+ Plus

Interview Henk van Kessel

Thuis heeft hij nog stapels plakboeken met foto’s van zijn jaren als coureur. Ook van het seizoen dat hij wereldkampioen werd in de 50 cc-klasse, alweer 35 jaar geleden. Maar Henk van Kessel, Neerlands laatste solo-wegracewereldkampioen, blaast zelden het stof van de boeken. Waarom, nee, eigenlijk weet hij het zelf ook niet. Van Kessel sleutelt liever aan oude brommers en racers. Het is immers allemaal maar betrekkelijk.Henk van Kessel is een nuchtere Brabander. Dat was hij 35 jaar geleden al, dat is hij nu nog. In zijn verhalen klinkt soms zelfs nonchalance door, nog eens versterkt door achteloos schouderophalen. Alsof het allemaal niet zo veel te betekenen had. Hij zegt het ook zelf. “Ach, het is allemaal relatief, hè.” De schouders schokken. Toch zitten sommige herinneringen diep verankerd in Van Kessels geheugen. De waanzinnige circuits, de harde gevechten, de voldoening na een overwinning. Het zijn echter niet altijd de aangenaamste herinneringen. Hij voelt zich soms tekort gedaan, is na al die jaren nog zeer kritisch over de KNMV, had zichzelf met beter materiaal veel meer toegedicht en vindt een tweevoudig wereldkampioen als Fausto Gresini geen goede stuurman. De nonchalance maakt dan plaats voor een verbeten felheid. Zijn zinnen sluit hij dan af met een vragend “ja”, als was het om de ernst van zijn woorden te benadrukken. Van Kessel was 27 toen Kreidler-importeur en raceteameigenaar Henk van Veen hem polste om de plek in te nemen van afscheid nemende Jan de Vries. De Vries was een grootheid op de kleinste machines, met twee wereldtitels en veertien GP-overwinningen. Van Kessel, wiens vader een brommer- en fietsenzaak runde in Mill, was geen onbeschreven blad. Hij nam voor het eerst deel aan races in 1967 en veroverde in de daaropvolgende jaren nationale titels in de 50 cc. Het jaar dat De Vries terugtrad, sloot stilist Van Kessel op zijn privé-Kreidler af als vijfde. Dat lijstje resultaten was voor de eigenzinnige Van Veen reden genoeg om contact te zoeken met Van Kessel. “Tja…. Jan was wereldkampioen geworden en wie wil er nou niet op een wereldkampioenmachine rijden? We kwamen tot overeenstemming en dat betekende dat ik zelf het rijwielgedeelte bij houden. Na iedere GP ging het blok er onder uit en dat ging dan naar Van Veen. Soms ging het de proefbank op en als er wat aan moest gebeuren, werd dat daar gedaan. Ik hoefde niks zelf te betalen, maar wel moest ik op eigen kosten naar de races komen. De fietsen mocht ik niet op de nationale wedstrijden gebruiken; daar had ik dan nog een eigen motor voor die ik zelf bijhield.” De deal met Van Veen leverde hem een prominente monteur op. Van Kessel werd namelijk technisch bijgestaan door tweevoudig wereldkampioen De Vries. Geen reden om zwaar geïmponeerd te raken, vond de nieuwe fabriekscoureur echter. “Nee, hoor. Ik denk dat ik wel vrij rustig was. Niet iemand van ‘de dood of de gladiolen’. Ik heb ook vrij weinig blessures in m’n carrière gehad. In 1974 werd ik ook al 28 en voor de huidige maatstaven is dat natuurlijk al helemaal niet jong meer. Ik kende Jan niet goed, eigenlijk alleen van af en toe samen op het podium en van de races in Nederland. Jan was gewoon in dienst bij Van Veen, ook in de jaren dat hij wereldkampioen werd. Hij werkte ook samen met de (toen inmiddels vertrokken) technische man Jörg Möller. Die heeft de fietsen op niveau gebracht.” Hoewel de basis