+ Plus

Column Noortje MP 07-2011

Het was ongeveer 3 jaar geleden; de eerste winter dat ik me officieel motorrijder kon noemen. Sophie, mijn CBF600, stond in de schuur en ik zat lekker warm binnen voor de kachel. Een behaaglijk plekje vond ik. Het leek me beter dan andersom en ik had gene behoefte om met Sophie de bittere kou in te gaan. Maar naarmate de winter vorderde bemerkte ik iets eigenaardigs. Mijn gedachten zweefden steeds vaker naar het verlangen om op een motor te zitten, het gefladder van de wind om mijn oren, m’n wangen stevig in mijn helm geklemd. Hoe vaker die gedachten kwamen, hoe meer ik ook een onrustig gevoel waarnam; een soort steigerend verlangen om weer één te zijn met de motor. Ik was verbijsterd, wat een wonderlijk fenomeen! Het gerustellende vond ik wel dat als ik naast me naar mijn vriendje keek ik hetzelfde bij hem zag gebeuren. Af en toe verstarde zijn blik, trok hij zich meer terug dan op zomerse dagen en begon op de meest onverwachte momenten over motoren te praten.Toen was het zover: een frisse, eerste lentedag. De motors waren opgepoetst, filtertjes vervangen, pakken uit de mottenballen en laarzen glimmend. Arie, de mannelijke uitvoering van mijn CBF, en Sophie stonden parmantig naast elkaar voor de schuurdeur voor hun eerste ritje van het jaar. Mijn buik vlinderde en we hadden afgesproken een route te rijden die we samen hadden uitgestippeld, lekker door weilanden en bossen over mooie, kleine weggetjes en lekker thee drinken in dat gezellige barretje. En daar gingen we. Arie met mijn vriendje voorop en ik met mijn Sophie er achteraan. Hup de eerste bocht en daar achteraan meteen de tweede. Wat een heerlijk gevoel! Van pret begon ik te neuriën in mijn helm en voelde mijn kin gloeien van de frisse wind. Een soort gespannen blijdschap golfde door mijn lijf. Op dat moment reden we op een landelijke weg en zag ik vanuit mijn rechter ooghoek vijf zwanen aan komen vliegen. Wat een prachtige aanblik! Wauw! Ik kon het wel uitjoelen! Wat een feest zeg, vijf zwanen zo laag én mooi én dichtbij! Ik keek naar mijn vriendje op Arie voor mij. Hij leek niks door te hebben, hij zat op zijn motor en keek strak voor zich uit. Ik zocht mijn toeter, waar zat ie ook al weer? Hij moest dit zien, dit natuurschoon, deze prachtige winterse begroeting! Voordat ik de toeter gevonden had waren de zwanen gevlogen en week de weg naar rechts waardoor ik me even moest focussen. Wat zonde zeg! Hij zag het gewoon niet! Ik gromde wat over dat hij ook nooit om zich heen keek en over de aanschaf van microfoontjes in de helm.De weg ging weer verder, we hobbelden wat over oude boerenweggetjes en reden de horizon tegemoet. Een heerlijk vrij gevoel! Ik zette me schrap om een mooie bocht naar rechts te gaan maken, want we zouden zo afslaan om langs dat prachtige kasteeltje te rijden. Zeker in het vroege voorjaar kun je nog zo mooi door de bomen kijken naar de torentjes en stevige muren en wegdromen naar tijden met prinsen, prinsessen en witte paarden. Tot mijn grote verbazing zag ik mijn lieve vriendje rustig rechtdoor rijden. Ik wapperde wat met mijn arm, riep dat hij naar rechts moest. ‘Rechts!’, schreeuwde ik nu echt een stuk harder. Maar het enige effect wat ik ermee bereikte was de tuut in mijn eigen oren. ‘Verd**! Het kasteeltje! De romantiek ligt rechts!’ Maar nee, we reden rechtdoor en ik wist toen zeker dat het verhaal over dat geweldige oriëntatiegevoel van mannen grote onzin is. Ik merkte dat hoe meer ik me opwond hoe meer ik me opgesloten voelde in mijn helm. Een kinderachtige behoefte om te stoppen, de motor in de berm te kiepen, mijn helm af te trekken en heel hard te gaan huilen kreeg bijna grip op me. Maar ik beheerste me, duwde de tranen weg en reed verder, mijn blik gefocust op het wegdek een donderwolkje om mijn helm. Ik gromde in plaats van te neuriën en was blij toen we eindelijk ergens stopten bij een ongezellig restaurantje wat totaal niks weg had van dat leuke cafeetje wat we hadden gepland. Mijn vriendje stapte af, zwaaide zijn lange been over zijn zadel en stapte met een blij hoofd naar mij toe. Het lukte me niet terug te lachen. Onhandig frummelde ik het bandje van mijn helm los, trok het van mijn hoofd en voelde de stoom uit mijn oren weglopen. ‘Je hoorde me niet!’, zei ik lichtelijk verwijtend. Op het moment dat ik het zei, begreep ik hoe belachelijk het klonk: natuurlijk hoorde hij mij niet! Hij keek me even glimlachend aan en zei ‘Zullen we microfoontjes in de helmen laten maken, kunnen we met elkaar kletsen?’, Een zucht van verlichting. Wat een inlevingsvermogen! Dit waren met recht de mooiste en wijste woorden van de dag!Noortje

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Kove 450 Rally

Eerste Test Kove 450 Rally

18 juli, 2024

Anderhalf jaar geleden debuteerde het Chinese Kove uit het niets uitstekend in de Dakar Rally. De tweede rally ...
Direct meer lezen? Neem een jaarabonnement
  • Direct toegang tot het digitale archief met meer dan 350 magazines.
  • 24 uitgaven per jaar
  • Elke twee weken thuis in de bus
Direct toegang aanvragen
Een jaar MotoPlus voor slechts 55,-