+ Plus

Hugo Pinksterboer – kleding

Ik zal het maar meteen toegeven: aan motorkleding geef ik aanzienlijk makkelijker geld uit dan aan ander textiel. Ik besteed er ook aanzienlijk meer tijd aan. Noodgedwongen, soms.

Dat eerste pak, een jaar of vijftien terug, ging supervlot. Ik wist nergens van, dus kocht ik wat de man me vertelde en betaalde ik wat hij me vroeg. De Z-liner hield me jarenlang droog, de gevoerde stormkraag was een vondst en bij latere pakken miste ik steeds die slimme windstopperstroken op het front van die geweldige thermovoering. Zelfs onder nul was dat alles wat ik nodig had om warm te blijven, met niet meer dan een T-shirt onder mijn jas. Ik denk dat dat pak het een dikke 80 duizend kilometer volhield, in weer en wind.
De opvolger was grotendeels woestijnwit, maar dat was niet het belangrijkste probleem. In wat mogelijk een poging was om vlotter voor de dag te komen was de nieuwe jas een stuk korter dan de oude. Probleem? Welnee. Niets wat een verbindingsrits niet kon verhelpen, dacht ik optimistisch. Dat ik me in een uiterst ongemakkelijke bocht moest wringen om hem te sluiten, lag vast aan mij. Maar dat het pak met gesloten rits begon te lekken, dat was een ander dingetje. Net als die kleur dus, die al snel naar onherstelbaar gebroken wit omsloeg.

De wel heel klantvriendelijke fabrikant hoorde mijn lekkageklachten geduldig aan en reageerde uiteindelijk met een compleet nieuw pak. In het zwart, dit keer. Zeker als doorrijder moet je niet anders willen. Bovendien was dit model wél waterdicht, ook als ik op een sportievere tweewieler wat meer voorover ging. Ja, ik had liever klittenband op de halssluiting gehad, zodat ik met de nu noodzakelijke extra laagjes onder die jas gewoon had kunnen ademhalen. Die ongeremde gespen op de broeksband zochten liever zelf hun plekje dan dat ze zich lieten verstellen, zodat het kruis regelmatig richting knieën ging. En een gebrek aan antislip op de kont bleek de oorzaak van lichte rugklachten bij langere ritten, waar ik met een leren broek nooit last van had. Toch was ik duizenden kilometers lang gelukkig met dit pak, en draag ik de fabrikant in kwestie nog altijd een warm hart toe.
Dat het tijd werd voor iets nieuws, zag ik in de ogen van de motorkledingspecialist die ik die dag zou interviewen. Ik trok mijn jas uit, weet ik nog, en legde hem op de balie van haar winkel. Haar blik ging richting mijn binnenzak. Die strook gaffatape zat daar natuurlijk gewoon omdat alles wat ik er van boven instopte er van onder weer uitviel. ‘Een noodoplossing’, probeerde ik nog dapper. We wisten allebei hoe laat het was, al zat die tape er nog maar net. Zei ik.

Het heeft toch nog bijna een jaar geduurd voor ik er echt aan begon. Zoals ik met mijn vervoer vergroei, vergroei ik ook met mijn verpakking. En omdat het nogal veel regende, opeens, vond ik dat nu eindelijk wel eens een gelamineerd pak verdiend had. Nooit meer ’s ochtends de naar natte hond riekende klamme klets van de dag daarvoor aantrekken. Nooit meer garderobepersoneel zien bezwijken onder drie lagen textiel, de buitenste doorweekt. Het werd nog een flinke zoektocht, kan ik je vertellen. Omdat ik me niet zo makkelijk meer iets laat zeggen, omdat ik denk te weten wat ik wil, omdat ik er veel over las en er nog veel meer over wilde gaan schrijven. En vooral omdat ik geen vrienden werd met de broek die hoorde bij de jas die ik uiteindelijk wilde hebben, met dat extra lange rugpand, die slimme waterdichte zigzagmanchetten en – daar was ie weer – die fijne stormkraag. De kniebeschermers zaten me veel te laag. Het werd eerst nog even afgewimpeld. Snapte ik wel. Want waarom was ik nou weer de allereerste die daar bij dit al een half jaar succesvolle model last van had? Heb ik dus nog eindeloos andere broeken gepast. Want als ik dan toch de gek zou zijn, kon ik dat maar beter zeker weten. Gelukkig zochten de dames die me hielpen diezelfde zekerheid, over mij of over die broek. Een meetlint bracht de oplossing: bij dit model zaten die protectoren zeven centimeter lager dan bij de rest van de collectie. Foutje. Is rechtgezet. Ik ben niet gek. Ik heb een nieuw pak. En dat mijn veel te grote telefoon niet in die veel te kleine broekzakken past, dat ontdekte ik pas toen het te laat was. Eikel. Heb ik wel vast wat om naar uit te kijken. ’t Is nog maar 80 duizend kilometer.

Hugo Pinksterboer is motorrijder, schrijver, drummer, fotograaf en vader van een dochter die met dat eerste het gelukkigst is.

Gerelateerde artikelen

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

Compacttest Can-Am Pulse/Origin

12 december, 2024

Can-Am en motorfietsen, dat was toch ooit? Inderdaad, ooit produceerde de Canadese firma best succesvolle ...
Roadtrip – Everest Challenge

Roadtrip – Everest Challenge

12 december, 2024

Zegt de Everest Challenge u iets? Wij introduceren het sportieve fenomeen in de motorwereld met twee gemotoriseerde ...