+ Plus

Hugo Pinksterboer – motorgarderobe

“Ik zal blij zijn als ik uitgegroeid ben”, verzuchtte mijn net twaalfjarige dochter toen ze zich op een zomerse aprildag uit haar ventilatieloze meegroeimotorpak wurmde. “Dan mag ik ook een doorwaaipak en motorjeans…” En gelijk heeft ze.

Niets ten nadele van die kindermotorpakken hoor: met de listig in lengte verstelbare mouwen en pijpen droeg ze haar eerste ‘Kids on the Road’-uitrusting van haar vijfde tot haar elfde. En met de maat die ze nu draagt kan ze zeker door tot de tijd van haar motorkledingdromen. Perfecte oplossing dus, maar dat ze het spul ook zonder morren draagt als we hele dagen over zinderend Zuid-Europees asfalt denderen zegt meer over haar thermostaat dan over de zomervriendelijkheid van haar uitrusting. Haar licht afgunstige blikken naar de motorkleding die ik in de loop van de jaren verzamelde, is niet meer dan logisch.
Toen ik vijftien jaar geleden door gelukkige omstandigheden gedwongen werd weer motor te gaan rijden, begon ik natuurlijk met een vierseizoenenpak. Wat een vondst, vond ik, van de doordachte ventilatieritsen en het uitneembare membraan in de zomer tot de windstopperstroken en de aanritsbare kraag in de winter. Het was pas toen ik een GS aanschafte dat ik merkte hoe zo’n drielaags broek je bij op- en afstappen in de weg kan zitten. Mannen in leer sloegen hun even oude benen een stuk makkelijker over het zadel, zag ik, dus was het hoog tijd voor een eerste uitbreiding van mijn garderobe. Bij de Amsterdamse Leertent – net als de fabrikant van mijn eerste pak inmiddels verdwenen, maar dat heeft volgens mij andere oorzaken – viel mijn oog op een broek die ik twaalf jaar later nog altijd draag. Dat hij al zo lang meegaat zegt beslist iets over z’n kwaliteiten, maar hij heeft het ook relatief rustig: de aanschaf bleek het begin van een collectie.

Dat er bij zo’n leren broek ook een leren jack hoorde, vond ik zo logisch dat die uitgave best te rechtvaardigen was. Fijn was dat ik net op tijd ontdekte dat je die dan liefst van hetzelfde merk moet kopen, zodat je onder- en bovendeel aan elkaar kunt ritsen. Wat ik even snel ontdekte is dat ik me in leer ook bijna een andere motorrijder voelde. Wat dat strakke jack betrof zat ‘m dat vooral tussen mijn oren. Die leren broek was een praktischer verhaal: leer gaf me een veel directer gevoel met mijn motor dan dat meerlaags textiel. Net zo belangrijk, merkte ik niet veel later, was dat mijn onderrug me bij echt lange ritten nooit tot pauzes dwong als ik leer droeg. Daar heb ik even op moeten kauwen, geef ik toe, maar de verklaring bleek simpel: mijn textielpak had minder houvast op mijn leren zadel, dus spande ik onbewust spieren aan om schuiven te voorkomen. Met de relatieve stroefheid van leer op leer zat ik letterlijk relaxter op mijn motor. En de kou van dat leer? Achter een 33-litertank valt dat reuze mee. Daarom droeg ik mijn iets te haastig aangeschafte doorwaaibroek nooit op die Adventure: er waait niks in de luwte.

Met het oog op onverwachte buien was het fijn dat het jack met een Gore-Tex binnenjas geleverd werd – maar omdat leer pas een week later weer droog is, kwam er natuurlijk ook een regenpak bij. Ja, en thermisch ondergoed natuurlijk, omdat dat zich beter laat wassen, omdat het lekkerder voelt en omdat ik die leren broek op warme dagen nauwelijks van mijn benen kreeg. Betekende dat het einde voor het textielpak, alles bij elkaar? Welnee. De jas is aanzienlijk multifunctioneler dan een leren jack, het geheel is ideaal als de kans op regen groot is, en de broek schiet je in no-time over je dagelijks kleding aan. Fijn voor als je je niet kunt verkleden en je ook niet in een motorbroek wilt rondlopen. Voor dat laatste kocht ik inmiddels ook andere oplossingen, overigens. Een protectieloze dus discrete matte pantalon van valbestendig leer met dito stikwerk, en voor als zelfs dat nog te ruig is ook een motorjeans, met de nieuwste generatie protectoren: je ziet ze niet, je voelt ze niet, maar ze doen het wel – of daar ga ik in elk geval vanuit. Dus als iemand wil weten wat voor motorkleding ik het liefst draag? Dat hangt van het weer af, van het reisdoel, van mijn bui, van de lengte van mijn verblijf en nog zo wat factoren. Nee, niet de lengte van de rit. Sinds ik mijn zadel met kunstleer liet bekleden, schuif ik niet meer. Fijn? Ja, maar ik moet nu wel twéé keer per dag nadenken over wat ik aantrek.

Hugo Pinksterboer is motorrijder, schrijver, drummer, fotograaf en vader van een dochter die met dat eerste het gelukkigst is.

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...