van de 50 cc-Kreidler al enkele jaren oud was, wist Van Kessel zich wel verzekerd van topmateriaal. Veel tijd om te wennen aan de fabrieksfiets kreeg hij echter niet. “De eerste keer dat ik op de fiets stapte, was in Clermont Ferrand, bij de eerste GP, eind april.” Dat er direct gepresteerd moest worden, hinderde hem niet en het hem onbekende circuit boezemde hem geen angst in. Wel kwam al dat eerste raceweekend samen het verschil tussen de regerende wereldkampioen en zijn beoogde opvolger aan het licht. “Ik had een gave dat ik heel snel circuits kon leren. Ik had een rondje of zes gereden en ik dacht ‘nu nog de race nog rijden en daarna reviseren’. Tot die tijd had ik immers altijd alles zelf betaald. Dus ik kwam in die training binnen en Jan zegt ‘is ie stuk?’ Maar d’r was niks aan de hand. Jan vond dat ik meer ronden moest rijden. Hij vergeleek mij met zichzelf en hij had altijd veel ronden nodig. Ja, en Jan was twee keer wereldkampioen, dus hij zou het dan wel weten… Maar ik heb altijd mijn eigen keuzes gemaakt. Jan kon mij als monteur ook weinig tips geven. Hij kon me vrij weinig leren, want op nationale wedstrijden zat ik ook al geregeld dicht bij hem in de buurt met een mindere fiets. En de eerste ronden was ik altijd sneller dan hij.”Van Kessel trainde in Frankrijk vijf seconden sneller dan tweede man Otello Buscherini. Na een matige start rolde de Nederlander het veld ogenschijnlijk kinderlijk eenvoudig op. “Het sturen was niet zo’n groot verschil met mijn eigen machine, maar die fabrieksfiets ging als de brandweer, joh. Ik draaide ook wel 16.000 toeren met mijn machine, maar de Van Veen/Kreidler had een veel beter koppel. Hij reed makkelijker en was sneller op het rechte stuk. Voor mij was die race in Clermont Ferrand dan ook geen moeilijke wedstrijd. Eigenlijk was het hele seizoen niet zo moeilijk.” Van Kessels eerste GP-zege veroorzaakte geen grote euforie. “Ik heb die eerste overwinning niet ervaren als dat ik een hele prestatie had geleverd. Nee…. Ik had een goeie fiets en ik had goed m’n best gedaan en dat resulteerde in een overwinning. Het is allemaal maar betrekkelijk. Het is leuk, maar voor de rest gaat het leven gewoon door.”Onder aanvoering van de fabrieksrijders uit de zwaardere klassen werd besloten de races op de Nürburgring, de tweede op de 50 cc-kalender, te boycotten. Ondanks herhaaldelijke oproepen om de veiligheid te verhogen, verzaakte de organisatie. Die lokte in de 50 cc-klasse met een extra premie nog wel zes rijders naar de start. Van Kessel was er niet bij. “Het was ook verschrikkelijk slecht weer en enorm koud”, herinnert van Kessel zich. “Het sneeuwde en daarom hadden we zo weinig kunnen trainen dat het onverantwoord was om te rijden. Dat er toch zes man reden, och, dat moesten ze helemaal zelf weten. Ik had er geen moeite mee. Iedereen beslist dat voor zichzelf.” Drie weken later scheen de zon in Imola. Ook figuurlijk voor de winnaar van de eerste race van het jaar. “Imola was een prachtig circuit. Ik vond het één van de mooiste banen, met alles wat een coureur graag ziet. Ik won daar met overmacht.” Zijn tweede seizoenszege – voor landgenoot Jan Bruins op een Jamathi – maakte van Van Kessel meteen de grote favoriet voor de Dutch TT, een race die zelfs wereldkampioen De Vries nooit had kunnen winnen. Zijn beoogde opvolger had in de WK-stand tien punten voorsprong op de Italiaan Buscherini. De net 28 geworden Van Kessel