Nieuws

Interview Triumph-verzamelaar Ismaël

Een ware liefhebber pik je er zo uit. Die ruikt nog even genietend aan de poetslap waarmee hij zojuist zijn klassiekers heeft opgepoetst en van gezwete olie heeft ontdaan alvorens hij die doek in de vuilnisbak gooit. Ismaël is zo’n ‘sniffende’ liefhebber, met een speciale plek voor Triumph in zijn hart.

Speciaal voor de fotograaf staan Ismaëls motoren buiten opgesteld onder de dit jaar afgebouwde houten overkapping. Het is het soort overkapping dat goede sier zou maken in de bekende woonbladen. Ismaël weet ook wel dat het sierlijke houten bouwwerk is bedoeld om er zomers bij ondergaande zon een kopje thee te drinken, maar het komt verdraaid goed uit dat hij er een deel van zijn motoren droog kan stallen. Het is het droeve lot van een verzamelaar in de grote stad. Waar ‘boeren en buitenlui’ hun verzameling moeiteloos wegsteken in grote schuren is dat binnen de stadsgrenzen onbetaalbaar. Aan een eenvoudige garagebox hangt al een schaamteloos prijskaartje van 40.000 euro. Het besef dat de omvang van zijn verzameling niet helemaal in verhouding staat tot de beschikbare ruimte, zinkt langzaam in bij Ismaël. “Net als elke andere verzamelaar heb ik een slechte eigenschap: ik kan moeilijk iets wegdoen. Alles wat je bewaart, komt ooit van pas. Toch weet ik dat ik echt moet gaan afslanken. Desnoods gaan er een paar motoren weg. Ze moeten straks geen probleem voor mijn nabestaanden worden en we nemen nog altijd niets mee in het graf.”

Stap te ver
Vijf motoren staan keurig op een rij gerangschikt onder de overkapping, stuk voor stuk Triumphs. Hoe riant het houten bouwwerk ook van opzet is, voldoende is het nog altijd niet. Twee motorhoezen verbergen verderop in de tuin twee andere Triumphs, in de voortuin staat nog zo’n ingepakte Brit en de garage biedt ook nog plaats aan zes motoren, die als een soort Mikado-stokjes in elkaar verstrengeld zijn. Vreemd om te bedenken dat de verzamelwoede pas twintig jaar geleden de kop opstak. Het begon allemaal met een moderne Hinckley-Thunderbird, die Ismaël voor een vriendelijk prijsje kon kopen en volledig restaureerde. “Hij heeft wel weer eens een grote beurt nodig”, merkt zijn eigenaar direct op. De to-do-list wordt daarmee steeds langer, want op elke motorfiets zit een papiertje geplakt met daarop minutieus vermeld de nog te verrichten onderhouds- en herstelwerkzaamheden.
De Thunderbird uit 1995 is de meest moderne motorfiets van de verzameling. Het is de motor voor de jaarlijkse ritten naar het Verenigd Koninkrijk, die altijd in het teken staan van nog meer onderdelen verzamelen. “De Thunderbird is een fijn ding. Hij valt net tussen een klassieker en een moderne motor in. Hij trilt amper, hij lekt niet, is comfortabel en geeft toch een oud gevoel. Zeker in Engeland krijg ik er nog veel complimenten voor.”
De laatste generatie retro-Triumphs zijn – hoe mooi gemaakt ook – een duidelijke stap te ver voor Ismaël. “Omdat tegenwoordig elke Hinckley-Triumph uit Thailand komt, is het voor mij lastig om er nog iets Brits aan te ontdekken. Bestempel mij gerust als liefhebber van motoren uit Meriden.

