefde op het eerste gezicht. Na wat onderhandelen, waarbij ik onder meer het Givi-windscherm dat er nu op zit wist te bedingen, had ik hem thuis staan. Omdat ‘ie al helemaal af was, heb ik er niks aan hoeven veranderen. Natuurlijk is hij ondertussen al wel meerdere keren uit elkaar geweest, maar dat hoort ook. Ik wil een motor rijden waar ik wat mee kan, die ik zelf kan onderhouden. Niet zo’n ding dat je eerst aan een computer moet hangen voor je überhaupt weet wat er aan de hand is. Ik ken m’n motor nu dan ook van binnen en buiten. Daarnaast hoort het merk helemaal bij mij. Vanaf mijn allereerste motor, een R27, heb ik altijd op BMW gereden. Alhoewel, ik ben er in 1975 een halfjaartje tussenuit geweest. Waarom? Vanwege een ongeluk. Ik reed een heuvel op waarbij de weg bovenop naar links wegdraaide. Wat ik me nog herinner is dat ik door wat blad of een putdeksel onderuit schoot. Terwijl ik richting de stoeprand gleed, kreeg ik de motor weer recht. Helaas stond er ook een lantaarnpaal. Mijn rechter cilinder pakte de paal, waardoor ik er met motor en al omheen slingerde. Ik werd wakker in het ziekenhuis toen ze mijn onderlip aan het dichtnaaien waren. De schade: een gebroken bovenkaak en vier tanden eruit. Verder niks! Na een week in het ziekenhuis gelegen te hebben, mocht ik weer naar huis. Vervolgens ben ik direct naar de dealer gegaan. Want ja, er moest een andere motor komen. Zodoende heb ik een half jaartje Triumph gereden. Die was namelijk een stuk goedkoper dan de BMW R75/5 die ik eigenlijk wilde kopen. Die liefde voor het merk is ook op mijn zoon overgeslagen. Hij heeft een BMW R75/5, die ik toen dus niet kon kopen, in de schuur staan. Die hebben we samen helemaal opgeknapt.
Hij is overigens ook de enige die ik met mijn span laat rijden. Verder niemand. Maar voor het zover was heb ik hem wel het rijbewijs voor een zijspan laten halen. Dat rijdt toch heel anders. Ik weet nog goed dat ik zelf de eerste keer met een bak reed. Rechtdoor ging prima, maar toen ik plots moest afslaan, zat ik op een vluchtheuvel. Neemt niet weg dat ik direct verslaafd was. Na wat tips van meer ervaren rijders heb ik me het rijden met een span helemaal zelf aangeleerd. Heel veel bochtjes maken. Leren wanneer de bak komt en hoe ver je kunt gaan. Daarnaast is het belangrijk goed vooruit te kijken. Ik probeer altijd vijf auto’s voor me al in te schatten wat er gebeurt. Op die manier kom je niet snel voor verassingen te staan.
Of ik nog wensen heb? Jazeker, zo zou ik graag wat meer remvermogen willen hebben achter. Maar dat is nog even puzzelen. Gelukkig hoef ik het rijden er niet om te laten, dus dat komt vanzelf.”