trainde als tweede en aasde op een verlaat verjaardagscadeau. Halverwege de eerste ronde pakte hij op die vroege zaterdagochtend de kop, maar daarna moest hij verrassend Herbert Rittberger laten gaan. De nummer negen van het WK zette de Nederlander op een achterstand van veertien seconden; een gevoelige tik voor coureur en publiek. Nu, 35 jaar later, is de teleurstelling nog steeds merkbaar bij de geklopte Van Kessel. “Heb ik eindelijk het beste materiaal en dan word ik tweede….. Tja…. Dat ding van Rittberger liep net iets beter. Wij hadden destijds ook niet de mogelijkheid om elke week op Assen te rijden, hoor. D’r werd nooit gereden, omdat het geen permanent circuit was en wij hadden er dus ook geen voordeel van.” Lang had Van Kessel echter niet om te treuren om de verloren TT. Op het circuit van Francorchamps kon hij zich revancheren, acht dagen na de wedstrijd in Assen. Het liep echter anders – door een bizarre samenloop van omstandigheden. Van Kessel schudt nog het hoofd. “Ik dacht dat ik die race gewonnen had, maar ik kreeg de verkeerde pitsignalen en ik draaide een ronde te vroeg het gas dicht. Dat was ook een fout van mezelf, want zolang ik die man met de vlag niet zie, moet ik gewoon doorgaan. Ik stond al lang stil, had m’n helm al bijna af en toen riepen ze ‘deurrije, deurrije!’ En toen kwam Thurow pas voorbij…..”Van Kessel werd nog tweede, maar de boosheid om de blunder was vele malen groter dan de teleurstelling om de verloren TT, ook bij de doorgaans zo stoïcijnse maar onderhuids ongemeen felle Van Kessel. “Nee, dat was geen moment om rustig te blijven, allicht niet. Bij de prijsuitreiking hoefden ze niet naar me toe te komen met van die vragen wat ik nou toch had gedaan…. Ik nam mezelf natuurlijk ook wel wat kwalijk. Maar die man met die vlag…. Die stond in een bocht, net in een knik. Als ie op het rechte stuk gestaan had, had ik ‘m zeker gezien. Maar ik was zo gefocust op winnen en zo blij na die teleurstelling van een week eerder in de TT… En dan krijg je dit.”In Zweden zette Van Kessel de zaken recht met een overtuigende overwinning. Bovendien werd hij diezelfde dag nog tweede in de 125 cc-klasse achter wereldkampioen Kent Andersson. Belangrijker was echter dat hij zijn voorsprong in het 50 cc-WK weer verder had uitgebouwd. In de stromende regen van Finland verloor Van Kessel de controle. De frustratie en ook de boosheid komen snel weer aan de oppervlakte als hij aan de race terugdenkt. “Dat vergeet ik niet meer. Mijn vizier besloeg voor de race en Jo Zegwaard (KNMV-official die ook een functie bekleedde binnen de FIM, FW) kwam naar me toe en zei ‘doe maar rustig aan, ze wachten wel’. Maar ik had m’n handschoenen nog niet eens aan en ze startten al! Ik moest helemaal achteraan beginnen en ik was totaal over de rooie, ja! Toen ging ik er in de tweede ronde al af… Zegwaard had beter helemaal niks kunnen zeggen.”Toch kon Van Kessel er in Tsjecho-Slowakije zorgen dat de 50 cc-titel in Nederlandse handen bleef. Niet geplaagd door enige extra spanning hield de WK-leider het hoofd koel. “Dat was op het oude Brno, een kilometer of zestien lang. Supergevaarlijk ook. In die communistische tijd werd er niks aan die wegen gedaan en het was er spekglad door al die lekkende vrachtwagens. Alsof je op ijs reed. En uitloopstroken had je er ook niet. Ik won er gemakkelijk (voor Finland-winnaar en teamgenoot Julien Van Zeebroeck, FW). Maar door de teleurstelling