‘Voorvork lekt’
De verzameling kent één vreemde eend in de bijt, maar die oude rokende Duitser is uitgerekend de reden dat Ismaël überhaupt ooit begon te verzamelen. “Een half jaar na de Thunderbird kocht ik een tweetakt-DKW. Het leek me een leuk ding om op te knappen, te verkopen en daar een paar centen aan te verdienen. Vooraf had ik nul verwachtingen van het rijgenot, maar die DKW bleek vanaf het eerste moment een ontzettend leuk ding. De motor stond in Alkmaar te koop en de rit daarvandaan naar huis is een van de leukste ritten die ik ooit maakte. Die DKW kon na die rit dus echt niet weg”, aldus Ismaël. Ook bij de DKW trekt hij de conclusie dat de motorfiets wat aandacht nodig heeft. Het to-do-lijstje op de motor had dat al verraden. “Voorvork lekt”, staat erop te lezen.
Los van de DKW is het al Triumph wat de klok slaat. Waarom juist Triumph? “Als tiener was ik onder de indruk van Marlon Brando, die op een Thunderbird 6T uit 1950 reed”, zegt Ismaël. Na een korte pauze, omdat hij zich als een tevreden mens heeft omgedraaid naar zijn eigen stralende motoren, maakt hij zijn zin af: “En Triumphs zijn mooie dingen.”
Perfect en mooi zijn twee verschillende dingen. Alle to-do-lijstjes liegen niet: er is soms wat te doen aan een klassieke Brit. Toch verschillen ze daarin niet van hun moderne nazaten, vindt Ismaël. “Nieuwe zijn ook niet perfect. Allereerst praten ze anders. De communicatie van en met oudere motoren is fijner. Nieuwe motoren en ik spreken twee talen, waardoor we elkaar niet verstaan.”

Oermachine
Je kunt als motorfiets dus maar beter de taal van Ismaël spreken, anders is je lot bezegeld. Niet alleen als moderne motorfiets, maar ook als klassieker. Om onderdeel van de verzameling te worden, moet de motorfiets het juiste gevoel geven. “Je hebt feeling met een motor of je hebt het niet. Soms voelt een motor niet lekker. Het mag dan gerust een collector’s item zijn, maar hij gaat weg als het gevoel ontbreekt. Al koop ik sowieso weinig collector’s items. Het moet wel betaalbaar zijn, ik ben geen bankier.”

Ismaël spreekt zowel de twin- als de triple-taal, maar laat zijn voorkeur voor de staande twins doorschemeren. “Op mijn Bonneville 650 ben ik echt verliefd. Dat is een van de leukste, mooiste en best rijdende motoren die er bestaan. Daarbij vergeleken is mijn Trident uit 1975 echt een monster, dat niet lekker rijdt. En dan is deze nog goed opgebouwd. Het verschil tussen een Trident die goed en eentje die slecht is gereviseerd, is enorm. Ze kunnen trillen als een dolle.”
De 1969-Trident is ook al zo’n oermachine die mechanisch allesbehalve stil is. “Je hoort als je gas geeft werkelijk de hele machine op gang komen. De oliepomp heeft een hoge capaciteit, maar hou het oliepeil toch maar goed in de gaten. De 69’er heeft standaard een oliemeter aan boord, latere jaartallen niet, maar de meeste eigenaren kochten er – door schade en schande wijs geworden – toch een.

Ook Ismaël is iemand die zich het sleutelen door schade en schande wijs geworden eigen maakte. “Na het opknappen van een motorfiets ga je rijden. Dan volgt er een shake-down van een half jaar waarin als vanzelf alle fouten tevoorschijn komen”, aldus de verzamelaar. Die fouten vinden hun weg op de inmiddels vertrouwde to-do-lijstjes. Het is praktisch dat Ismaël de meeste punten op die lijstjes zelf kan wegwerken. “Ik heb altijd iets gedaan met mijn handen. Kinderen spelen met speelgoed, ik haalde het uit elkaar met mes en schroevendraaier. Al het opwindspeelgoed ging uit elkaar om te kijken hoe het werkte. Vervolgens ging ik van fiets naar bromfiets naar motor en zo leer je langzaam van onderaf sleutelen. Het is niet zo dat ik dingen tot nieuwstaat restaureer, maar ik knap mijn motoren wel zo op dat alles het mechanisch en elektrisch perfect doet. Daarbij komt mijn studie fijne mechanica, werktuigbouwkunde, goed van pas. Verspanen zoals draaien, frezen of zelfs hardsolderen en lassen leerde ik op school bij het vak machineonderhoud. Daarbij is balanceren en assen uitlijnen mij met de paplepel ingegoten. Motoren zelf restaureren en zelf onderhouden houdt me in alle opzichten gewoon fit.”

Gerelateerde artikelen

Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...
Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...