van Finland hadden de meeste mensen er niet op gerekend dat ik daar wereldkampioen zou worden en we hadden ook geen champagne bij ons. Toen hebben we het met een glas limonade gevierd!” Een dol feest werd het ondanks de historische mijlpaal bepaald niet. Van Kessel wuift die gedachte lachend weg. “Neuh, niet op de schouders, of jonassen, nee, nee. Ik voelde die blijdschap wel, maar ik was niet uitbundig. Het is toch allemaal ook maar betrekkelijk, hè. Het is leuk dat je het meemaakt, maar er stond al weer een volgende wedstrijd op de kalender, hè.”Bij thuiskomst in het Brabantse Mill werd er wèl gevierd. Van Kessel en zijn gezin werden vanaf de grens geëscorteerd door tussen ze zeven- en achthonderd motorrijders. Die avond luidden de kerkklokken voor hem en brachten de muziekkorpsen hem een muzikale ode. “Dat was mooi, toch een stukje waardering”, knikt Van Kessel. In de laatste twee races van het jaar, in Joegoslavië en Spanje, onderstreepte Van Kessel met zijn vijfde en zesde overwinning dat hij voor Herbert Rittberger en Julien Van Zeebroeck de terechte wereldkampioen was. Na het seizoen volgde echter een koude douche. Nog altijd is er het onbegrip over de periode na het behalen van die wereldtitel. “Ik werkte in de winterdag bij een motorzaak. Ik kon niet van de racerij leven. Henk van Veen had alle sponsoren. Als je met Kreidler reed, kreeg je per gewonnen GP 3.000 Mark. Dat was gewoon een premie, maar die streek Van Veen op! M’n prijzengeld mocht ik houden. En dat was 1200 Zwitserse franken voor een gewonnen race. Op het eind van het seizoen, bij de huldiging, kreeg ik een envelop van Van Veen. Daar zat zegge en schrijve 1.000 gulden in. Het hele kampioenschap was hem dus 1.000 gulden waard. Dat was voor mij wel een tegenvaller. Ik kreeg toen wel de gelegenheid om de fiets te kopen, maar 16.000 gulden voor een complete fiets was voor mij onbetaalbaar. Als je nagaat dat ik m’n huis toen kocht voor 39.000 gulden….”Van Kessel haalt de schouders op, niet in nonchalance, maar in berusting. De klok is niet meer terug te draaien. “Ach… Ik dacht nog steeds dat het wel een prestatie was dat een Nederlander wereldkampioen werd. Van Veen had destijds vier van die fietsen en misschien had hij me er daar wel één van kunnen geven. Of dat ik nog een jaar door had kunnen gaan op die fietsen. Die kans heb ik nooit gekregen. Jan had daar geen mening over. Dat kon ik me ook wel indenken, want hij was natuurlijk in loondienst bij Van Veen. Maar hij was wel blij met de wereldtitel, dat was zeker.” Zijn eerste wereldtitel betekende niet dat Van Kessel de aanbiedingen voor het uitzoeken had. “Helemaal niks! Ik heb de 50 cc ook altijd gezien als een ondergeschoven kindje. Bij veel mensen ondergewaardeerd. Maar Barry Sheene heeft ook op een Van Veen/Kreidler gereden en naderhand zei hij dat het de moeilijkste fiets waarop hij ooit had gezeten. Ik denk dat ik er het gevoel voor had. Met een 50 kun je niet met het gas spelen zoals met een zwaardere machine. Dat vond ik er ook het mooie van. Als ik zie wat je technisch gezien uit een 50-er kon halen….. Zo’n 50-je woog 55 kilo en daar haalden we dan ongeveer 20, 21 pk uit.”Titelprolongatie bleek in 1975 onhaalbaar. Op een privé-Kreidler kwam hij niet verder dan een zwaar teleurstellende twaalfde plaats in de eindstand, zonder ook maar één podium. De Spaanse bond kocht na afloop van het seizoen 1974 Van Kessels kampioenmachine voor Angel Nieto. “En die werd met overmacht wereldkampioen, eigenlijk…”, knikt Van Kessel, met ingehouden ergernis. “Ja, allicht was dat zuur voor mij. Je komt overal als wereldkampioen aan de start, overal met het nummer 1 aan de start, en je eindigt ergens tussen de vijfde en tiende plaats. Met de 125 had ik wel goede resultaten (Van Kessel werd onder meer derde in Imola, FW) en daarom twijfelde ik niet zozeer aan mezelf. De motivatie in de 50 was eigenlijk slecht en daarom heb ik me meer geconcentreerd op de 125 cc. In dat WK werd ik toen zevende en het jaar daarna vierde.”Pas in 1986 beëindigde Van Kessel zijn lange loopbaan. Bij de KNMV werd de man uit Mill zeven keer kampioen in drie verschillende klassen, hij kreeg in 1976 de Hans de Beaufort-beker uitgereikt en won in 1979 in Francorchamps nog een 50 cc-GP. Twee jaar daarvoor had hij het wereldsnelheidsrecord in de 50 cc-klasse op zijn naam gezet. Op een deel van de nog niet gereed zijnde A50 klokte Van Kessel in de door Piet Plompen gebouwde Black Arrow een snelheid van 221,5861 km/u. “Dat was voor mij niks bijzonders. Ach, het rijden was leuk en apart, ook omdat je helemaal opgesloten zat. Dan moest je geen last hebben van claustrofobie. Het was leuk om dat wereldrecord te hebben, maar dat deden we er allemaal tussendoor.” In 1985 beklom hij na de 80 cc-race in Le Mans na Angel Nieto en de Zwitser Stefan Dörflinger voor het laatst een GP-podium. “Dat was nog een prestatie van formaat op m’n 38e. Dat is me goed bijgebleven.” De lol was echter grotendeels verdwenen en het heilige vuur gedoofd, geeft Van Kessel toe. “Je wordt ouder, je gaat anders denken, je krijgt een gezin…. Nooit thuis, in principe, je ziet de kinderen niet opgroeien. Het was ook armoe troef. Spijt heb ik zelf nooit gehad, maar voor een vrouw die alleen thuis zit met opgroeiende kinderen is dat natuurlijk toch wel wat anders. In het begin had ik niet zo door hoe moeilijk het voor haar was, maar naderhand begon ik dat meer te beseffen. Maar ik moet haar wel meegeven: ze is al die tijd aan me blijven hangen, en we zijn nou al bijna veertig jaar getrouwd. Dat waardeer ik natuurlijk wel heel erg. Vrouw zijn van een coureur, is volgens mij niet eenvoudig.” Van Kessel is één van de meest succesvolle coureurs uit de Nederlandse wegracehistorie. De nu 63-jarige Brabander is trots op wat hij gepresteerd heeft, maar het had volgens hem beter gekund. “Nee, ik heb er niet lang genoeg uitgehaald”, zegt hij heel stellig. “Dat had ook te maken met mijn financiële mogelijkheden. Als ik die fietsen had gehad waar Gresini, Tormo en Nieto mee reden, was ik ook wereldkampioen geworden in de 125 cc. Dat weet ik 200 procent zeker.” Persoonlijke genoegdoening is er wel. Van Kessel heeft het gevoel dat hij wat bewezen heeft. “Wij werden door menigeen maar beschouwd als die boeren uit Brabant, hè. Onder de rivieren, daar kon toch nog geen goeie hond vandaan komen? Ik heb ze wel laten zien dat dat anders was.” Streamers“Jan kon mij als monteur ook weinig tips geven. Hij kon me vrij weinig leren, want op nationale wedstrijden zat ik ook al geregeld dicht bij hem in de buurt met een mindere fiets”“Ik stond al lang stil, had m’n helm al bijna af en toen zeiden ze ‘deur rije, deur rije!’”“Wij werden maar beschouwd als die boeren uit Brabant, hè. Onder de rivieren, daar kon toch nog geen goeie hond vandaan

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...